Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
1.De stukken
- het vonnis van deze rechtbank van 9 februari 1996 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 24 mei 2000;
- de beslissing van deze rechtbank van 25 mei 2020, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
- de vordering van de officier van justitie van 5 april 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
- het verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 8 maart 2022, opgemaakt door B. Bous (verpleegkundig specialist GGZ, behandelcoördinator) en drs. H.J. Beintema (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar;
- het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 21 april 2022, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, forensisch psychiater;
- het psychologisch onderzoek pro justitia van 1 april 2022, opgemaakt door L.M.L. Thung, klinisch psycholoog;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 24 juli 2020 tot en met 24 januari 2021;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 24 januari 2021 tot en met 24 juli 2021;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 24 juli 2021 tot en met 9 december 2021.
2.Het onderzoek ter terechtzitting
- de officier van justitie, mr. J.A. Bekke;
- betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Z. Boufadiss, advocaat te Amsterdam;
- als deskundige, de aan de [verblijfplaats] verbonden verpleegkundig specialist GGZ en behandelcoördinator B. Bous.
3.Het standpunt van de instelling
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van stoornissen. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
4.Het standpunt van de officier van justitie
5.Het standpunt van de verdediging
6.Het oordeel van de rechtbank
- een antisociale persoonlijkheidsstoornis (primaire diagnose);
- een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken;
- een stoornis in cannabisgebruik, matig/ernstig, in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving;
- een stoornis in alcoholgebruik, licht, in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en zal daarom de maatregel met twee jaren verlengen.