5.2De rechtbank vindt dit aannemelijk. Het standpunt van verweerder wordt ook bevestigd door prijzen per kubieke meter van de refrentiewoningen: de kubieke meterprijs van de referentiewoningen aan de [adres 2] en [nummer] (€ 1.239,- en € 1.305,-) ligt aanzienlijk hoger dan de kubieke meterprijs van de referentiewoning aan de [adres 3] (€ 1.001,-). Er moet dus vanuit worden gegaan dat rond de waardepeildatum verkochte woningen aan de [straat 1] minder bruikbaar zijn voor de vergelijking dan rond de waardepeildatum verkochte woningen aan de [straat 3] . Het had op de weg van verweerder gelegen om toe te lichten waarom de referentiewoning aan de [adres 3] toch bruikbaar is voor de vergelijking, maar dit heeft verweerder niet gedaan. Eiser heeft er vervolgens terecht op gewezen dat de woning aan de [adres 4] rond de waardepeildatum is verkocht en een lagere waarde van de woning onderbouwt. Deze woning, die in bezwaar wel, maar in beroep niet als referentiewoning is gebruikt, is verkocht voor € 375.000,- en heeft, na indexering, een kubieke meterprijs van € 944,-. Op de zitting is met partijen vastgesteld dat als deze woning in de taxatiematrix zou worden betrokken in plaats van de referentiewoning [adres 3] ,-, de kubieke meterprijs van de woning op € 1.162,- zou neerkomen. De waarde van de economisch verkeer komt daarmee lager uit dan de beschikte waarde. Gelet hierop heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
6. Omdat verweerder niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, komt de vraag aan de orde of eiser de door hem verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt.
Heeft eiser de waarde aannemelijk gemaakt?
7. Omdat verweerder er niet in geslaagd is aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, komt de vraag aan de orde of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar voorgestane waarde van € 284.000,- niet te laag is. De rechtbank is van oordeel dat eiseres daarin niet is geslaagd. Zij heeft de waarde namelijk niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met een taxatierapport.
8. Partijen hebben de waardes die zij voorstaan beide niet aannemelijk gemaakt. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden zal de rechtbank de waarde schattenderwijs vaststellen op € 340.000,-. De rechtbank zal verder bepalen dat verweerder de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig vermindert.
Proceskosten en griffierecht
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.620,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 269,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1).