ECLI:NL:RBMNE:2022:261

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
07/660045-11 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de tbs-maatregel en overgang naar rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 januari 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die in 2011 ter beschikking was gesteld vanwege opzettelijke brandstichtingen en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel aan de vereisten voor verlenging van de tbs-maatregel wordt voldaan, het doel van terugkeer in de maatschappij beter kan worden bereikt door over te gaan naar een rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang. De rechtbank heeft hierbij gelet op de adviezen van deskundigen en de inrichting, die hebben aangegeven dat de tbs-maatregel beperkend werkt voor de betrokkene en dat een zorgmachtiging meer mogelijkheden biedt voor passende zorg en behandeling.

De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder eerdere vonnissen, rapportages van deskundigen en adviezen van de inrichting. De betrokkene heeft te maken met complexe psychische problematiek, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en chronische PTSS. De deskundigen hebben unaniem geadviseerd om de tbs-maatregel te beëindigen en over te gaan op een zorgmachtiging, omdat dit de behandeling en ondersteuning van de betrokkene ten goede zal komen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de vordering tot verlenging van de tbs-maatregel af te wijzen en een rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden af te geven, waarmee de betrokkene de nodige zorg en ondersteuning kan blijven ontvangen in een passende setting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 07/660045-11 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 10 januari 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in Trajectum te [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 juli 2011 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege vanwege, kort gezegd, opzettelijke brandstichtingen en vernieling;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 3 augustus 2011;
  • de beslissing van deze rechtbank van 28 oktober 2019, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 4 oktober 2021, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar;
  • het verzoekschrift rechterlijke machtiging met toepassing van artikel 2.3 Wfz van 27 december 2021;
  • het verlengingsadvies van Trajectum van 21 september 2021, opgemaakt door M. Kappeyne van de Coppello-Rakic (hoofd van de inrichting), J.J. Terwisscha van Scheltinga (regiebehandelaar/GZ-psycholoog) en R.O. Wichers (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te beëindigen en over te gaan naar een Rechterlijke Maatregel;
  • het Pro Justitia-rapport van 2 augustus 2021, opgemaakt door T.W.D.P. van Os, forensisch psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 13 augustus 2021, opgemaakt door L.M.L. Thung, klinisch psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode week 35 van 2019 tot en met week 34 van 2021;
  • het proces-verbaal van de behandeling van de vordering van 4 oktober 2021 op de terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2021.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Op de terechtzitting van 1 november 2011 is de behandeling van de vordering aangehouden in afwachting van het verzoekschrift met bijbehorende stukken.
De behandeling van de vordering van 4 oktober 2021 en het verzoekschrift van 27 december 2021 heeft op 10 januari 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. H.J. Lambers;
- de betrokkene, bijgestaan door haar raadsman mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, J.J. Terwisscha van Scheltinga.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport.
Bij betrokkene is sprake van een verstandelijke beperking, chronische paranoïde psychose, chronische PTSS en borderline persoonlijkheidsproblematiek. Sinds april 2019 verblijft betrokkene bij [locatie] . Het recidiverisico wordt hoog geschat. Sinds haar opname, en met name het laatste jaar, is er een positieve ontwikkeling zichtbaar bij betrokkene. Zij is intrinsiek gemotiveerd om behandeling te volgen. De complexe problematiek maakt dat betrokkene blijvend binnen een intensieve begeleidingscontext zal moeten verblijven. Een ander kader, zoals Rechterlijke Machtiging, vergroot de mogelijkheden voor doorplaatsing binnen een passende zorg en behandelsetting. Voor het risicomanagement is het van belang dat voldoende nabijheid kan worden geboden en dat is met een TBS-financiering niet afdoende. Bij een incident zal betrokkene bij een TBS-maatregel voor langere tijd haar verlofkader kwijt zijn, wat behandeling tegenwerkt en vertraagt. De inrichting heeft dan ook geadviseerd om de TBS-maatregel te beëindigen en over te gaan op een rechterlijke machtiging binnen de huidige behandelcontext.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht. Zij heeft daarbij aangegeven dat de TBS-maatregel op dit moment beperkend werkt voor betrokkene. De incidenten zijn afgenomen in frequentie en intensiteit. Betrokkene bespreekt haar gedachten en gevoelens. Hierbij heeft zij ervaren dat dit helpt om de spanning lager te maken. Het is voor betrokkene belangrijk om perspectief te hebben. Sinds anderhalf jaar denkt zij weer aan de toekomst. Bij een beëindiging van de TBS-maatregel en oplegging van een rechterlijke machtiging verandert er in de praktijk niets voor betrokkene. Als zij in de toekomst naar een andere afdeling gaat, maakt het wel uit. De risico’s blijven in beide trajecten gelijk en beheersbaar.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

