ECLI:NL:RBMNE:2022:2581

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
16.150823.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van schennis en corrumperen van een minderjarige wegens slaapwandelen en gebrek aan bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van schennis en het corrumperen van een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het eerste feit, schennis, oordeelde de rechtbank dat de verdachte zich op 4 juni 2018 naakt op de openbare weg bevond, maar dat dit naar alle waarschijnlijkheid gebeurde tijdens een toestand van slaapwandelen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van opzet, omdat de verdachte zich niet bewust was van zijn gedragingen door zijn slaapstoornis. Dit werd ondersteund door medische stukken en verklaringen van getuigen die de slaapstoornis van de verdachte bevestigden.

Wat betreft het tweede feit, het corrumperen van een minderjarige, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte actieve handelingen had verricht om de minderjarige te laten getuigen van seksuele handelingen. De verklaring van de minderjarige bood geen aanknopingspunten dat de verdachte haar had proberen te wekken of anderszins had geprobeerd haar getuige te laten zijn van zijn seksuele handelingen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte de minderjarige ertoe had bewogen om seksuele handelingen te aanschouwen. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, aangezien de verdachte van de ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De kosten van de benadeelde partij werden op nihil begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.150823.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.F.M. Meles, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 4 juni 2018 in Almere de eerbaarheid heeft geschonden door zich geheel naakt op de [straat] te bevinden, een nabijgelegen tuin in te lopen en daar met zijn geslachtsdeel tegen een kinderfietsje te tikken/wrijven.
2.
in de periode van 18 augustus 2009 tot en met 30 september 2016 te Almere en/of Enschede [minderjarige] , van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 90 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Wat betreft feit 1 is aangevoerd dat het opzet ontbreekt, omdat verdachte zich niets kan herinneren van hetgeen heeft plaatsgevonden en hij vermoedt dat het tijdens het slaapwandelen is gebeurd. Voor feit 2 geldt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is omdat er moet worden getwijfeld aan de verklaring van aangeefster en er ook geen objectief steunbewijs is. Verder kunnen de bestanddelen ‘ertoe bewegen’ en ‘ontuchtig oogmerk’ niet worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte zich op 4 juni 2018 naakt op de [straat] heeft bevonden, daar een tuin in is gegaan en met zijn geslachtsdeel tegen het zadel en de handvatten van een kinderfietsje heeft getikt of gewreven.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de periode van het ten laste gelegde veel last had van een slaapstoornis waardoor hij veel slaapwandelde en dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde tijdens het slaapwandelen heeft plaatsgevonden. Door verdachte zijn medische stukken overgelegd waaruit volgt dat hij in 2015 door de huisarts is doorverwezen voor behandeling in verband met slaapwandelen waar hij sinds anderhalf jaar last van heeft en dat hij in 2016 in behandeling is geweest bij Slaap-Waakcentrum SEIN. In een brief van GGZ Centraal van 18 oktober 2018 wordt gesproken over een forse mate van slaapwandelen. In het dossier bevindt zich verder een proces-verbaal van bevindingen waarin een verklaring van een buurman van verdachte is opgenomen, namelijk [getuige] . [getuige] heeft verklaard dat hij bekend is met de slaapstoornis van verdachte en ook regelmatig contact heeft met de zus van verdachte om de zorgen over het slaapwandelen te bespreken. Hij heeft verdachte een keer overdag naakt in de deuropening van zijn huis zien staan. Dit incident had plaatsgevonden voordat verdachte tijdens het slaapwandelen van de trap was gevallen, waarvoor [getuige] toen met verdachte naar het ziekenhuis was geweest. Dit ongeluk was op 2 september 2018.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de overgelegde medische stukken dat verdachte in de periode van het ten laste gelegde regelmatig slaapwandelde, en dat hij tijdens het slaapwandelen al een keer eerder naakt in de deuropening is aangetroffen. Verdachte heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat het onder 1 ten laste gelegde naar alle waarschijnlijkheid is gepleegd onder invloed van een slaapstoornis. De rechtbank acht het niet opportuun om op dit punt en ook in dit stadium van het proces een deskundige in te schakelen, zoals door de officier van justitie is verzocht, gelet op wat er zich reeds aan medische en overige stukken in het dossier bevindt.
Het ten laste gelegde heeft naar alle waarschijnlijkheid plaatsgevonden gedurende een toestand van slaap waardoor er geen sprake was van bewustheid. Ieder inzicht bij verdachte in de draagwijdte van de gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft daardoor ontbroken, zodat er geen sprake is van opzet in enige vorm op de ten laste gelegde schennis. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Feit 2
Onder 2 is het seksueel corrumperen van een minderjarige, als bedoeld in artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht (Sr), ten laste gelegd. Van een strafbare gedraging als bedoeld in artikel 248d is sprake wanneer een minderjarige met ontuchtig oogmerk ertoe wordt bewogen de door de dader uitgevoerde seksuele handelingen te aanschouwen. De vraag is onder meer of in onderhavige zaak in de gegeven omstandigheden het bestanddeel ‘ertoe bewegen’ bewezen kan worden. Daarvoor is vereist dat er door verdachte actieve handelingen zijn verricht die erop gericht zijn de minderjarige getuige te doen zijn van seksuele handelingen.
De rechtbank oordeelt dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat hiervan sprake is geweest. Uit de verklaring van aangeefster blijkt namelijk niet dat verdachte een handeling heeft verricht die er op gericht was om de aandacht van aangeefster te vestigen op het vermeende masturberen. Volgens aangeefster zou één en ander hebben plaatsgevonden na middernacht op de slaapkamer van aangeefster terwijl zij sliep. Uit haar verklaring volgt niet dat verdachte haar heeft gewekt of geroepen of anderszins iets heeft gedaan om haar wakker te maken en haar getuige te laten zijn van het vermeende masturberen. Hij zou juist stil de slaapkamer in zijn gegaan en daar seksuele handelingen hebben verricht. Naast de verklaring van aangeefster bevat het dossier evenmin aanknopingspunten waaruit blijkt dat verdachte actieve handelingen heeft verricht, om aangeefster getuige te laten zijn van seksuele handelingen. Daarom kan niet worden gezegd dat verdachte aangeefster ertoe heeft bewogen om seksuele handelingen te aanschouwen. De rechtbank komt daarom aan het bespreken van de overige bestanddelen van het ten laste gelegde niet toe. Verdachte zal dan ook van het hem onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 842,90. Dit bedrag bestaat uit € 392,90 materiële schade en € 450,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade komt niet voor vergoeding in aanmerking.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard en subsidiair dat de vordering moet worden afgewezen dan wel gematigd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mr. H. den Haan en mr. K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 4 juni 2018 in de gemeente Almere
de eerbaarheid heeft geschonden
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de
[straat] ,
door
- zich aldaar geheel naakt op of aan de [straat] te bevinden en/of
- door geheel naakt een nabijgelegen tuin in te lopen en aldaar met zijn
geslachtsdeel tegen een kinderfietsje te tikken/wrijven;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 augustus 2009 tot
en met 30 september 2016 te Almere en/of Enschede een persoon, te weten [minderjarige]
(geboren 18 augustus 2003), van wie hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig
oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers
heeft verdachte
- zich meermalen begeven naar de slaapkamer waar die [minderjarige] in bed lag en/of
- ( vervolgens) heeft verdachte meermalen gemasturbeerd bij het bed waarin die [minderjarige]
lag.