ECLI:NL:RBMNE:2022:2578

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
16.323374.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht en kinderpornografie gepleegd door een vader met zijn kinderen en vriendjes

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met zeven kinderen, waaronder zijn eigen dochter. De feiten hebben zich afgespeeld over een periode van ruim vier jaar, van 1 juni 2015 tot en met 21 december 2020. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende seksuele handelingen, waaronder seksueel binnendringen, met kinderen die nog niet de leeftijd van twaalf jaar hadden bereikt. Daarnaast heeft hij kinderpornografisch materiaal vervaardigd van vier van deze kinderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, in combinatie met een tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers, die op dat moment zeer jong waren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gevolgen van het misbruik voor de slachtoffers en de impact op de gemeenschap. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft een berekenende proceshouding aangenomen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de tbs-maatregel opgelegd, omdat behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te beperken. De rechtbank heeft ook een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, zodat de verdachte onder toezicht kan blijven na afloop van de tbs-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.323374.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de P.I. Arnhem.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 maart 2021, 21 juni 2021, 7 september 2021, 18 november 2021, 25 januari 2022, 31 maart 2022 en 21 juni 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op 21 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.T. van Vulpen, advocaat te Almere, alsmede van hetgeen de benadeelde partijen en de advocaten van de benadeelde partijen, mrs. N. Durdabak, P. van der Geest en A.Y. Bleeker, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting van 7 september 2021 nader omschreven en op de terechtzitting van 21 juni 2022 gewijzigd. De nader omschreven en gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: primair:in de periode van 1 juni 2015 tot en met 21 december 2020 te [woonplaats] met zijn kind [kind 1] [kind 1], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [kind 1] [kind 1];
subsidiair:in de periode van 1 juni 2015 tot en met 21 december 2020 te [woonplaats] met zijn kind [kind 1] [kind 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 2: primair:in de periode van 1 juni 2018 tot en met 21 december 2020 te [woonplaats] met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 2] [kind 2], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
subsidiair:in de periode van 1 juni 2018 tot en met 21 december 2020 te [woonplaats] met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 2] [kind 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 3: primair:in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1 oktober 2020 te [woonplaats] met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 3] [kind 3], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
subsidiair:in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1 oktober 2020 te [woonplaats] met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 3] [kind 3], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 4: primair:in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 19 september 2020 te [woonplaats] met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 4] [kind 4], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
subsidiair:in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 19 september 2020 te [woonplaats] met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 4] [kind 4], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 5:in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 21 december 2020 en/of in de periode van 5 juli 2020 tot en met 30 september 2020 te [woonplaats] afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten zijn kind, [kind 1] [kind 1] en/of [kind 5] [kind 5] en/of [kind 6] [kind 6] en/of [kind 7] [kind 7] in het bezit heeft gehad en/of heeft vervaardigd;
feit 6:in de periode van 1 januari 2018 tot en met 21 december 2020 te [woonplaats] kinderporno in het bezit heeft gehad;
feit 7:in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 21 december 2020 en/of in de periode van 5 juli 2020 tot en met 30 september 2020 te [woonplaats] met [kind 5] [kind 5] en/of [kind 6] [kind 6] en/of [kind 7] [kind 7], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Feit 1 primair kan volgens de officier van justitie worden bewezen voor de periode vanaf juni 2016 tot en met 21 december 2020. Feit 2 primair kan worden bewezen voor de periode 2019 en 2020 en feit 4 voor in ieder geval de periode van augustus 2019 tot en met augustus 2020.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 (plegen van seksuele handelingen bij kind 1)
De raadsvrouw heeft verzocht de bewezenverklaarde periode te beperken van 1 juni 2016 tot en met 21 december 2020. Daarnaast ontkent verdachte dat hij kind 1 met zijn geslachtsdeel vaginaal heeft gepenetreerd. De verdediging verzoekt daarom om van dat gedeelte van de tenlastelegging vrij te spreken.
Ten aanzien van feit 2 (plegen van seksuele handelingen bij kind 2)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het binnendringen niet kan worden bewezen, omdat er geen bewijs is dat verdachte met zijn vingers of zijn geslachtsdeel tussen de schaamlippen van kind 2 is geweest.
De bewezenverklaring van feit 2 subsidiair dient volgens de raadsvrouw te worden beperkt tot de periode van juni 2019 tot 1 augustus 2020.
Ten aanzien van feit 3 (plegen van seksuele handelingen bij kind 3)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde, omdat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De betrouwbaarheid van de verklaring van kind 3 kan op punten in twijfel worden getrokken en voldoende steunbewijs voor die verklaring ontbreekt.
Ten aanzien van feit 4 (plegen van seksuele handelingen bij kind 4)
Primair heeft de raadsvrouw verzocht verdachte van feit 4 vrij te spreken. De verklaring van kind 4 is niet gedetailleerd en specifiek. Ook heeft kind 4 pas voor het eerst tijdens het studioverhoor verklaard dat verdachte bij haar seksueel is binnengedrongen. Daarbij ontbreekt (voldoende) steunbewijs en zijn de beschreven handelingen van verdachte op zichzelf ook niet zodanig specifiek dat gebruik kan worden gemaakt van een schakelbewijsconstructie.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte bij kind 4 seksueel is binnengedrongen, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte met zijn vingers tussen de schaamlippen van kind 4 is geweest. Daarom moet vrijspraak volgen van het primair ten laste gelegde feit en kan slechts een veroordeling volgen voor het subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 5 (vervaardigen en bezit van kinderporno van kind 1, 5, 6 en 7)
Volgens de raadsvrouw moet verdachte partieel worden vrijgesproken van het vervaardigen en het bezit van kinderporno van kind 1 en kind 6. Ten aanzien van kind 1 blijkt onvoldoende uit het dossier dat het materiaal is vervaardigd of dat verdachte hiervan in het bezit was in de ten laste gelegde periode. Het materiaal van kind 6 kan niet worden aangemerkt als kinderpornografisch.
