ECLI:NL:RBMNE:2022:2598

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
9635005
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake onbetaalde facturen en betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, [opposant] B.V., had verzet ingesteld tegen een verstekvonnis van 14 juli 2021, waarin zij was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.103,55 aan de gedaagde, [geopposeerde] B.V. De eiser betwistte de ontvankelijkheid van het verzet, stellende dat zij pas op 10 december 2021 op de hoogte was van de vordering. De kantonrechter oordeelde dat de verzettermijn niet eerder was aangevangen dan op deze datum, omdat het verstekvonnis niet in persoon was betekend en er geen andere handelingen waren verricht die als bekendheid konden worden aangemerkt.

De kantonrechter heeft vervolgens de inhoudelijke vordering van [geopposeerde] beoordeeld. Deze vordering betrof betaling voor diensten die [geopposeerde] had geleverd in de vorm van advertenties op zoekmachines. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen was gesloten en dat [opposant] gehouden was tot betaling van de facturen. De stelling van [opposant] dat de overeenkomst was ontbonden vanwege teleurstellende resultaten werd verworpen, omdat er onvoldoende bewijs was overgelegd om deze ontbinding te onderbouwen.

De kantonrechter heeft de vordering van [geopposeerde] toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De kosten van de verzetsprocedure werden aan [opposant] opgelegd, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd bekrachtigd, en de kosten werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9635005 UC EXPL 22-488 MRv/48356
Vonnis van 11 mei 2022
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[opposant] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen: [opposant] ,
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
gemachtigde: Bleijerveld Juridisch Advies.
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geopposeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen: [geopposeerde] ,
gedaagde partij in het verzet,
oorspronkelijk eisende partij,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verstekvonnis van 14 juli 2021 met kenmerk 9284664 UC21-4440;
  • de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord);
  • de conclusie van repliek.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Op 9 juni 2021 heeft [geopposeerde] [opposant] gedagvaard. [geopposeerde] heeft in haar dagvaarding van [opposant] betaling gevorderd van een aantal facturen voor het adverteren op zoekmachines voor rekening van [opposant] . [opposant] heeft niet geantwoord op de dagvaarding. De kantonrechter van deze rechtbank heeft op 14 juli 2021 een verstekvonnis gewezen waarin [opposant] is veroordeeld tot betaling van € 6.103,55 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom van € 4.773,45 en de proceskosten van [geopposeerde] , begroot op € 908,62. Het vonnis is op 10 december 2021 betekend aan [opposant] .
2.2.
[opposant] heeft op 7 januari 2022 verzet ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter van 14 juli 2021. Zij stelt dat zij tot 10 december 2021 niet op de hoogte was van de vordering van [geopposeerde] . [opposant] betwist dat zij betaling verschuldigd is aan [geopposeerde] . [geopposeerde] voert als verweer aan dat [opposant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzet, omdat zij het te laat heeft ingesteld.

