In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, een psychiatrisch patiënt zonder vaste woon- of verblijfplaats, tegen het door de burgemeester van Almere opgelegde gebiedsverbod voor het gebied Almere Centrum. Dit gebiedsverbod is opgelegd voor de periode van 5 juni 2022 tot 5 september 2022, naar aanleiding van een bestuurlijke rapportage die meldde dat verzoeker zich schuldig had gemaakt aan herhaaldelijke verstoringen van de openbare orde. Verzoeker is het niet eens met dit besluit en heeft bezwaar gemaakt, met het doel om zich weer vrij te kunnen bewegen in het centrum van Almere totdat er op zijn bezwaarschrift is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 juni 2022 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoeker als de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren. De burgemeester heeft in zijn besluit rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, maar heeft geconcludeerd dat het gebiedsverbod noodzakelijk is voor de bescherming van de openbare orde. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid meer gewicht heeft toegekend aan het algemene belang van de openbare orde dan aan de persoonlijke belangen van verzoeker. Het gebiedsverbod heeft volgens de burgemeester enig nuttig effect, aangezien het aantal overlastmeldingen is afgenomen sinds de maatregel is opgelegd.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat verzoeker zich niet mag begeven in het gebied Almere Centrum totdat er op zijn bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening en dat verzoeker de behandeling van zijn bezwaar zal moeten afwachten. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.