Ten aanzien van feit 6 (bezit van kinderporno)
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte in de ten laste gelegde periode beschikkingsmacht over de bestanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 7 (ontucht met kind 5, 6 en 7)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ontuchtige handelingen met kind 6. Op de opname is niet te zien dat de vagina of de schaamlippen van kind 6 zijn betast. Het met het toiletpapier wrijven over de vagina kan niet worden aangemerkt als een ontuchtige handeling. Voor het overige refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van feit 2 primair (seksueel binnendringen bij kind 2)
De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 2 primair, nu geen bewijs in het dossier aanwezig is dat sprake is geweest van seksueel binnendringen door verdachte bij kind 2. De rechtbank is van oordeel dat wel bewezen kan worden dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij kind 2. Onder het kopje “Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4” zal de rechtbank nader motiveren waarom zij tot dit oordeel komt.
4.3.2
Vrijspraak van feit 6 (bezit van kinderporno)
De rechtbank stelt vast dat tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte onder meer een harde schijf (van het merk Western Digital) van verdachte in beslag is genomen. De inhoud hiervan is onderzocht. [1] Uit het proces-verbaal blijkt dat er 12 ‘carved’ kinderpornografische bestanden (video’s) zijn aangetroffen. De rechtbank begrijpt hieruit dat deze bestanden door middel van de zoekmethode ‘carving’, ondanks dat zij eerder waren verwijderd van de harde schijf, door de recherche weer zichtbaar zijn gemaakt. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte deze video’s op enig moment in zijn bezit heeft gehad.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, hoewel de bestanden waren verwijderd, kan worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode in het bezit was van kinderporno. De omstandigheid dat de bestanden nog niet waren overgeschreven, wijst er volgens de officier van justitie op dat de bestanden nog niet lang voor het onderzoek op 17 mei 2021 zijn verwijderd.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. In het dossier is geen deskundigenrapportage opgenomen waaruit bijvoorbeeld blijkt hoe het overschrijven van bestanden in zijn werk gaat, in welke volgorde de bestanden worden overgeschreven of hoe lang het bij (bijvoorbeeld) regulier gebruik duurt voordat bestanden overschreven worden. Op basis van de stukken in het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank daarom niet worden vastgesteld dat verdachte
in de ten laste gelegde periodein het bezit is geweest van de kinderpornografische video’s. Gelet daarop kan het onder feit 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
4.3.3
Bewezenverklaring van feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 en feit 7 [2]
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 (plegen van seksuele handelingen met de kinderen 1, 2, 3 en 4)
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte
Het klopt dat ik seksuele handelingen met mijn dochter, [kind 1] [kind 1], heb verricht. Het misbruik begon toen mijn dochter 2 of 2,5 jaar oud was. Ik ondersteun wat mijn dochter heeft gezegd bij haar verhoor voor wat betreft het type seksuele handelingen dat ik heb verricht. Ik heb met mijn penis tegen haar vagina aangewreven en ik ben met mijn penis in haar anus gegaan. Het zou kunnen dat ik met een spuitje in haar vagina heb gezeten. Mijn dochter heeft ook mijn penis in haar mond gehad. Als [kind 1] aangaf dat het pijn deed, ging ik nog heel even door.
Het klopt dat ik met mijn penis en mijn hand tegen de vagina van kind 2 heb gewreven. [3]
De verklaring van [kind 1] (kind 1)
[kind 1] , geboren [2014] . [4]
A: Papa ging met zijn piemel tegen [kind 2] ze poesje aan.
A: En bij mij ook. [5] V: Ik moet eigenlijk eerst even weten wat bedoelt jij met poesje.
A: Wijst met haar vinger naar haar kruis.
V: Hoe vaak is dat gebeurd? Een keer of twee?
A: Twee keer.
V: En waar waren jij en papa toen?
A: In mijn huis [...] op zolder.
V: Op zolder. En weet jij ook nog wanneer dat is geweest?
A: Toen ik in groep twee zat.
V: Wat was jij aan het doen op zolder?
A: Spelen.
V: En waren daar nog anderen bij?
A: [kind 2] . [6] A: Dan zegt papa of die mee wil spelen.
V: Dan doet papa met jullie mee maar dan vertel jij dat op een gegeven moment papa met de piemel bij jouw poesje kwam. Hoe kon het dan gebeuren?
A: Bij mij was het al eerder gebeurd. [7] V: Want begrijp ik het nou goed dat [kind 2] er een keer bij was dat papa zijn piemel tegen haar poesje deed en dat jij een andere keer alleen was toen papa dat bij jou deed?
A: Toen was ik alleen en een keer toen waren [kind 2] en ik met elkaar. [8] V: Maar hoe kan papa dan met zijn piemel tegen jouw poesje aankomen?
A: Nou toen deed ie mijn broek en mijn onderbroek uit.
A: Soms deed ie het ook wel als we gingen douchen.
V: Dus het is ook in de douche gebeurd?
A: Als we onze allebei onze kleren uit hadden en dan eerst gingen we dat doen en dan pas douchen. Maar ik zei soms ook wel eens nee ik wil het niet.
V: Maar wat deed papa dan met zijn piemel ging die dan tegen jou aantikken of schuiven?
A: Tegenaan schuiven.
A: Ik was aan het liggen en papa was aan het zitten.
V: En hoe lag je dan lag je op je rug of lag je op je buik?
A: Op mijn rug en soms ook op mijn buik.
V: He en nou hebben we het over de piemel he. Want jij ligt dan op je rug he en met je benen wijd he want dat weet je dan van papa. En hoe kan papa dan met zijn piemel zeg maar dan bij jou komen als jij daar ligt.
A: Soms komt ie ook wel eens tegen mijn bips.
V: Oke en als je op je rug ligt?
A: Dan in m’n poes. [9] V: Was het papa die stopte of zeg jij dan stop of ging het misschien nog anders?
A: Ik zei het zelf.
V: Ging papa altijd stoppen als jij dat zei, ik wil niet meer?
A: Soms ging die echt nog eventjes door.
V: En dat jullie dat dan deden voor dat jullie gingen douchen is dat een (1) keer gebeurd of vaker?
A: Twee keer. [10] V: Wat jij vertelde he over papa en wat ie deed met zijn piemel. Is dat bij je poesje gebeurd maar ook van achteren he begrijp ik he van jou?
En hoe noem je dat waar die dan zit met zijn piemel?
A: M’n bips.
V: M’n bips. En wat deed papa dan met zijn piemel bij jouw bips?
A: D'r in.
V: Was het dan op je bil of was het dan tussen je billen of was het anders?
A: In m’n bil.
