ECLI:NL:RBMNE:2022:2623

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
16/038252-95 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaren in een strafzaak met recidivegevaar

Op 25 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in de zaak van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1969, die eerder ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor doodslag. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd op basis van een vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder eerdere vonnissen en adviezen van deskundigen. Tijdens de zitting zijn de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw gehoord. De deskundigen gaven aan dat er nog steeds sprake is van stoornissen en dat het recidiverisico hoog is. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van de betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de resterende tijd bij een verlenging van één jaar. Daarom is de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, waarbij de rechtbank ook rekening heeft gehouden met de noodzaak van begeleiding en sturing in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/038252-95 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 25 april 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de terbeschikkinggestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in het [verblijfplaats] ,
[adres] te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 9 februari 1996 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 24 mei 2000;
  • de beslissing van deze rechtbank van 25 mei 2020, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 5 april 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 8 maart 2022, opgemaakt door B. Bous (verpleegkundig specialist GGZ, behandelcoördinator) en drs. H.J. Beintema (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar;
  • het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 21 april 2022, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, forensisch psychiater;
  • het psychologisch onderzoek pro justitia van 1 april 2022, opgemaakt door L.M.L. Thung, klinisch psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 24 juli 2020 tot en met 24 januari 2021;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 24 januari 2021 tot en met 24 juli 2021;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 24 juli 2021 tot en met 9 december 2021.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 25 april 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. J.A. Bekke;
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Z. Boufadiss, advocaat te Amsterdam;
  • als deskundige, de aan de [verblijfplaats] verbonden verpleegkundig specialist GGZ en behandelcoördinator B. Bous.

3.Het standpunt van de instelling

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de kliniek toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van stoornissen. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
De instelling adviseert daarom de maatregel te verlengen met twee jaren. Het plan is volgens de deskundige voor nu het aanvragen van begeleid verlof, ook start betrokkene in juni met psychotherapie. De deskundige geeft aan dat, als dat vervolgens goed gaat, onbegeleid verlof zal worden aangevraagd en betrokkene overgeplaatst kan worden naar de uitstroomunit. Het is niet de verwachting dat dat traject binnen twee jaar is doorlopen.
Dit beleid wordt onderschreven door de niet aan de instelling verbonden deskundigen, psycholoog Thung en psychiater Van Os.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie en verzet zich niet tegen de verlenging van de maatregel met twee jaar. De raadsvrouw benadrukt dat betrokkene een positieve start heeft gemaakt in de [verblijfplaats] . Het helpt dat er een duidelijk plan ligt en dat de route is uitgestippeld. Betrokkene heeft daardoor vertrouwen in het plan.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is op 9 februari 1996 veroordeeld voor doodslag. De veroordeling betreft dus een misdrijf dat - zoals dat juridisch wordt genoemd - ‘gericht was tegen of gevaar veroorzaakt heeft voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen’.
Dit betekent dat de tbs niet is gemaximeerd en dus kan worden verlengd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van stoornissen. In het verlengingsadvies worden de volgende stoornissen vermeld:
  • een antisociale persoonlijkheidsstoornis (primaire diagnose);
  • een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken;
  • een stoornis in cannabisgebruik, matig/ernstig, in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving;
  • een stoornis in alcoholgebruik, licht, in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het verlengingsadvies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de instelling, de adviezen van de niet aan de instelling verbonden deskundigen en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Betrokkene is op 9 december 2021 voor een proefplaatsing overgebracht naar de [verblijfplaats] in [vestigingsplaats] . Hoewel het hele (voor-)traject tot de nodige onrust en zorgen heeft geleid bij betrokkene, is hij in samenwerking gebleven. Echter, betrokkene is in maart 2021 wel positief getest op het gebruik van cannabis. Betrokkene gaf aan dat de onzekerheid over zijn toekomst hierbij een rol speelde. Desondanks heeft betrokkene een positieve start gemaakt bij de [verblijfplaats] en is hij per 24 februari 2022 definitief opgenomen in de kliniek in het kader van een nieuwe behandelpoging.
De combinatie van met name de persoonlijkheidsgerelateerde beperkingen/moeilijkheden, de hoge mate van psychopathie en het risicoprofiel maakt het noodzakelijk dat betrokkene vanuit een hoog beveiligde en voor hem vertrouwde omgeving stappen vooruit kan zetten. Vanuit een dergelijke verblijfssituatie kan met de nodige begeleiding, bijsturing en waar nodig begrenzing worden gekeken hoe betrokkene omgaat met de uitbreiding van vrijheden en de toename van verantwoordelijkheden. Duidelijk zal worden wat er aan begeleiding en sturing nodig zal zijn in de toekomst en wat een passend, en voor de maatschappij veilig, eindpunt van betrokkene kan zijn. Aangezien betrokkene zeer recent is gestart met een nieuwe behandelpoging en resocialisatietraject, verwacht het behandelteam dat voor het toewerken naar een voorwaardelijke beëindiging meer tijd nodig is dan twee jaar.
Beoogd wordt om de "koninklijke" route naar voorwaardelijke beëindiging van de maatregel te bewandelen, de geleidelijke route die het best past bij de pathologie en het risiconiveau van betrokkene: van begeleid verlof, naar onbegeleid verlof, naar transmuraal verlof en zo verder. De niet aan de inrichting verbonden deskundigen onderschrijven dit beleid van de inrichting. Het volgen van dit traject heeft als consequentie dat een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel binnen twee jaar niet is te verwachten.
De rechtbank heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en zal daarom de maatregel met twee jaren verlengen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. A.J.R. Buisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool als griffier en in het openbaar uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 april 2022.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.