ECLI:NL:RBMNE:2022:2658
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde C. van Abbe, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap, die de WOZ-waarde van zijn woning had vastgesteld op € 346.000,- per 1 januari 2020. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 325.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via een Teams-beeldverbinding op 7 april 2022, waarbij ook de gemachtigde van verweerder, R. Janmaat, en een taxateur aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet hoger is dan de waarde in het economisch verkeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar een taxatiematrix heeft overgelegd waarin de woning van eiser wordt vergeleken met vier referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen goed bruikbaar zijn en dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Eiser's argumenten over de brandgang en het onderhoudsniveau van de woning zijn door de rechtbank niet overtuigend bevonden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 346.000,- in stand blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.