A: Maar eerst deed die pijn en soms zeg ik dan stop stop maar dat gaat ie effe nog een klein stukje door. [11] V: Je vertelde dat papa dat met zijn piemel heeft gedaan he, heeft papa wel eens iets anders bij jou gedaan of gewreven of zo of ergens in gedaan of iets anders?
A: Hij zei of uh ik in mond met zijn piemel wil doen.
V: En heb je dat ook gedaan?
A: Uh dat heb ik soms gedaan.
V: Oh en hoe vaak is dat gebeurd? Een keer of vaker?
A: Twee keer. [12] V: Ok had je papa's piemel ook echt in je mond?
A: Ik had hem gewoon echt in m’n mond. [13]
De verklaring van de moeder van [kind 1] (kind 1)
V: Hoe is het gesprek tot stand gekomen met [kind 1] ?
A: Daarna begon ze dat wij het hadden gehad over haar kinderfeestje. Ze zei dat daar wel wat was gebeurd. Ze zei dat "papa doktertje heeft gespeeld met ons". Bij zo'n dokterssetje zit zo'n nepspuitje. Dat heeft hij bij haar in haar poesje gedaan. Dat vertelde ze. [14]
De verklaring van [kind 8] (kind 8)
[kind 8] verklaarde dat:
- de vader van [kind 1] heet [verdachte] ;
- hij aan [kind 1] heeft gezeten en aan andere kindjes heeft gezeten;
- het in coronatijd en in normale tijd is gebeurd;
- ze dat weet omdat ze heeft gezien;
- ze was aan het spelen bij [kind 1] en toen was het gebeurd;
- de vader van [kind 1] ook aan andere kindjes heeft gezeten, maar niet bij haar;
- ze weet dat hij ook aan andere kindjes heeft gezeten omdat ze dat heeft gezien;
- ze het meer dan 3 keer gezien heeft, namelijk 4 keer; [15] - de vader aan de plasser van [kind 1] zat;
- de vader van [kind 1] dit deed met doktersspullen;
- dit een instrument was die je onder je tong kan doen of onder je oksel;
- het een thermometer heet.
De politie vraagt aan [kind 8] wat de vader van [kind 1] met de thermometer deed, waarop [kind 8] verklaarde dat:
- [kind 1] het niet leuk vond want ze zei "nee" maar die vader ging gewoon door;
- hij met de thermometer rondjes ging draaien;
- het niet op de plasser was, maar in de plasser;
- ze dit weet omdat ze goed ging kijken en toen zag ze het;
- [kind 1] daar lag op een ding waar je baby's op verschoont;
- het op zolder was; [16] - hij ook aan [kind 2] (kind 2) had gezeten;
- ze dat weet omdat ze dat zag want toen waren zij met zijn vieren;
- hij dit deed met de thermometer. [17]
De verklaring van [kind 2] (kind 2)
[kind 2] , geboren op [2014] .
[kind 2] vertelt op de door de politie gestelde vraag: "Waarover kom je vertellen?" het volgende (free recall):
Over mijn plassertje. Ik was bij een vriendinnetje. Haar papa ging een keer aan mijn plassertje wrijven en dat mag niet van mijn moeder. En hij heeft ook een keer met zijn piemeltje over mijn plassertje gedaan. Toen ik nog 5 of 6 was.
Naar aanleiding van verder door de politie gestelde vragen verklaarde [kind 2] dat:
- de vader van haar vriendinnetje [verdachte] heet;
- [A] vroeg hoe vaak het gebeurd is dat [verdachte] over [kind 2] haar plassertje wreef. [kind 2]
zegt: "Wel wat vaker.";
- ze weet het niet helemaal zeker, maar ongeveer drie keer;
- het bij nummer [nummer] was. In het huis van [verdachte] , in de kamer van [kind 1] ;
- hij met zijn vinger ging kriebelen en [kind 2] toen "Stop" zei. En het toen met zijn piemel deed;
- [verdachte] met zijn vinger ging kriebelen en aaien over haar plassertje; [18]
- hij aaide met zijn piemel over haar plassertje;
- [verdachte] haar onderbroek uitdeed en over haar plassertje ging wrijven;
- [A] vroeg haar hoe [verdachte] dat dan doet. [kind 2] doet voor dat hij met één vinger over haar kruis wrijft;
- toen [kind 2] zei dat hij moest stoppen zei [verdachte] "Nog heel even." Toen zei hij dat hij het met zijn piemeltje deed;
- [kind 2] zegt dat [verdachte] de andere keren het met zijn vinger deed;
- [verdachte] bij de andere keren ook [kind 2] haar legging en onderbroek naar beneden deed; [19]
- [kind 2] zag dat [verdachte] met zijn vinger over [kind 1] haar plassertje ging;
- [kind 2] zag dat [verdachte] nog heel even verder ging en toen ging stoppen;
- [kind 2] denkt in groep 2 te zitten toen [verdachte] met zijn piemel over haar plassertje ging. Ze denkt dat omdat ze toen 5 jaar was en je in groep 2, 5 bent. Het al heel lang geleden was en ze toen nog geen 6 jaar was;
- het de eerste keer gebeurde toen [verdachte] met zijn piemel over haar plassertje wreef en het daarna nooit meer gebeurde;
- in groep 1 en groep 2 durfde [kind 2] het niet te zeggen, omdat ze dacht dat mama boos zou worden. [20]
De verklaring van de moeder van [kind 2] (kind 2)
Ik stond met [kind 2] onder de douche. Ik vroeg haar of er wel eens iemand anders aan haar plassertje had gezeten. Ja, zei ze, [verdachte] . Hij deed het met zijn hand. Ik vroeg of het ook wel eens anders was gebeurd. Ja, zei ze, met zijn piemel.
Wanneer waren jullie aan het douchen?
12 december 2020. [21]
De verklaring van [kind 3] (kind 3)
L: Waar kom je met mij over praten?
[kind 3] : Dat [verdachte] aan mijn plassertje ging zitten.
[kind 3] : Hij ging met doktersspulletjes eraan zitten.
: Toen deed ie *ntv* kleren weer aan en toen deed ie mijn onderbroek uit. Zodat ie het aan kon raken. [22] [kind 3] : Ja hij ging toen met een dingetje in mijn plasser.
: Met doktersspulletjes. [23] L: Heeft [verdachte] één keer of vaker aan je plasser gezeten?
[kind 3] : Vaker.