3.De beoordeling

De ontvankelijkheid van het verzet
3.1.
[geopposeerde] betwist dat het verzet tijdig is ingesteld. Dit zal dan ook als eerste worden beoordeeld. De kantonrechter stelt bij de beoordeling hiervan het volgende voorop. In artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) zijn drie verschillende tijdstippen genoemd waarop de verzettermijn kan aanvangen. Daarbij geldt dat de termijn gaat lopen bij het alternatief dat zich het eerste voordoet. Kort gezegd moet het verzet worden ingesteld binnen vier weken:
  • na de betekening van het verstekvonnis aan de veroordeelde in persoon,
  • na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is, of
  • vanaf de dag waarop het verstekvonnis ten uitvoer is gelegd.
3.2.
Het verstekvonnis is niet in persoon betekend. Deze is in een gesloten envelop ter post bezorgd aan het adres [adres] in [vestigingsplaats 1] , waar [opposant] op dat moment was gevestigd. De termijn voor het instellen van verzet is daarom niet op deze grond gaan lopen vanaf 10 december 2021.
3.3.
[opposant] heeft geen daad van bekendheid verricht. [geopposeerde] voert aan dat de verzettermijn, anders dan [opposant] meent, al op 6 september 2021 is aangevangen, omdat de correspondentie tussen LAVG en [opposant] heeft te gelden als een daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis [opposant] bekend was. Er is immers tussen LAVG en [opposant] op die dag telefonisch contact geweest en LAVG heeft aan [opposant] op die dag aan [opposant] een e-mail gestuurd met in de bijlagen een opgave, de inleidende dagvaarding en het verstekvonnis, aldus [geopposeerde] . [opposant] heeft de stelling van [geopposeerde] betwist. Uit de e-mail van [geopposeerde] van 6 september 2021 kan echter naar het oordeel van de kantonrechter geen daad van [opposant] worden afgeleid waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan haar bekend was. Immers, van een reactie van [opposant] hierop waaruit blijkt dat zij van het vonnis kennis heeft genomen, is niet gebleken. Dat betekent dat, anders dan [geopposeerde] aanvoert, geen sprake is van een daad van bekendheid van [opposant] . De daad van bekendheid impliceert immers een gedraging naar buiten door [opposant] . Uit de daad moet bovendien noodzakelijk voortvloeien dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging [opposant] bekend is. Dit houdt in dat [opposant] zelf een handeling moet hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat zij over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) haar veroordeling beschikt om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten [1] . Bij twijfel neemt de verzettermijn daarom geen aanvang. Dat betekent dat niet is komen vast te staan dat de verzettermijn op 6 september 2021 is aangevangen.
3.4.
Het verstekvonnis is (nog) niet tenuitvoergelegd. De datum voor het instellen van verzet is dus ook niet op deze grond gaan lopen.
3.5.
Gelet op het vorengaande is komen vast te staan dat [opposant] niet eerder dan 10 december 2021 kennis heeft genomen van het verstekvonnis. Zij stelt zelf vanaf deze datum bekend te zijn geraakt met het verstekvonnis. Hierdoor is vanaf dit moment de termijn om verzet in te stellen gaan lopen. [opposant] heeft haar verzetdagvaarding op 7 januari 2022 laten betekenen aan [geopposeerde] . De kantonrechter verklaart [opposant] daarom ontvankelijk in haar verzet. De vordering van [geopposeerde] zal daarom inhoudelijk worden behandeld.
De vordering van [geopposeerde]
3.6.
heeft gesteld dat partijen (digitaal) een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan [geopposeerde] voor rekening van [opposant] op zoekmachines heeft geadverteerd. [opposant] is volgens [geopposeerde] betaling verschuldigd voor de door haar geleverde diensten. [geopposeerde] vordert betaling van de facturen over de maanden november 2019 tot en met maart 2020. Het totaalbedrag van de facturen is € 4.773,45. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [geopposeerde] bij dagvaarding de orderbevestiging van 29 juli 2019 en de vijf facturen overgelegd. [geopposeerde] vordert ook betaling van de wettelijke handelsrente rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.7.
[opposant] betwist dat zij nog enig bedrag aan [geopposeerde] is verschuldigd, omdat de resultaten van de dienstverlening door [geopposeerde] zeer teleurstellend waren en zij de overeenkomst daarom na vier maanden heeft opgezegd.
