In deze zaak heeft de vader, die geen gezag heeft over zijn kinderen, een kort geding aangespannen tegen de moeder, die wel het gezag heeft. De vader vordert toestemming om met zijn jongste kind, [minderjarige 2 (voornaam)], op vakantie naar Duitsland te gaan van 11 tot 15 juli 2022. De moeder weigert deze toestemming en voert aan dat de vader niet in staat is om adequaat voor het kind te zorgen, gezien zijn autisme en de kwetsbaarheid van [minderjarige 2 (voornaam)], die ADHD en andere problemen heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vader in beginsel geen toestemming van de moeder nodig heeft om met het kind op vakantie te gaan, en dat de moeder onrechtmatig handelt door het toestemmingsformulier niet te ondertekenen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vader toe, inclusief de afgifte van het reisdocument voor [minderjarige 2 (voornaam)]. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 6 juli 2022.