L: En is dat dan één keer gebeurd dat ie met doktersspulletjes in je plasser ging zitten of vaker?
: Twee keer of één keer.
: In [kind 1] 's kamer of op zolder. [24] L: Oke en je zegt toen deed ie dat. En wat deed ie toen precies?
[kind 3] : Toen ging die met eehmm.. ik weet niet precies hoe dat heet, zo'n ding recht in mijn plasser.
L: Want jij zegt ehm .. Waar was jij toen dat gebeurde toen hij met dat ding in jouw plasser ging?
: Oh ja, op zolder.
L: Ja en toen [verdachte] dat dan deed waar was [kind 1] toen?
[kind 3] : Erbij.
L: En dan ben je op zolder he. En zegt [verdachte] dan iets tegen jou?
[kind 3] : Hmm.. ik zei wel tegen hem dat ik het niet wou.
: Maar dat deed ie niet.
L: En wat deed [verdachte] toen precies?
[kind 3] : Toen ging die met de doktersspulletjes dat doen. [25] L: Ja. En jij zit hier nu op de bank he. En je hebt een broek aan. En hoe kon hij dan met dat doktersspulletje in jouw plasser komen?
[kind 3] : Omdat hij mijn broek en onderbroek of legging of jurk ging uit doen.
L: En toen hij dat deed he, jij was op zolder. Stond je toen? Of zat je toen? Of lag je?
: Ik ligte.
: Op iets voor baby's.
: Zo'n ding waar je luiers op kan verschonen.
L: Nee. En met wat voor dingetje ging hij dan in jouw plasser?
: Ehm dat is dat ding dat als je dan ziek bent dan moet je kijken hoe ziek je bent. Een thermometer ofzo.
L: En hoe weet je dat hij daarmee in jouw plasser ging?
: Ik heb het gezien.
L: Je hebt het gezien. Oke. En wat zag je toen precies? Wat hij deed?
: Ik zag de thermometer. [26] L: Want jij zei dat was vaker dan één keer. En het was op [kind 1] 's kamer of op zolder. En nou wil ik dat jij mij alles gaat vertellen over een keer die jij nog heeeel goed weet dat hij aan jouw plasser ging zitten.
[kind 3] : Dat is heel vaak op [kind 1] 's kamer gebeurd.
[kind 3] : Ik denk ... Het was in ieder geval, ik was toen met [verdachte] op schoot. En toen ging [verdachte] dus aan mijn plasser zitten.
[kind 3] : Zonder broek en zonder onderbroek. [27] L: En dan zit je dus bij hem op schoot, je zit met je rug naar hem en hij gaat met zijn handen aan jouw plasser. En wat doet hij dan met zijn handen aan jouw plasser?
[kind 3] : Gewoon friemelen. [28]
L: Oke. Jij zei dat je op schoot zat. Jij zei het is heeeel vaak gebeurd. Nee je zei het was vaker gebeurd he?
[kind 3] : Vaker dan één. [29]
De verklaringen van de vader van [kind 3] (kind 3)
Hij deed aangifte namens [kind 3] , geboren op [2014] .
V: Waarvan wil je aangifte doen, kort gezegd?
A: Seksueel misbruik van mijn dochter.
V: Wanneer en waar zou dit gebeurd moeten zijn?
A: Wij hebben van onze dochter gehoord dat het in het huis van [verdachte] is gebeurd op de
zolderkamer en de slaapkamer van [kind 1] . [verdachte] is de vader van het [kind 1] waar [kind 3] mee
speelt. [30]
V: Hoe vaak hadden zij een speelafspraak?
A: Wat wij weten is dat het sowieso 18 keer geweest is. [31]
De eerste keer dat [kind 3] bij [kind 1] heeft gespeeld, is 19 oktober 2018. Het contact is in oktober 2020 gestopt. [32]
De verklaring van [kind 4] (kind 4)
Geboren: [2014]
V: Vertel eens alles over [verdachte] ?
A: Hij heeft aan mijn poes gezeten.
V: Vertel eens alles wat hij deed met jouw poes?
A: Hij ging erover aaien en dat vond ik niet zo leuk, ik rende steeds weg.
V: Jij zegt dat [verdachte] aan jouw poes had gezeten, is dat 1 keer gebeurd of vaker?
A: 1 keer denk ik. Nee, vaker.
V: Waar was dat dat [verdachte] aan jouw poes heeft gezeten?
A: In [verdachte] zijn huis, in [kind 1] 's kamer. [33] V: Hoe ging dat dan dat hij aan jouw poes zat?
O: Ik zie dat [kind 4] gaat staan en dat zij met haar handpalm omhoog gaat over haar vagina.
A: Hij ging op mijn poes aaien. Hij ging ook in mijn poes. Hij ging met zijn vinger erin, hij ging met zijn vinger in mijn poes, hij ging daar aaien. Ik voelde dat het kriebelde. Hij ging zo ver als die kon. Ik vond het niet zo heel lekker. Het deed geen pijn, maar best een beetje kriebelig. De vinger van [verdachte] ging bewegen.
O: Ik zie dat [kind 4] met het puntje van haar wijsvinger op de tafel wrijft, omhoog en omlaag
V: Hoe kan [verdachte] met zijn vinger in jouw poes komen?
A: Ik stond iets met mijn voeten uit elkaar.
V: Hoe stopt het dan?
A: Ik wou naar beneden. Ik zei: stop hou op, maar hij stopte niet. Hij ging gewoon door. Ik zei dat ik naar beneden wilde, en toen stopte hij. [34] V: Is het vaker gebeurd dat hij met zijn vinger in jouw poes ging?
A: Ik weet het niet. Ik denk 1 keer. Ik was toen 6 denk ik, of 5. Ik zat in groep 3. Toen was ik ook 5, toen ik in groep 3 zat. Ik ben in januari jarig. [35] V: [verdachte] aait jou op je poes, met wat doet hij dat?
A: Met zijn hand.
O: [kind 4] legt haar hand op tafel en aait de tafel.
V: Wat is het verschil?
A: Als hij aait doet hij zo.
O: [kind 4] aait over de tafel met haar handpalm.
V: En met zijn vinger erin?
O: [kind 4] legt haar handrug op tafel en doet haar ringvinger omhoog. [36]
De aangifte door de moeder van [kind 4] (kind 4)
V: Waarvan wil je aangifte doen, kort gezegd?
