de vrouw met inachtneming van het navolgende te machtigen om het onroerend goed aan de [adres] ( [postcode] ) in [plaats 1] te gelde te maken en in dat kader alles te doen wat voor de verkoop en levering van de woning noodzakelijk is;
de man te veroordelen om binnen 7 dagen na het te wijzen vonnis één makelaar van één van de vier makelaarskantoren, zijnde [makelaarskantoor 2] of [makelaarskantoor 3] of [makelaarskantoor 4] of [makelaarskantoor 5] , allen gevestigd in [plaats 1] , aan te wijzen en dat dit de makelaar is aan wie partijen ter zake de woning de verkoopdracht verstrekken, waarbij geldt dat indien de man niet binnen voornoemde termijn een keuze maakt, de vrouw de makelaar uitkiest aan wie de verkoopopdracht wordt verstrekt;
de man te veroordelen om binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis de daartoe geëigende verkoopopdracht aan de makelaar zoals bedoeld in f) te ondertekenen, alsmede te bepalen dat, bij gebreke daarvan, het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de toestemming van de man tot het verstrekken van een verkoopopdracht en ondertekenen van de verkoopopdracht aan de onder f) bedoelde makelaar;
te bepalen dat indien partijen niet binnen twee weken na de aanwijzing voor/van een makelaar als hiervoor bedoeld onder f) tot overeenstemming zijn gekomen over de vraag- en laatprijs voor de woning (vrij van gebruik en/of huur), deze makelaar, gelijk de datum van levering zal bepalen, waarbij beide partijen zich verder dienen te richten naar de (verkoop)adviezen van deze makelaar, waaronder die met betrekking tot de eventueel na verloop van tijd te wijzigen vraag- en laatprijs en dat de makelaar gerechtigd is om de vraag- en laatprijs te wijzigen;
te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de man tot het in de verkoop houden van de woning bij de makelaar als bedoeld onder e);
te bepalen dat de man gerechtigd is om mee te bieden en het hoogste bod van een of meerdere derden te evenaren en zodoende de woning tegen het hoogste bod toegescheiden te krijgen, onder de voorwaarde dat de vrouw ter zake de hypothecaire geldleningen volledig wordt ontslagen uit de hoofdelijkheid, althans indien de voorzieningenrechter oordeelt dat de man de woning tegen een NWWI taxatie toegescheiden zou mogen krijgen, deze waarde te verhogen met minstens € 40.000,- en dit (de taxatiewaarde + € 40.000,-) als de waarde van de woning te bepalen, althans – indien en voor zover de voorzieningenrechter niet overgaat tot deze verhoging met € 40.000,- – de man voor de duur van minstens 3 jaar, te rekenen vanaf het moment van levering van het aandeel in de woning van de vrouw aan hem, te verbieden om deze woning, op straffe van de verbeurte aan de vrouw van een onmiddellijk opeisbare boete van € 100.000,- aan een of meerdere derden te verkopen (en leveren);
in het geval er door de voorzieningenrechter wordt geoordeeld conform het hiervoor in j) bedoelde, te bepalen dat indien en voor zover de man niet in staat zal zijn om de vrouw uiterlijk binnen 3 maanden na het te wijzen vonnis uit de hoofdelijkheid van de hypothecaire geldleningen te (doen) ontslaan, de woning uiterlijk binnen 4 maanden na het te wijzen vonnis in de verkoop dient te worden gezet en daarbij te gelasten dat de man daaraan, onvoorwaardelijk en onherroepelijk alle vereiste medewerking dient te verlenen, ook aan de verkoop en levering van de woning aan de derde(n), op straffe van de verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag tot een maximum van € 50.000,- dat de man hieraan, binnen 3 dagen na daartoe gesommeerd te zijn, zijn medewerking weigert, met het verzoek aan de rechtbank om, indien partijen daarin niet in onderling overleg slagen een verkoopmakelaar te kiezen, op voorhand reeds een verkoopmakelaar aan te wijzen (niet zijnde een der makelaars van het door de man voorgestelde makelaarskantoor) en te bepalen dat alle verkoopkosten, daaronder bijvoorbeeld die van de verkoopmakelaar te verstaan, bij helfte tussen partijen worden gedeeld;
te bepalen dat het wijzen vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de door de notaris op te stellen akte van levering met betrekking tot de onder e) genoemde woning, voor zover het betreft het verlenen van toestemming van de man tot die levering en dat de verkoopopbrengst, zijnde de verkoopsom minus de hypotheeksom en verkoopkosten (daaronder bijvoorbeeld de makelaarskosten te verstaan) in depot bij de notaris blijft staan, totdat hierover in de bodemprocedure is beslist;
de man in reconventie te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw te voldoen de kosten van deze procedure (proceskosten van de vrouw);
voor het geval voldoening van de onder m) bedoelde kosten niet binnen 14 dagen na datum vonnis plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
voor het geval niet binnen 14 dagen na datum vonnis volledig aan de inhoud ervan is voldaan, onder afgifte van een bevelschrift ex artikel 237 lid 4 Rv, voor nakosten een bedrag van € 205,- dan wel, indien betekening van het in dezen te wijzen vonnis plaatsvindt voor nakosten van € 273,-.