ECLI:NL:RBMNE:2022:2654
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak. Eiser, eigenaar van een woning aan de [adres 1] in [plaats 1], had beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 491.000,- voor het belastingjaar 2021, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. Eiser betwistte de waarde en stelde dat deze lager zou moeten zijn, namelijk € 452.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via een Teams-beeldverbinding op 7 april 2022, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen zijn gebruikt. Eiser voerde aan dat de indexering van de verkoopcijfers niet inzichtelijk was gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning op 1 januari 2020 niet hoger was dan de waarde in het economisch verkeer, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.