A: Dat onze dochter aangeeft dat zij bij haar poes is aangeraakt en dat het niet bij een keer is gebleven, maar dat het heel vaak is gebeurd.
V: Wanneer en waar zou dit gebeurd moeten zijn?
A: Het is gebeurd op het huisadres van [verdachte] , op de [adres] in [woonplaats] . De eerste speelafspraak was op 16 juni 2018. De laatste speelafspraak was 19 september 2020. [37] Ze heeft mij toen verteld dat [verdachte] met zijn hand aan haar poes heeft gezeten. Ik heb haar gevraagd wanneer dit is gebeurd. Ze zei dat het lang geleden was toen ze 5 jaar was. Ik vroeg haar of het een keer gebeurd was. Ze antwoordde daarop best wel vaak, heel veel keer. [38]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4
Juridisch kader
Bewijs in zedenzaken
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden is.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering
is de enkele verklaring van één getuige (waaronder het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De Hoge Raad heeft beslist dat deze bewijsminimumregel slechts geldt voor de gehele tenlastelegging. Onderdelen daarvan mogen wel slechts op één enkele getuigenverklaring berusten. Dat geldt ook voor de ten laste gelegde (ontuchtige) gedragingen. In een zedenzaak is dus in principe voor het bewijs van de seksuele handelingen één getuigenverklaring genoeg mits deze op bepaalde punten wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen moeten afkomstig zijn uit een andere bron.
Schakelbewijs
Een bijzondere vorm van steunbewijs vormt het schakelbewijs. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad (onder meer HR 11 januari 2000, NJ 2000, 194) volgt dat onder omstandigheden het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs is toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal voor die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte.
Overwegingen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4
Schakelbewijsconstructie ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4
De rechtbank stelt vast dat uit de door de kinderen 1 tot en met 4 afgelegde verklaringen die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen volgt dat er grote overeenkomsten bestaan in de modus operandi. De verklaringen van de kinderen ondersteunen elkaar over en weer wat betreft de aard van de handelingen, de wijze waarop die handelingen plaatsvonden en de plaats waar de handelingen zijn uitgevoerd. Hierna zal de rechtbank hier bij de kinderen waar steunbewijs in de vorm van schakelbewijs vereist is nader op ingaan.
Ten aanzien van feit 1 (kind 1)
Gelet op de verklaring van [kind 1] en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte heeft verklaard dat het misbruik begon toen [kind 1] twee jaar oud was. De rechtbank stelt de begindatum van de periode daarom vast op 1 juni 2016. De rechtbank leidt uit het dossier af dat de handelingen zijn gestopt vanaf het moment dat verdachte als verdachte werd aangehouden op 21 december 2020. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaarde periode van 1 juni 2016 tot en met 21 december 2020.
Ten aanzien van feit 2 (kind 2)
De rechtbank zal verdachte van het onder feit 2 primair ten laste gelegde vrijspreken. Uit het dossier, waaronder de verklaring van [kind 2] zelf, blijkt niet dat verdachte bij [kind 2] seksueel is binnengedrongen. Dat [kind 2] heeft verklaard over een rood plekje, maakt niet dat er bewijs voorhanden is voor de omstandigheid dat verdachte met zijn vingers of geslachtsdeel bij [kind 2] tussen de schaamlippen is geweest, mede omdat niet duidelijk is waar het rode plekje zou hebben gezeten.
Wel acht de rechtbank het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te weten dat verdachte met zijn vingers en penis over de vagina van [kind 2] heeft gewreven. De rechtbank stelt daarbij de begindatum van de periode vast op 1 juni 2018. [kind 2] heeft immers verklaard dat verdachte al in groep 1 ontucht met haar pleegde, maar dat ze dat op dat moment niet durfde te zeggen, omdat ze bang was dat haar moeder boos zou worden.
Ten aanzien van feit 3 (kind 3)
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de betrouwbaarheid van de verklaring van [kind 3] in twijfel moet worden getrokken. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [kind 3] authentiek, specifiek en gedetailleerd is. Zij heeft gedetailleerd verklaard over waar en hoe het misbruik heeft plaatsgevonden. Dat [kind 3] heeft verklaard dat [kind 1] aanwezig is geweest bij de ontucht, terwijl [kind 1] daarover tijdens haar verhoor niets heeft gezegd, doet niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [kind 3] . [kind 1] heeft immers niet ontkend dat zij aanwezig is geweest bij het misbruik van [kind 3] ; [kind 1] is daar niet naar gevraagd en ze heeft er in het geheel geen verklaring over afgelegd.
[kind 3] heeft verklaard dat verdachte bij verdachte thuis bij haar seksueel is binnengedrongen met een thermometer uit een dokterssetje. Verdachte heeft ontkend dat hij ontuchtige handelingen heeft verricht bij [kind 3] , maar hij heeft wel verklaard dat hij bij zijn eigen dochter ontuchtige handelingen met een dokterssetje heeft gepleegd. Zowel [kind 8] als de moeder van [kind 1] hebben ook over het gebruik van een dokterssetje door verdachte verklaard.
Verder heeft [kind 3] verklaard dat verdachte haar heeft aangeraakt bij haar vagina. Diezelfde handeling heeft verdachte volgens de verklaringen van de andere drie kinderen ook bij hen verricht.
Daarnaast hebben meerdere kinderen verklaard dat zij, net als wat [kind 3] heeft verklaard, tegen verdachte hebben gezegd dat hij moest stoppen en dat verdachte daarna toch doorging met zijn handelingen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [kind 3] belangrijke en kenmerkende overeenkomsten bevat met de verklaringen van [kind 1] en [kind 2] voor wat betreft de handelswijze van verdachte. Dat verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd, is hierboven vastgesteld. Gelet op de gelijkluidende modus operandi van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [kind 1] en [kind 2] als schakelbewijs gebruikt kunnen worden voor een bewezenverklaring van feit 3. Ook de verklaring van [kind 4] bevat voldoende overeenkomsten om als schakelbewijs voor dit feit te kunnen dienen. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en komt daarom tot een bewezenverklaring van dit feit.
