ECLI:NL:RBMNE:2022:2664

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
540098 / HA RK 22-127
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure wegens afwijzing uitstel mondelinge behandeling

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. J.K.J. van den Boom, de behandelend rechter in de hoofdzaak met zaaknummer C/16/515994. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de advocaat van verzoeker, mr. R. van Domselaar, op 8 juni 2022, naar aanleiding van de afwijzing door de rechter van een verzoek om de mondelinge behandeling uit te stellen vanwege gezondheidsklachten van de advocaat. De wrakingskamer heeft de procedure openbaar behandeld op 21 juni 2022, waarbij zowel de advocaat van verzoeker als de rechter aanwezig waren.

De wrakingskamer heeft beoordeeld of de beslissing van de rechter om het verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling niet te honoreren, blijk gaf van (schijn van) vooringenomenheid. De rechter had in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat de mondelinge behandeling al twee keer eerder was uitgesteld en dat hij de partijen zo snel mogelijk duidelijkheid wilde geven over de vorderingen. Hij had bovendien voorgesteld dat de advocaat online zou deelnemen aan de zitting, wat niet door de advocaat werd opgepakt.

De wrakingskamer concludeerde dat de rechter bij zijn beslissing een belangenafweging had gemaakt en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren, werd genomen op basis van de overwegingen dat de rechter niet onpartijdig was en dat de afwijzing van het uitstelverzoek geen grond voor wraking opleverde. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 540098 / HA RK 22-127
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
5 juli 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),
advocaat mr. R. van Domselaar,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van 8 juni 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 10 juni 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 21 juni 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). De advocaat van verzoeker is bij de mondelinge behandeling verschenen en heeft spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Ook mr. J.K.J. van den Boom is verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.K.J. van den Boom als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/515994 (hierna: de hoofdzaak).
2.2.
Aan het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende ten grondslag gelegd. In de hoofdzaak is namens verzoeker een verzoek ingediend om de mondelinge behandeling uit te stellen vanwege gezondheidsklachten van de advocaat van verzoeker. Dit verzoek is door de rechter om diverse redenen afgewezen. Volgens verzoeker rechtvaardigen de door de rechter aangevoerde redenen op geen enkele wijze om van verzoeker te verlangen dat hij zonder zijn advocaat naar de zitting zou komen. Verzoeker heeft recht op en belang bij een advocaat die in gezonde toestand zijn standpunt kan toelichten. In de hoofdzaak is verzoeker zelfs verplicht om bijgestaan te worden door een advocaat. De rechter wilde koste wat kost de mondelinge behandeling door laten gaan en is hierbij de belangen van verzoeker uit het oog verloren. De rechter heeft op geen enkele wijze aangegeven dat ervoor zou worden gezorgd dat de belangen van verzoeker zouden worden gewaarborgd. Door te beslissen de zitting toch door te laten gaan, heeft de rechter de schijn van vooringenomenheid gewekt.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie voert hij aan dat de mondelinge behandeling al twee keer eerder was uitgesteld en dat daarom de achterliggende gedachte bij het niet honoreren van het uitstelverzoek was dat hij door middel van een vonnis partijen zo snel mogelijk duidelijkheid wilde geven over de vorderingen van verzoeker. In verband daarmee heeft de rechter het voorstel gedaan aan de advocaat van verzoeker om de zitting online bij te wonen en op die manier het woord te kunnen voeren. Daartoe waren ook al voorbereidingen getroffen. Op dat voorstel is door de advocaat niet meer gereageerd. Indien de advocaat geen gebruik zou willen of kunnen maken van de mogelijkheid om de zitting online bij te wonen, had de rechter zich voorgenomen om aan het begin van de zitting met verzoeker te bespreken hoe om te gaan met de omstandigheid dat zijn advocaat niet bij de behandeling aanwezig kon zijn. Een optie daarvoor was bijvoorbeeld verzoeker de gelegenheid te geven zelf te reageren op de stellingen van de wederpartij in de hoofdzaak en dan aan het einde van de zitting te bepalen of er nog behoefte bestond aan de zijde van verzoeker om zijn advocaat nog een akte te laten nemen. Op die manier zou het tijdsverlies minimaal zijn geweest en zouden de belangen van verzoeker voldoende gewaarborgd zijn. Tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer heeft de rechter gezegd dat het wellicht beter was geweest als hij dit voornemen ook zou hebben medegedeeld.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De beslissing van de rechter om het verzoek van de advocaat tot het aanhouden van de mondelinge behandeling niet te honoreren, is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer is van oordeel dat niet aan deze maatstaf wordt voldaan.
De rechter heeft bij het beoordelen van het aanhoudingsverzoek een belangenafweging gemaakt. Dit blijkt uit de e-mail van de rechter aan de advocaat van verzoeker, waarin hij meedeelt welke andere belangen (van de wederpartij en van een goede procesorde) hem ertoe gebracht hebben het verzoek tot aanhouding van de zitting af te wijzen, en de mogelijkheid oppert dat de advocaat van verzoeker via een online verbinding deelneemt aan de zitting. Dat in deze e-mail de belangen van verzoeker die de advocaat aan het aanhoudingsverzoek ten grondslag had gelegd, niet worden herhaald, betekent niet dat de rechter deze belangen bij het nemen van zijn beslissing niet voor ogen heeft gehad. Er is dan ook geen aanleiding voor de wrakingskamer om te oordelen dat de beslissing de mondelinge behandeling te laten doorgaan, blijk geeft van de door verzoeker gestelde (schijn van) vooringenomenheid.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de advocaat van verzoeker, de rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/515994 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. A.M. Crouwel en
mr. H.J. Bos als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. I.C. de Zeeuw-‘t Lam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.