In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor proceskosten, welke was afgewezen door verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag was gedaan op basis van de Participatiewet (Pw) en dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van deze bijstand. De rechtbank oordeelde dat de proceskosten, waarvoor de eiser bijstand vroeg, als een schuld aan een derde moesten worden beschouwd, wat in strijd was met de bepalingen van de Pw. De eiser had op het moment van de aanvraag een bijstandsuitkering en beschikte over middelen om in zijn noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake was van zeer dringende redenen die een uitzondering op de regels zouden rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen recht had op de aangevraagde bijstand. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Ettikhoven, en is openbaar uitgesproken.