In deze zaak hebben eisers, [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, omdat verweerder geen beslissing op bezwaar heeft genomen na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 24 december 2021. De rechtbank had in die uitspraak het beroep tegen het besluit van 28 oktober 2021 ter behandeling als bezwaar naar verweerder verwezen. Eisers hebben verweerder op 5 mei 2022 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de eerdere uitspraak een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eisers de vereiste ingebrekestelling hebben gedaan, maar dat verweerder nog steeds niet heeft gereageerd. Op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank geconcludeerd dat verweerder een dwangsom moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van 42 dagen.
De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Daarnaast moet verweerder een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers, die zijn vastgesteld op € 379,50,-. Ook moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eisers vergoeden.