ECLI:NL:RBMNE:2022:2680

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
UTR 20/3131
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing parkeerbelasting en organisatorische tekortkomingen bij de behandeling van beroepsprocedures

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag van € 64,54 die aan eiser is opgelegd omdat hij op 19 mei 2020 zonder parkeerbelasting te betalen zijn auto had geparkeerd in Veenendaal. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, omdat hij meent dat er iets fout is gegaan bij het instellen van Parkmobile. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat eiser heeft doen besluiten om beroep in te stellen. De rechtbank heeft de zaak op 21 juni 2022 behandeld, waarbij eiser telefonisch deelnam, terwijl verweerder zonder bericht niet aanwezig was.

De rechtbank heeft geconstateerd dat er een gebrek aan communicatie en organisatie was aan de zijde van verweerder. Meerdere verzoeken om informatie over de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar zijn door verweerder genegeerd. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke vertraging in de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de organisatorische chaos aan de zijde van verweerder de oorzaak is van de lange duur van de procedure. Eiser heeft verklaard dat hij door deze vertraging niet meer goed weet hoe de situatie is verlopen, wat de rechtbank begrijpelijk acht.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser het voordeel van de twijfel moet krijgen en dat het beroep gegrond is. De uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag zijn vernietigd, en verweerder is verplicht om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3131

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veenendaal, verweerder.

Inleiding en procesverloop

Met de beschikking van 19 mei 2020 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag van € 64,54 opgelegd, omdat hij op die dag zonder parkeerbelasting te betalen zijn auto had geparkeerd in Veenendaal. Eiser heeft bezwaar gemaakt, omdat er iets fout was gegaan bij het instellen van Parkmobile. Hij vindt dat de parkeercontroleurs hem daar op hadden kunnen wijzen toen hij hen op straat tegen kwam.
Met een uitspraak op bezwaar met de datum 27 mei 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder vindt dat de fout met Parkmobile voor risico van eiser komt. Op 28 augustus 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Dat is op 31 augustus 2020 door de rechtbank ontvangen. Op 21 juni 2022 heeft de rechtbank de zaak op een online zitting behandeld. Eiser heeft op zijn verzoek telefonisch deelgenomen. Verweerder was zonder bericht niet aanwezig.

Het (gebrek aan) contact met verweerder

Op 14 september 2020 heeft de griffier van de rechtbank verweerder schriftelijk bericht over de ontvangst van eisers beroep.
Op 20 oktober 2020 heeft de griffier van de rechtbank verweerder schriftelijk verzocht om informatie te geven over de wijze waarop de uitspraak op bezwaar bekend is gemaakt. Verweerder heeft niet op deze brief gereageerd.
Op 20 november 2020 heeft de griffier van de rechtbank verweerder opnieuw schriftelijk om deze informatie gevraagd. Verweerder heeft niet op deze brief gereageerd.
Op 29 december 2020 heeft de griffier van de rechtbank telefonisch contact proberen te krijgen met verweerder. Dat is niet gelukt.
Op 13 januari 2021 heeft de griffier van de rechtbank verweerder opnieuw schriftelijk om de informatie over de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar gevraagd. Verweerder heeft niet op deze brief gereageerd.
Uit andere procedures over parkeerbelastingen in Veenendaal was de rechtbank er inmiddels mee bekend dat het bedrijf P1 On Street namens verweerder beroepsprocedures behandelt. De rechtbank heeft hierop het postadres van P1 On Street in Den Haag voor het vervolg van de procedure aangehouden.
Op 16 april 2021 heeft de griffier van de rechtbank via P1 On Street schriftelijk aan verweerder verzocht om de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank te sturen. Op 8 juli 2021 heeft de rechtbank de op de zaak betrekking hebbende stukken ontvangen van de directeur van P1 On Street.
Op 19 augustus 2021 heeft de griffier van de rechtbank via P1 On Street verweerder opnieuw schriftelijk verzocht om informatie te geven over de wijze waarop de uitspraak op bezwaar bekend is gemaakt. Met een brief van 3 september 2021 heeft de directeur van P1 On Street de rechtbank verzocht om uitstel om daaraan te voldoen. De griffier heeft uitstel verleend, maar verweerder en P1 On Street hebben niet meer gereageerd.
Op 21 januari 2022 heeft de griffier partijen schriftelijk uitgenodigd voor de online zitting van 8 maart 2022.
Op 7 maart 2022 heeft een medewerker van P1 On Street eerst telefonisch en daarna per e-mail contact gezocht met de rechtbank, en verzocht om uitstel van de zitting vanwege een overlijden in de familie van degene die de zitting zou bijwonen namens verweerder. De e-mail vermeldt het postadres en de website van P1 On Street. Volgens het handelsregister is P1 On Street de handelsnaam van P1 On Street Management B.V., maar de e-mail vermeldt het nummer uit het handelsregister van Q-Park Operations Netherlands VI B.V.
De rechtbank heeft het gevraagde uitstel toegewezen en de zitting van 8 maart 2022 is niet doorgegaan.
Op 14 maart 2022 heeft de griffier van de rechtbank via P1 On Street schriftelijk aan verweerder laten weten dat de rechtbank er niet mee bekend is dat P1 On Street dan wel Q-Park Operations Netherlands VI B.V. deze beroepsprocedure namens verweerder voert, en is verzocht om de naam van de gemachtigde van verweerder en een procesmachtiging over te leggen. Verweerder heeft niet op deze brief gereageerd.
Op 30 maart 2022 heeft de griffier van de rechtbank telefonisch contact gezocht met degene die bij P1 On Street bij de procedure is betrokken. Hoewel werd toegezegd dat de griffier zou worden teruggebeld is dat niet gebeurd.
Op 31 maart 2022 heeft de griffier van de rechtbank telefonisch contact gezocht met degene die bij P1 On Street bij de procedure is betrokken. Hoewel werd toegezegd dat de griffier zou worden teruggebeld is dat niet gebeurd.
Op 12 april 2022 heeft de griffier van de rechtbank verweerder een brief gestuurd, zowel aan het postadres van de gemeente als aan het postadres van P1 On Street. In de brief is verwezen naar de brief van 14 maart 2022 en naar de mislukte pogingen tot telefonisch contact. In de brief staat vervolgens dat de rechtbank hieruit de gevolgtrekking heeft gemaakt dat verweerder niet door een externe gemachtigde wordt vertegenwoordigd, en dat stukken in deze procedure opnieuw aan het postadres van de gemeente Veenendaal zullen worden gericht. Verder is verzocht om verhinderdata door te geven voor het plannen van een nieuwe zitting. Verweerder heeft niet op deze brief gereageerd.
Op 9 mei 2022 heeft de griffier partijen schriftelijk uitgenodigd voor de online zitting van 21 juni 2022. Verweerder is zonder afmelding of ander bericht niet op deze zitting verschenen.

