Uitspraak
1.De procedure
- het proces-verbaal van de zitting van 3 juni 2022 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek gericht tegen mr. G.P. Loman;
- de e-mail van het secretariaat van de wrakingskamer van 7 juni 2022 met daarin het verzoek aan verzoekers om uiterlijk 9 juni 2022 de wrakingsgronden aan te leveren;
- de brief van 9 juni 2022 van verzoekers met daarin de wrakingsgronden;
- de brief van 10 juni 2022 van mr. P.C. van der Voorn, namens de Sociale Verzekeringsbank;
- de brief van 12 juni 2022 van verzoekers met daarin aanvullende wrakingsgronden;
- de schriftelijke reactie van mr. G.P. Loman van 17 juni 2022.
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
als het griffierecht niet wordt betaald en u krijgt geen vrijstelling dan kunnen we het ook niet hebben over de inhoud van de zaak’. Volgens verzoekers moeten deze opmerkingen van de rechter worden aangemerkt als een beslissing over het griffierecht waarbij het beginsel van hoor en wederhoor niet is toegepast. Maar dat het hier ging om een beslissing van de rechter blijkt niet uit het proces-verbaal. Uit het proces-verbaal volgt namelijk dat de heer [verzoeker] en de gemachtigde van de Svb na die opmerkingen van de rechter nog de gelegenheid hebben gekregen om hun standpunten over de inhoudelijke zaken toe te lichten, en dat de rechter na die toelichting heeft gezegd: ‘
Wat mij betreft gaan we de zaken tegen de Svb vanmiddag behandelen. Dat betekent dat ik ook het griffierecht aan de orde moet stellen.’. Uit deze laatste mededeling blijkt volgens de wrakingskamer dat er nog geen sprake was van een beslissing van de rechter over het griffierecht, en dat hij dit punt juist nog wilde bespreken met verzoekers. Maar direct hierna heeft de heer [verzoeker] het wrakingsverzoek ingediend. Uit het verloop van de zitting voorafgaand aan het wrakingsverzoek kan gelet op het voorgaande geen vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid.