ECLI:NL:RBMNE:2022:2627

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/4339
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning voor het bouwen van een erker en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding

In deze zaak gaat het om de omgevingsvergunning die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden heeft verleend aan een vergunninghouder voor het bouwen van een erker op een perceel in de gemeente. Eiseres, die in de nabijheid woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en is in beroep gegaan nadat haar bezwaar ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 juni 2022, waarbij eiseres in persoon aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning voor de bouw van de erker kon worden verleend, maar de discussie ging vooral over de vraag of de vergunning ook kon worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan. Eiseres betoogde dat de erker te hoog was en dat dit haar woon- en leefmilieu ernstig aantastte. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid van de afwijkingsbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en dat de vergunninghouder niet wezenlijk meer uitzicht op het perceel van eiseres kreeg dan hij al had.

Eiseres heeft ook schadevergoeding gevraagd, maar de rechtbank wees dit verzoek af omdat eiseres de schade niet had onderbouwd en het college de vergunning rechtmatig had verleend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. M.W.A. Schimmel en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4339

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] ,

eiseres
en
het
college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden(het college), verweerder
(gemachtigden: A.M.J de Braal en A. den Braven).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de omgevingsvergunning die het college met het besluit van 18 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verleend aan [A] (de vergunninghouder) voor het wijzigen van gevelindelingen op het perceel [adres 1] in [plaats] (de omgevingsvergunning). Het gaat daarbij meer specifiek om het bouwen van een erker. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit bouwen van een bouwwerk en voor de activiteit afwijken van een bestemmingsplan, op grond van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.
2. Eiseres woont op het perceel [adres 2] in [plaats] en heeft bezwaar gemaakt tegen de verlening van de omgevingsvergunning. Op 17 september 2021 heeft de Commissie bezwaarschriften Vijfheerenlanden (de commissie) het college geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren en het primaire besluit – onder aanvulling van de motivering voor de binnenplanse afwijking – in stand te laten. In de beslissing op bezwaar van 20 september 2021 (het bestreden besluit) heeft het college dat advies gevolgd, de motivering voor de binnenplanse afwijking aangevuld en het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft vervolgens op 31 mei 2022 nog aanvullende stukken ingediend. Het beroep is behandeld op de zitting van 9 juni 2022. Eiseres is in persoon verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Het geschil

4. Eiseres wil dat de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en dat de erker (die inmiddels is gebouwd) wordt verwijderd. Eiseres vindt dat het college met de omgevingsvergunning ten onrechte is afgeweken van het bestemmingsplan. Ook stelt eiseres dat het college en de commissie niet onpartijdig zijn. Daarnaast verzoekt eiseres om schadevergoeding.
5. Verweerder blijft bij het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak uitsluitend gaat om de vraag of het college in het bestreden besluit de omgevingsvergunning voor de aanleg van de erker heeft kunnen verlenen aan de vergunninghouder, en of eiseres in dat verband mogelijk recht heeft op schadevergoeding. De beroepsgronden van eiseres die niet zien op het bestreden besluit maar op vermeend gedrag van de vergunninghouder (zoals dat er misbruik is gemaakt van het perceel en de eigendommen van eiseres en dat er een aanslag op het leven van eiseres is gepleegd in opdracht van vergunninghouder) vallen dan ook buiten de omvang van het geding. Dat betekent dat die beroepsgronden dus niet in het kader van deze zaak door de rechtbank kunnen worden behandeld.
7. Bij de beoordeling van het beroep gaat de rechtbank uit van het volgende toetsingskader.
Toetsingskader
8. In dit geval staat niet ter discussie dat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kon worden verleend. De discussie gaat daarentegen over de vraag of de omgevingsvergunning kon worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan.
9. Uit artikel 2.12, eerste lid onder a, sub 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) volgt dat een omgevingsvergunning voor een activiteit in strijd met een bestemmingsplan kan worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, en met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels over afwijking.
10. Uit artikel 19.2.2, onder h, sub 3 van het bestemmingsplan Reparatieplan Buitengebied Zederik (het bestemmingsplan) volgt dat de bouwhoogte van erkers niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw. In artikel 36.7 van het bestemmingsplan is echter opgenomen dat voor een goede aansluiting van nieuwe bebouwing op bestaande bebouwing het college ontheffing kan verlenen van deze maatvoering, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1) de goot- en/of nokhoogtes sluiten aan bij de aanwezige bebouwing waar fysiek op aangesloten wordt;
2) er is sprake van een zorgvuldige stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing in de omgeving;
3) binnen het bestemmingsvlak ontstaat een ruimtelijke eenheid van bebouwing;
4) het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
11. De vraag waar het in deze zaak om gaat is of het college in dit geval van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 36.7 van het bestemmingsplan gebruik heeft kunnen maken. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheid dient het college te onderzoeken of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen de belangen van omwonenden, in dit geval de belangen van eiseres, meegewogen te worden. De rechtbank kan de uitoefening van die bevoegdheid slechts terughoudend toetsen. Het gaat er dan om of het college in redelijkheid van die afwijkingsbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
De verlening van de omgevingsvergunning
12. Eiseres is het niet eens met de binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan en stelt dat de erker te hoog is. Door de hoge erker heeft de vergunninghouder volgens eiseres namelijk uitzicht op haar hele perceel. Daardoor wordt haar leefmilieu ernstig aangetast, zo stelt eiseres.
13. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. Het college heeft in het bestreden besluit uitgelegd dat en waarom de te bouwen erker volgens hem voldoet aan elk van de in artikel 36.7 van het bestemmingsplan genoemde voorwaarden voor binnenplanse afwijking. Daarom voldoet de binnenplanse afwijking volgens het college aan een goede ruimtelijke ordening en kan de omgevingsvergunning voor de erker worden verleend. Het college heeft er in dit verband ook op gewezen dat de vergunninghouder door de erker niet wezenlijk meer uitzicht krijgt op het perceel van eiseres dan hij al had. Er is volgens het college dan ook geen sprake van een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu van eiseres (zoals bedoeld in artikel 36.7, onder 4 van het bestemmingsplan). Tegen die achtergrond vindt de rechtbank dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval is voldaan aan de voorwaarden van artikel 36.7 van het bestemmingsplan en dat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Gelet daarop heeft het college in redelijkheid van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid gebruik kunnen maken en de omgevingsvergunning aan de vergunninghouder kunnen verlenen. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
14. De rechtbank merkt in dit verband nog het volgende op. Voor zover eiseres heeft willen stellen dat haar woon- en leefmilieu ook wordt aangetast door de werkzaamheden van de vergunninghouder in verband met de bouw van de erker, geldt dat dit los staat van de vraag of de omgevingsvergunning al dan niet kon worden verleend. De voorwaarde dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast, ziet blijkens de aanhef van artikel 36.7 van het bestemmingsplan namelijk (alleen) op de maatvoering van de erker, en (dus) niet op de werkzaamheden die nodig zijn voor de aanleg ervan. Deze stellingen van eiseres vallen daarmee dus buiten de omvang van het geding.
15. Voor de stelling van eiseres, dat de gemeente en de commissie niet onpartijdig zijn, heeft eiseres geen onderbouwing gegeven. De rechtbank heeft daarvoor in het dossier ook geen aanknopingspunten kunnen vinden. Daarmee slaagt dus ook deze beroepsgrond niet.
Het verzoek om schadevergoeding
16. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij schade lijdt als gevolg van de werkzaamheden voor de bouw van de erker. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij vindt dat het college die schade moet vergoeden, omdat de verlening van de omgevingsvergunning volgens haar onrechtmatig is. De rechtbank vat dit op als een verzoek om schadevergoeding als gevolg van een onrechtmatig besluit. [1]
17. De rechtbank wijst dit verzoek af. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat eiseres de schade die zij stelt te lijden niet heeft onderbouwd. Alleen al daarom komt de gestelde schade niet voor vergoeding in aanmerking. Bovendien volgt uit wat de rechtbank hierboven heeft overwogen dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid aan de vergunninghouder heeft kunnen verlenen. Gelet daarop is het bestreden besluit – waarmee de verlening van de omgevingsvergunning is gehandhaafd – niet onrechtmatig. Daarmee bestaat geen grond voor de door eiseres van het college gevorderde schadevergoeding. De vraag of de vergunninghouder eventuele schade als gevolg van zijn werkzaamheden aan eiseres dient te vergoeden, ligt niet in deze procedure voor.
Conclusie en gevolgen
18. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Molenaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in combinatie met artikel 8:91 Awb.