Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.VORDERING
3.BEOORDELING VAN DE VORDERING
Gemaakte kosten (50%): € 6.300-
€ 3.150.
€ 3.150,-.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die samen met een medepleger was veroordeeld voor het dealen van harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 3.150 bedraagt. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 19.350. De verdediging betwistte de berekening van de ontnemingsvordering op verschillende punten, waaronder de periode waarin de feiten zich zouden hebben voorgedaan en het aantal unieke contacten per dag. De rechtbank heeft de periode van 13 juli 2021 tot 7 november 2021 niet betrokken bij de berekening, omdat onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde in die periode had gedeald. De rechtbank heeft de periode van 7 november 2021 tot 14 februari 2022 als uitgangspunt genomen en kwam tot de conclusie dat de veroordeelde in die periode 70 dagen had gedeald met 9 unieke contacten per dag, wat leidde tot een geschatte opbrengst van € 12.600. Na aftrek van kosten werd het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 6.300, dat gelijkelijk werd verdeeld tussen de veroordeelde en zijn medepleger. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 3.150 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.