3.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Als onbetwist gesteld staat vast dat partijen de overeenkomst hebben gesloten zoals door [geopposeerde] bij dagvaarding overgelegd. De kantonrechter begrijpt uit de overeenkomst dat partijen zijn overeengekomen dat op 12 augustus 2019 zal worden aangevangen met de dienstverlening van [geopposeerde] , voor een maandbedrag van € 789,00 (exclusief btw) en een initiële looptijd van zes maanden, waarna deze telkens met zes maanden zal worden verlengd. Dit betekent dat [opposant] in beginsel is gehouden om haar betalingsverplichting na te komen. [opposant] voert aan dat zij de overeenkomst vier maanden na aanvang van de overeenkomst heeft ontbonden, althans opgezegd, omdat, gelet op de teleurstellende resultaten van de dienstverlening van [geopposeerde] , sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de kant van [geopposeerde] in de zin van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en daarom ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is in de zin van artikel 6:265 BW. Dat de overeenkomst door [opposant] is ontbonden dan wel opgezegd is echter niet gebleken. [opposant] verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar een Whatsappgesprek, bestaande uit 8 berichten over en weer, met de heer [A] . De kantonrechter begrijpt dat [opposant] stelt dat de heer [A] haar contactpersoon was bij [geopposeerde] , maar niet vast te stellen is of en in welke functie de heer [A] bij [geopposeerde] werkzaam was. Bovendien is uit het overgelegde Whatsappgesprek niet op te maken wanneer dit gesprek heeft plaatsgevonden en evenmin dat [opposant] de overeenkomst met [geopposeerde] op enig moment zou hebben ontbonden dan wel opgezegd. [opposant] heeft geen andere stukken, zoals e-mailcorrespondentie of een brief, overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat de overeenkomst is ontbonden dan wel opgezegd. [opposant] heeft haar stelling dat zij de overeenkomst heeft opgezegd dan wel ontbonden onvoldoende gemotiveerd, zodat de kantonrechter deze stelling verwerpt.
3.9.
Ten overvloede merkt de kantonrechter de kantonrechter dat voor zover [opposant] meent dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de kant van [geopposeerde] , dat zij deze stelling onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd heeft. Zij voert weliswaar aan dat haar maandomzetten zeer teleurstellend zijn, maar heeft dit niet met stukken onderbouwd. Bovendien komt een achteraf onjuist gebleken verwachting van de commerciële potentie van de diensten van [geopposeerde] in beginsel voor rekening en risico van [opposant] . De overeenkomst zag op de dienstverlening door [geopposeerde] aan [opposant] en gesteld noch gebleken is dat [geopposeerde] hieraan niet heeft voldaan. Niet kan worden vastgesteld dat van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de kant van [geopposeerde] sprake is.
3.10.
Het voorgaande leidt de kantonrechter tot de conclusie dat [opposant] gehouden is tot nakoming van haar verplichtingen tot betaling van het overeengekomen bedrag per maand. [opposant] heeft weliswaar aangevoerd dat partijen een bedrag van maximaal € 700,00 per maand hebben afgesproken, maar ook deze stelling heeft zij niet gemotiveerd of onderbouwd zodat de kantonrechter deze stelling verwerpt. [opposant] is gehouden het totaalbedrag van de facturen van € 4.773,45 te voldoen.
Wettelijke handelsrente
3.11.
[geopposeerde] vordert vergoeding van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek. Wettelijke handelsrente is verschuldigd wanneer er sprake is van vertraging in de betaling van een geldsom bij een handelsovereenkomst. De kantonrechter stelt vast dat hiervan sprake is. Beide partijen handelden bij het sluiten van de overeenkomst in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente is door [opposant] overigens ook niet afzonderlijk betwist. De wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen zoals hierna bepaald.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.12.
[geopposeerde] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [geopposeerde] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten (€ 602,35) komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Conclusie
3.13.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de toewijzing in het verstekvonnis van de vordering tot veroordeling van [opposant] tot het betalen van het bedrag van € 6.103,55 (bestaande uit € 4.773,45 aan hoofdsom, € 727,75 aan wettelijke rente tot 3 juni 2021 en € 602,35 aan buitengerechtelijke incassokosten) vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom van € 4.773,45 vanaf 3 juni 2021 tot de voldoening, worden bekrachtigd.
Proceskosten
3.14.
[opposant] zal, als in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De kosten van [geopposeerde] zullen worden begroot op € 311,00 aan de kosten voor de gemachtigde (1 punt x tarief € 311,00).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 14 juli 2021 onder zaaknummer 9284664 UC21-4440 gewezen verstekvonnis;
4.2.
veroordeelt [opposant] in de kosten van de verzetsprocedure, aan de kant van [geopposeerde] tot op heden begroot op € 311,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.

Voetnoten

1.HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ0652.