Ten aanzien van feit 4 (kind 4)
Ook de verklaring van [kind 4] is naar het oordeel van de rechtbank authentiek, specifiek en gedetailleerd. Tijdens het verhoor heeft zij met haar hand voorgedaan hoe de ontucht en het seksueel binnendringen precies is gegaan en ze heeft verklaard dat ze voelde dat het kriebelde. Dat [kind 4] pas voor het eerst tijdens het studioverhoor heeft verklaard dat verdachte bij haar seksueel is binnengedrongen, maakt niet dat haar verklaring op dit punt niet kan worden gebruikt voor het bewijs. Daarbij komt dat [kind 4] ook zelf tijdens het verhoor heeft gezegd dat zij aan de rechercheurs tijdens het verhoor meer had verteld dan aan haar ouders
(pagina 239 van het dossier).
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de door [kind 4] beschreven gedragingen niet zodanig specifiek zijn dat deze zich niet lenen voor een schakelbewijsconstructie. In de verklaring van [kind 4] is naar het oordeel van de rechtbank sprake van treffende en kenmerkende overeenkomsten met de verklaringen van de kinderen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] . Verdachte heeft ook bij [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] over de vagina gewreven en is ook bij [kind 1] met zijn vinger in de vagina gegaan. Ook heeft [kind 4] , net als de andere kinderen, tijdens het misbruik gezegd dat verdachte moest stoppen en is verdachte daarna doorgegaan met zijn handelingen. Daarnaast heeft ook het misbruik van [kind 4] , net als dat van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] , bij verdachte thuis plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank kenmerkt het onder 4 ten laste gelegde feit zich door dezelfde handelswijze als bij de hiervoor bewezen verklaarde feiten 1, 2 en 3. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] als steunbewijs gebruikt kunnen worden voor de verklaring van [kind 4] . Op basis van het voorgaande komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van feit 4.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van de feiten 5 en 7 (vervaardigen en bezit van kinderporno van de kinderen 1, 5, 6 en 7 en ontucht met de kinderen 5, 6 en 7)
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte
Ik heb de filmpjes van de kinderen 5, 6 en 7 gemaakt. Ik heb kind 6 afgeveegd en ik heb aftrekkende bewegingen gemaakt bij de kinderen 5 en 7. [39]
De inbeslagname van de gegevensdragers
Op 21 december 2020 kregen wij, verbalisanten, de opdracht te gaan naar [adres] te [woonplaats]
(opmerking rechtbank: de woning van verdachte). Ik trof een telefoon aan van het merk Samsung. Deze heb ik in beslag genomen. [40]
SIN AAMI1926NL: telefoon, Samsung A51. [41]
Beschrijving kinderpornografisch materiaal
Wij, verbalisanten, hebben vastgesteld dat op de in beslag genomen goederen in totaal 19 afbeeldingen voorkwamen die kinderpornografisch zijn. Het betreft hier 14 foto's en 5 films/video's. Bij het aantreffen van de 14 kinderpornografische foto's zag ik, verbalisant, dat dit de dochter van verdachte betrof. [42] De 19 aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen bevinden zich allemaal in het ‘carved’-gedeelte op de Kingston SD-kaart die afkomstig is uit de Samsung A51 (SIN AAMI1926N). [43] Ik, verbalisant, zag op de kinderpornografische afbeeldingen en snapshots het volgende:
- dat de afgebeelde kinderen 2 meisjes en 2 jongens betroffen;
- dat alle kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar was, waarvan de 2 jongetjes jonger dan 2 jaar.
Slachtoffer [kind 1] (bijlage IIa):
Poseren:
- geheel naakt (foto 1, 2, 3);
- gedeeltelijk naakt (foto 4, 5, 6, 7, 9);
- uitsnede afbeelding (o.a. inzoomen) (foto 8).
Slachtoffer NN1
(opmerking rechtbank: kind 5)Ontuchtige handelingen: betasten/aanraken van een minderjarige van geslachtsdelen met vinger/hand waarbij door een volwassene een aftrekkende beweging wordt gemaakt.
Slachtoffer NN2
opmerking rechtbank: kind 6)Ontuchtige handelingen: betasten/aanraken van een minderjarige van geslachtsdelen met toiletpapier, waarbij de vinger van vermoedelijk een volwassene te zien is. Het gezicht van dit slachtoffer wordt tijdens de opname niet in beeld gebracht.
Slachtoffer NN3
(opmerking rechtbank: kind 7)Dit betreft 3 filmpjes van hetzelfde jongetje. De handelingen in alle drie de filmpjes zijn vergelijkbaar. Ontuchtige handelingen: betasten/aanraken van een minderjarige van geslachtsdelen met vinger/hand waarbij er een aftrekkende beweging wordt gemaakt. [44]
Bijlage IIa:
Foto 1: exif date original: 24-11-2020
Foto 2: exif date original: 24-11-2020
Foto 3: exif date original: 24-11-2020
Foto 4: exif date original: 24-11-2020 [45]
Foto 5: exif date original: 24-11-2020
Foto 6: exif date original: 24-11-2020
Foto 7: exif date original: 24-11-2020
Foto 8: exif date original: 24-11-2020 [46]
Foto 9: exif date original: 24-11-2020 [47]
De herkenning van de kinderen
Op donderdag 10 juni 2021 hadden wij, verbalisanten, een afspraak met de koster van de kerk. Hij herkende het kind op foto 3 als zijnde [kind 6] .
Op dinsdag 15 juni 2021 zijn wij, verbalisanten, naar het woonadres van de familie [familie 1] gegaan om hen foto’s te tonen. Mogelijk dat zij de kinderen die op de foto's staan zouden kunnen identificeren. Aldaar troffen wij [getuige] aan die ons binnen liet nadat wij ons legitimeerde als zijnde van de politie en aangaven dat wij met haar wilde praten over een onderzoek.
Vervolgens toonde ik, verbalisant, haar foto 1. Wij zagen dat zij naar foto 1 keek en hoorden dat zij zei: "Ja, dat is mijn zoon, dat is [kind 7] . Ik zie dat hij gehuild heeft." [48]
Vervolgens toonde ik, verbalisant, aan [getuige] foto 3. Wij zagen dat zij naar foto 3 keek en hoorden dat zij zei: "Dat is [kind 6] . Dat jurkje heb ik nog afgelopen najaar gekocht en die legging ook." [49]
Aangezien de identiteit van het kind die afgebeeld is op foto 2 tot op dat moment nog onbekend was zijn wij, verbalisanten, naar het adres van de vrouw van verdachte gegaan. Ik, verbalisant, toonde haar foto 2. Wij zagen dat zij naar foto 2 keek en hoorden dat zij zei: “Dat is [kind 5] .” [50] Wij hebben toen op de intekenlijsten van de kerk gekeken en gezien dat er op een aantal lijsten de naam [kind 5] stond. [51]
Op donderdag 17 juni 2021 zijn wij, verbalisanten, naar het woonadres van de familie [familie 2] gegaan om hen foto 2 te tonen.