De psychiater heeft geconcludeerd dat bij betrokkene sprake is van een verstandelijke beperking met deficiënties in adaptief functioneren, een ernstige trauma gerelateerde stoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis met in het verlengde van deze combinatie ook psychotische symptomen. De stoornis in gebruik van cannabis is in langdurige remissie onder gereguleerde omstandigheden. Omdat betrokkene te weinig vermogens heeft om haar emoties te reguleren, leidt dit tot destructief gedrag in de vorm van zelfbeschadiging, suïcidepogingen en agressie. Het risico op recidive is hoog. Met het huidige risicomanagement zijn de risicofactoren onder controle. Betrokkene doet goed haar best en werkt mee aan de medicatie voorschriften en aan de voor haar moeilijke EMDR-therapie. Zij stelt zich doorgaans begeleidbaar op.
De psychiater kan zich vinden in het plan van de inrichting om de TBS-maatregel om te zetten naar een zorgmachtiging, omdat dan veel gemakkelijker geschakeld kan worden bij een incident. Ook kan de individuele zorg en nodige nabijheid die betrokkene nodig heeft beter gewaarborgd worden bij een zorgmachtiging door de manier van financiering hiervan. Tegelijkertijd is binnen een zorgmachtiging de noodzakelijke behandeling gewaarborgd en worden de risico’s op dezelfde wijze afgedekt als binnen de huidige TBS-maatregel. De psychiater heeft daarom geadviseerd om de TBS-maategel niet te verlengen en deze om te zetten in een zorgmachtiging volgens de Wet verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (WvGGZ).
De psycholoog heeft betrokkene gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis, chronische PTSS, ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, zwakbegaafdheid en een stoornis in cannabisgebruik, volledig in remissie onder toezicht. Bij beëindiging van de TBS-maatregel wordt het risico op recidive op korte termijn hoog geschat.
De psycholoog schat in dat de frustraties die een verblijf in TBS meebrengen, zoals door het verlies van vrijheden na een incident, een negatieve invloed hebben op betrokkene en de kans op toekomstig geweld zal verhogen. Het is van belang dat betrokkene perspectief wordt geboden. De psycholoog acht het kader van de TBS-maatregel niet langer geschikt om de problematiek van betrokkene te behandelen. Er wordt daarom door de psycholoog geadviseerd om de TBS-maatregel te beëindigen en de mogelijkheid tot het afgeven van een zorgmachtiging krachtens de WvGGZ te onderzoeken.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting zijn vordering gewijzigd. Gelet op hetgeen in de hiervoor aangehaalde rapporten van de inrichting, de psychiater en psycholoog wordt geadviseerd, vordert hij de rechtbank de schriftelijke vordering af te wijzen, zodat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt beëindigd op het moment dat er een rechterlijke machtiging is afgegeven op basis van de Wet zorg en dwang.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging kan zich vinden in de gewijzigde vordering van de officier van justitie.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 juli 2011 veroordeeld voor, kort gezegd, opzettelijke brandstichtingen en vernieling.
De rechtbank heeft in de verlengingsbeslissing van 23 november 2015 overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies en de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis, chronische PTSS, zwakbegaafdheid en chronische paranoïde psychose dan wel een ongespecificeerde schizofreniespectrum stoornis.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de TBS-maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies en de rapportages van de deskundigen te twijfelen en neemt dit over.
Beëindiging
De rechtbank constateert dat weliswaar aan de vereisten voor verlenging van de TBS-maatregel is voldaan, maar dat het doel dat wordt beoogd, namelijk uiteindelijke terugkeer in de maatschappij, beter kan worden bereikt door middel van het voortzetten van de zorgverlening in het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang. Betrokkene heeft veel ondersteuning nodig en deze ondersteuning kan onvoldoende geboden worden in het verdere traject van de TBS-maatregel. Bij toepassing van de Wet zorg en dwang kan die ondersteuning wel in een beter bij haar passende vorm geboden worden.
Het vorenstaande leidt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat in dit specifieke geval toepassing van de Wet zorg en dwang meer aangewezen en passend is dan de strafrechtelijke TBS-maatregel.
De rechtbank zal (bij afzonderlijke beslissing) op basis van de Wet forensische zorg een rechterlijke machtiging afgeven voor de duur van zes maanden.
De rechtbank zal de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling daarom afwijzen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 6:2:17 van het Wetboek van Strafvordering.

9.De beslissing

De rechtbank wijst af de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van
[betrokkene]voornoemd.
Deze beslissing is genomen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. N. van Esch en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2022.
Mrs. J. Wiersma en B.T. Feenstra zijn buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.