Overwegingen

1. Als iemand beroep instelt, beoordeelt de rechtbank eerst of dat tijdig is gebeurd. In deze zaak zit er veel meer tijd tussen de datum van de uitspraak op bezwaar en de datum van het beroepschrift dan de duur van de beroepstermijn van zes weken. Afhankelijk van de reden die eiser daarvoor geeft moet de rechtbank dan vaststellen of de uitspraak op bezwaar daadwerkelijk bekend is gemaakt op de datum die daarop vermeld staat. Het kan zo zijn dat de uitspraak pas later verstuurd is en dat het beroep daarom toch op tijd is ingesteld, of dat er een goede reden is voor de termijnoverschrijding.
2. De rechtbank heeft verweerder in het licht hiervan meerdere malen verzocht om informatie over de wijze waarop de uitspraak op bezwaar bekend is gemaakt. De brieven die daarover zijn verstuurd zijn verzoeken om schriftelijke inlichtingen in de zin van artikel 8:45, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van het tweede lid was verweerder als bestuursorgaan verplicht om aan die verzoeken te voldoen. Verweerder heeft niet aan de verplichting om inlichtingen geven te voldaan. Op grond van artikel 8:31 van de Awb kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen.
3. De rechtbank staat voor de vraag welke gevolgtrekkingen nu moeten worden gemaakt. Daarbij betrekt zij het gehele handelen van de zijde van verweerder zoals dat hiervoor is beschreven. Het beeld dat hieruit naar voren komt is dat verweerder de organisatie van de behandeling van beroepsprocedures bij de rechtbank totaal niet op orde heeft en dat op geen enkele wijze duidelijk is wie voor die procedures verantwoordelijk is. Het is aan deze organisatorische chaos te wijten dat de behandeling van een simpele zaak over een parkeerbelasting ongelofelijk lang heeft moeten duren. Eiser heeft op de zitting van 21 juni 2022 gezegd dat hij inmiddels niet meer goed weet hoe een en ander ruim twee jaar geleden is gelopen, of hij de uitspraak op bezwaar heeft ontvangen en wanneer dat dan was. Dat vindt de rechtbank begrijpelijk en is een gevolg van de vertraging die door verweerder is ontstaan. De rechtbank zal er daarom ten gunste van eiser nu van uitgaan dat hij tijdig beroep heeft ingesteld. De zaak kan daarom inhoudelijk worden behandeld.
4. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder gezegd dat het eisers verantwoordelijkheid is om goed te controleren of er niets mis gaat met Parkmobile. Daar heeft verweerder een punt. Maar eiser heeft in zijn bezwaarschrift ook uitgelegd hoe het op 19 mei 2020 is gegaan: de parkeercontroleurs zagen hem uit zijn auto komen en groetten hem op weg naar de apotheek. Verweerder heeft niet de moeite genomen om in de motivering van de uitspraak op bezwaar op dit punt in te gaan, heeft geen verweerschrift gestuurd toen eiser vervolgens in beroep ging en heeft eiser vervolgens ruim anderhalf jaar laten wachten tot de zitting bij de rechtbank, waar vervolgens ook niemand verscheen om uitleg te geven. En in het dossier zitten ook geen verklaringen van de parkeercontroleurs. Tegen de achtergrond van deze gang van zaken gebruikt de rechtbank haar bevoegdheid uit artikel 8:31 van de Awb op een ruime manier, waarbij eiser het voordeel van de twijfel krijgt. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigen. Verweerder moet de naheffingsaanslag die eiser al heeft betaald dus terugbetalen. De rechtbank zal ook bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 48,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
C.L. Fix, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat