Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.[gedaagde sub 1]
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De zaak in het kort
3.De feiten
4.De vordering en het verweer
5.De beoordeling
Toetsingskader kortgedingprocedure
1.016,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze kortgedingprocedure tussen buren, [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 1] c.s., staat de vraag centraal of de beoogde uitbouw van [gedaagde sub 1] c.s. aan haar woning onrechtmatige hinder zal veroorzaken voor [eiser sub 1] c.s. De voorzieningenrechter heeft op 17 mei 2022 geoordeeld dat de te verwachten hinder niet onrechtmatig is. [eiser sub 1] c.s. vorderde dat [gedaagde sub 1] c.s. geen aanvang mocht maken met de uitbouw, omdat deze volgens haar zou leiden tot een significante afname van zonuren en uitzicht. [gedaagde sub 1] c.s. betwistte deze claims en stelde dat de hinder niet onaanvaardbaar was. De voorzieningenrechter concludeerde dat, zelfs als de afname van zonuren 17,27% zou zijn, dit niet de grens van onaanvaardbare hinder overschreed. Ook het verlies van uitzicht werd niet als onrechtmatig beoordeeld, aangezien er geen recht op uitzicht bestaat. De vordering van [eiser sub 1] c.s. werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s.