ECLI:NL:RBMNE:2022:258

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
16.092438.19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel met 18 maanden voor minderjarige

Op 24 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige, geboren in 2002. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel met 18 maanden toegewezen. De PIJ-maatregel was oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van 14 januari 2020, waarbij de minderjarige was veroordeeld voor een gewapende overval. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, ondanks zijn problematiek, de afgelopen twee jaar een stabiel gedrag heeft vertoond en zich heeft ingezet voor zijn behandeling. Echter, er zijn nog zorgen over zijn impulsiviteit en probleembesef, wat het recidiverisico verhoogt. De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om de veiligheid van de samenleving te garanderen. De beslissing om de PIJ-maatregel met 18 maanden te verlengen, biedt de minderjarige de kans om verder te werken aan zijn behandeling en ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.092438.19 (vordering verlenging PIJ)
Beslissing op grond van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 24 januari 2022
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) van:
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in Pluryn JJI [locatie] te [vestigingsplaats] ,
hierna: [minderjarige] .

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
  • een afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 14 januari 2020, waarbij [minderjarige] onder meer is veroordeeld tot de PIJ-maatregel;
  • het door het hoofd van de inrichting Pluryn JJI [locatie] uitgebrachte advies van 18 november 2021, strekkende tot verlenging van de termijn van de maatregel met 18 maanden, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [minderjarige] , te weten de perspectiefplannen over de periode 20 april 2019 tot en met 10 oktober 2021;
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 29 november 2021 die strekt tot verlenging van de PIJ-maatregel met 18 maanden.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van 10 januari 2022. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie mr. H.J. Lambers;
- [minderjarige] ;
- de raadsman mr. J.S. Jordan, advocaat te ’s-Gravenhage;
- mevrouw L. Kapteijns, gedragswetenschapper, verbonden aan Pluryn JJI [locatie] .
Bij de behandeling ter terechtzitting waren tevens aanwezig de moeder en zus van [minderjarige] .

3.De rapportage en de toelichting daarop

In het adviesrapport van 18 november 2021 wordt weergegeven dat [minderjarige] (al op jonge leeftijd) gediagnosticeerd is met ADHD. Tevens is er sprake van een fors disharmonische intelligentie profiel en een normoverschrijdende gedragsstoornis. Hij is impulsief en kan zich moeilijk inleven in andere personen. [minderjarige] is geneigd vermijdende coping toe te passen en cannabis te gebruiken om zijn woede onder controle te houden. Ook is het de vraag in hoeverre [minderjarige] zicht heeft op zijn innerlijke belevingswereld. Het recidiverisico wordt nog altijd hoog geschat als het kader van de PIJ-maatregel komt te vervallen.
De afgelopen twee jaren heeft [minderjarige] op de leefgroep een stabiel gedragsbeeld laten zien. Hij gaat tot op zekere hoogte de behandelrelatie aan. [minderjarige] vertoont weinig antisociaal gedrag en als hij verbaal agressief is, is hij goed te sturen door de groepsleiding. Hij vermijdt conflicten. [minderjarige] is gedurende een jaar op begeleid verlof geweest. Dit verliep goed en hij hield zich aan de afspraken. Voor de aanvraag van onbegeleid verlof is met [minderjarige] de afspraak gemaakt dat hij zich actiever in diende te zetten in zijn traject en meer eigenaarschap moest tonen. [minderjarige] heeft zich vervolgens ingezet door deel te nemen aan de techniek vakgroep binnen de interne school en zich in te zetten bij de geïndiceerde PMT behandeling. Desondanks was er nog beperkt sprake van probleembesef waardoor de intrinsieke motivatie uitbleef. Inmiddels heeft [minderjarige] twee semi-onbegeleide verloven gehad. Beide zijn niet naar wens verlopen, omdat hij zich niet aan de verlofplanning hield en onder invloed van cannabis was. Het is nog onvoldoende gelukt om tot de kern van de problematiek door te dringen en op dat gebied gedragsverandering te realiseren. De komende periode wordt gewerkt aan het vergroten van zijn medewerking aan interventies, het verbeteren van de copingvaardigheden, het vergroten van zicht op het sociale vangnet en hen meer te betrekken bij het traject van [minderjarige] , het bevorderen van positieve identiteitsontwikkeling en het nog beter in kaart brengen van de bestaande emotieregulatie en -differentiatie strategieën en deze verbeteren. De verwachting is dat nog minimaal 18 maanden nodig is om het behandeltraject van [minderjarige] af te ronden.
Mevrouw Kapteijns, gedragswetenschapper, is ter terechtzitting als deskundige gehoord en heeft verklaard dat [minderjarige] nu wekelijks onbegeleid (sociaal) verlof heeft en dat dit goed gaat. Het traject van begeleid verlof heeft lang geduurd door corona en doordat hij niet actief genoeg was. Nu zet [minderjarige] zich goed in. Er zit ontwikkeling in zijn motivatie voor behandeling, maar er is nog te weinig probleembesef, waardoor de motivatie niet altijd intrinsiek is. De delictanalyse heeft [minderjarige] wel inzicht gegeven. In zijn gedrag is [minderjarige] al goed veranderd. Er moet nog wel tot de kern van de problemen worden gekomen, om het recidiverisico goed omlaag te krijgen. De kern van zijn problemen betreffen de beïnvloedbaarheid, impulsiviteit en het probleembesef.
De geadviseerde verlenging is inclusief het Scholing- en trainingsprogramma (STP). Bij een kortere verlenging zal een volgende keer waarschijnlijk weer een verlenging nodig zijn. [minderjarige] is al aangemeld voor beschermd begeleid wonen in Utrecht.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met 18 maanden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [minderjarige] intrinsiek gemotiveerd is. Het risico bestaat dat hij zijn motivatie verliest als de verlenging te lang duurt. De raadsman heeft primair verzocht de PIJ-maatregel te verlengen met 6 maanden en subsidiair met 12 maanden, om een vinger aan de pols te houden en om te zorgen dat er snel geschakeld kan worden.

5.Het oordeel van de rechtbank

[minderjarige] is bij genoemd vonnis van deze rechtbank veroordeeld voor – kort gezegd – een gewapende overval. Aan [minderjarige] is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd. Met betrekking tot de duur van deze maatregel heeft de rechtbank overwogen dat de mogelijkheid bestaat deze te verlengen, omdat [minderjarige] is veroordeeld voor een feit dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De PIJ-maatregel is gaan lopen op 29 januari 2020. Als de maatregel niet wordt verlengd, eindigt deze definitief op 18 januari 2022.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemd advies en wat ter zitting is besproken, volgt dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De verlenging is ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [minderjarige] . De rechtbank overweegt dat verlenging voor de duur van 18 maanden passend is. Het motiveren van [minderjarige] of het houden van een vinger aan de pols zijn geen bijzondere omstandigheden om te verlengen met een kortere termijn. Binnen de termijn van 18 maanden kan, indien [minderjarige] de positieve weg die hij is ingeslagen doorzet, waarschijnlijk ook het STP worden opgestart. Het lijkt daarom reëel om te verwachten dat bij een volgende verlengingszitting mogelijk over kan worden gegaan op een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Dat biedt een positief perspectief voor [minderjarige] .

6.De beslissing

De rechtbank:
-
verlengtde termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[minderjarige]voor de duur van
18 maanden.
Deze beslissing is genomen door mr. N. van Esch, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. A.W.M. van Hoof en J. Wiersma, rechters, bijgestaan door mr. B.T. Feenstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 24 januari 2022.
Mrs. Van Esch en Feenstra zijn buiten staat deze beslissing mee te ondertekenen.