Vervolgens toonde ik, verbalisant, foto 2. De vader keek naar foto 2, wees vervolgens naar zijn zoon [kind 5] en zei: “Dat is hem”. [52]
De intekenlijsten van de kerk
Op 10 juni 2021 hebben wij, verbalisanten, gesproken met de koster van de [kerk] te [woonplaats] . [53] Op 3 juli 2021 heb ik, verbalisant, de 12 intekenlijsten bekeken. Ik zag dat er op bovenaan de meeste intekenlijsten een datum, een tijd en namen van de oppassers stonden beschreven. [54]
6 september 2020: Ik zag dat er op deze lijst drie namen van oppassers waren genoteerd, namelijk [verdachte] , [B] en [kind 1] . Ik zag dat er op deze dag 4 kinderen waren ingeschreven waaronder een kind met de naam ' [kind 7] '.
13 september 2020: Ik zag dat er op deze lijst drie namen van oppassers waren genoteerd, namelijk [verdachte] , [B] en [kind 1] . Ik zag dat er op deze dag vijf kinderen waren ingeschreven waaronder een kind met de naam ' [kind 5] '.
27 september 2020: Ik zag dat er op deze lijst drie namen van oppassers waren genoteerd, namelijk [verdachte] , [B] en [kind 1] . Ik zag dat er op deze dag vijf kinderen waren ingeschreven waaronder een kind met de naam ' [kind 5] '.
4 oktober 2020: Ik zag dat er op deze lijst drie namen van oppassers waren genoteerd, namelijk [verdachte] , [B] en [kind 1] . Ik zag dat er op deze dag vijf kinderen waren ingeschreven waaronder kinderen met de namen ' [kind 6] , [kind 7] en [kind 5] '. [55]
De geboortedata van kinderen 5, 6 en 7
[kind 5] , geboren op [2019] ; [56]
[kind 7] , geboren op [2019] ;
[kind 6] , geboren op [2017] . [57]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van kind 1
Bij negen van de veertien aangetroffen kinderpornografische foto’s van [kind 1] blijkt uit de exif-data van de foto’s dat de foto’s op 24 november 2020 zijn gemaakt. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode afbeeldingen van seksuele gedragingen van zijn dochter heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad. Van de overige vijf foto’s ontbreekt de exif-datum. Gelet daarop kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte deze foto’s
in de ten laste gelegde periodevervaardigd heeft dan wel in zijn bezit heeft gehad en volgt hiervoor dus vrijspraak.
Ten aanzien van kind 6
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat geen sprake is van een ontuchtige maar van een verzorgende handeling en dat de beelden van [kind 6] niet kunnen worden aangemerkt als kinderpornografisch. Verdachte heeft tijdens het filmen ingezoomd op het geslachtsdeel van [kind 6] en hij heeft haar gezicht niet in beeld gebracht. De handelingen van verdachte op het filmpje kunnen naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als ontuchtig. Hoewel het afvegen op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een ontuchtige handeling, maakt de context dat anders. Zoals hiervoor overwogen heeft verdachte de handeling gefilmd, waarbij het gezicht van [kind 6] niet in beeld is en is gefocust op haar geslachtsdeel. Deze context en ook de context van de zaak als geheel maakt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een ontuchtige handeling.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 5 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair)
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2016 tot en met 21 december 2020 te [woonplaats] met zijn kind [kind 1] [kind 1], geboren op [2014] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [kind 1] [kind 1], te weten het
- meermalen brengen en houden en bewegen van zijn, verdachtes, penis tussen de billen en in de anus van die [kind 1] [kind 1] en
- meermalen brengen en houden en bewegen van een speelgoedvoorwerp tussen de schaamlippen en in de vagina van die [kind 1] [kind 1] en
- meermalen brengen en houden en bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) tussen de schaamlippen van die [kind 1] [kind 1] en
- meermalen brengen en houden en bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [kind 1] [kind 1] en
- meermalen met zijn, verdachtes, penis en vinger(s) betasten van en wrijven over de schaamlippen en de vagina van die [kind 1] [kind 1];
2. ( subsidiair)
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2018 tot en met 12 december 2020 te [woonplaats] met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 2] [kind 2], geboren op [2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen met zijn, verdachtes, penis en vingers betasten van en wrijven over de schaamlippen en de vagina van die [kind 2] [kind 2];
3. (primair)
op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1 oktober 2020 te [woonplaats] met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 3] [kind 3], geboren op
[2014] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [kind 3] [kind 3], te weten het
- éénmaal brengen en houden en bewegen van een (speelgoed)voorwerp in de vagina van die [kind 3] [kind 3] en
- meermalen met zijn, verdachtes, vinger(s) en handen betasten van en wrijven over de schaamlippen en de vagina van die [kind 3] [kind 3];
4. ( primair)
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 19 september 2020 te [woonplaats] met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 4] [kind 4], geboren op [2014] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [kind 4] [kind 4], te weten het
- éénmaal brengen en houden en bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en tussen de schaamlippen van die [kind 4] [kind 4] en
- meermalen met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van en wrijven over de schaamlippen en de vagina van die [kind 4] [kind 4];
5.
op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 21 december 2020 en/of in de periode van 5 juli 2020 tot en met 30 september 2020 te [woonplaats] , meermalen afbeeldingen, te weten
-9 foto's en 5 films/video’s en
-een gegevensdrager, te weten een SD-kaart (Kingston aangetroffen in Samsung A51, SIN
AAMI1926NL), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten zijn kind [kind 1] [kind 1], geboren op [2014] en [kind 5] [kind 5] (geboren op [2019] ) en [kind 6] [kind 6] (geboren op [2017] ) en [kind 7] [kind 7] (geboren op [2019] ) is betrokken, in bezit heeft gehad en heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het met de/een vinger(s) en/of hand(en) en/of met toiletpapier betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van die [kind 5] [kind 5] en [kind 6] [kind 6] en [kind 7] [kind 7] en het met de/een vinger(s) en/of hand(en) maken van een aftrekkende beweging aan/bij het geslachtsdeel van die [kind 5] [kind 5] en [kind 7] [kind 7],
en
het naakt laten poseren van zijn kind [kind 1] [kind 1], waarbij de uitsnede van de foto's nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel van die [kind 1] [kind 1] in beeld gebracht wordt, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling;
7.
op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 21 december 2020 en/of in de periode van 5 juli 2020 tot en met 30 september 2020 te [woonplaats] , met aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde personen, te weten [kind 5] [kind 5] (geboren op [2019] ) en [kind 6] [kind 6] (geboren op [2017] ) en [kind 7] [kind 7] (geboren op [2019] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- met zijn, verdachtes, vingers en/of hand(en) betasten van en wrijven over de penis
van [kind 5] [kind 5] (geboren op [2019] ) en
- met een voorwerp (toiletpapier) betasten van en wrijven over de schaamlippen en vagina van [kind 6] [kind 6) en
- met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van en wrijven over de penis
van [kind 7] [kind 7].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair en feit 7:
telkens: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 3 primair en feit 4 primair:
telkens: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 5:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd en een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van vijf (5) jaren, met aftrek van het voorarrest,
- een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en de maatregel van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel) op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie aan de hoge kant is. Bij de oplegging van een gevangenisstraf van vijf jaar zal het nog een behoorlijke tijd duren voordat de behandeling van verdachte kan aanvangen, terwijl de reclassering juist wijst op het belang van een snelle start van de behandeling. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de feiten verminderd aan verdachte zijn toe te rekenen. De verdediging heeft de rechtbank verzocht een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, gecombineerd met een tbs-maatregel met voorwaarden, op te leggen.
Met betrekking tot het door de reclassering geadviseerde contactverbod heeft de raadsvrouw verzocht contact tussen verdachte en zijn dochter wel mogelijk te maken als dit in het kader van een omgangsregeling plaatsvindt en de gezinsvoogd daarmee akkoord is.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht het verbod om werkzaamheden voor een kerkgemeenschap te verrichten slechts op te leggen voor zover dit ziet op werkzaamheden met minderjarigen. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel niet zou moeten worden opgelegd, omdat een theoretische kans op recidive voor de oplegging daarvan onvoldoende is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich verspreid over een periode van ruim vier jaar schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zeven kinderen, waarbij bij drie slachtoffers sprake was van seksueel binnendringen. Daarnaast heeft hij kinderpornografisch materiaal van vier van deze kinderen vervaardigd.
De kinderen betreffen zijn eigen dochter, vriendinnen van zijn dochter en kinderen op wie verdachte paste in de crèche van de kerk. Toen het misbruik plaatsvond, waren de kinderen nog zeer jong. Zij waren slechts tussen de anderhalf en vijf jaar oud. Alle slachtoffers waren ten tijde van de ontucht aan zijn zorg toevertrouwd. Verdachte heeft de kinderen dus seksueel misbruikt terwijl hij hen juist hoorde te beschermen. Wanneer de kinderen aangaven dat zij het niet wilden dan wel dat zij pijn hadden, ging verdachte zelfs nog door. Het misbruik is niet uit eigen beweging van verdachte geëindigd, maar pas nadat een van de kinderen aan haar ouders had verteld dat verdachte ontucht met haar had gepleegd en haar vader bij verdachte aan de deur was gekomen.
Verdachte heeft door zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de nog jonge slachtoffers. Hierdoor heeft hij een normale en gezonde (seksuele) ontwikkeling van de slachtoffers doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat jonge slachtoffers van ontucht jarenlang, zo niet hun verdere leven, de psychische gevolgen ondervinden van wat het misbruik dat zij hebben moeten doorstaan. Uit het dossier en uit de verschillende slachtofferverklaringen is duidelijk naar voren gekomen hoe ernstig de psychische gevolgen zijn geweest voor zowel de kinderen als hun ouders en ook hoe ernstig de gevolgen nog steeds zijn. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij niet alleen het vertrouwen van de slachtoffers, waaronder zijn eigen dochter, heeft geschaad, maar ook dat van de ouders die hun kinderen aan hem hebben toevertrouwd. Dit soort delicten veroorzaakt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, bijvoorbeeld bij ouders van jonge kinderen. Dit geldt temeer in een kleine gemeenschap als [woonplaats] , waar het misbruik heeft plaatsgevonden.
Tot slot weegt de rechtbank mee dat een deel van de feiten hebben plaatsgevonden in de kerk, waar verdachte ook werkzaam was bij de kinderopvang. Zoals ook naar voren gebracht in het spreekrecht heeft dat gevolgen voor de ouders van een aantal slachtoffers. Zij worden immers gedurende hun geloofsuitoefening telkens geconfronteerd met het gebouw waar de feiten hebben plaatsgevonden. Daarnaast heeft het in het ruimere zin ook gevolgen voor de rest van de kerkgangers en de medewerkers van de kerk.
Gedurende het proces en ook tijdens de terechtzitting heeft verdachte voor een groot deel van de feiten geen verantwoording willen nemen en heeft hij, gedwongen door de omstandigheden, slechts beperkt opening van zaken gegeven. Zo heeft verdachte over een aantal feiten ook pas iets willen zeggen toen het dossier afgerond was. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank een berekenende proceshouding aangenomen.
Dit alles zal de rechtbank in strafverzwarende zin meewegen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 20 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het rapport van de psychiater, drs. H.A. Gerritsen, van 19 september 2021, en de psycholoog, drs. Th.J.M. Zuijdwijk, van 26 maart 2021 en 1 september 2021 (aanvullend rapport). De psychiater heeft geadviseerd de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Gelet op de ernst van de psychopathologie – met name de autismespectrumstoornis en de pedofiele stoornis, maar ook de onrijpe persoonlijkheid van verdachte – gepaard gaand met een zeer beperkt probleembesef en zelfinzicht, is een langer durende klinische behandeling (geschat voor de duur van minstens 1,5-2 jaar) met aansluitend ambulante behandeling (geschat voor de duur van minstens 2 jaar) noodzakelijk. Het recidiverisico op een nieuw zedendelict wordt zonder behandeling als hoog ingeschat. Voor wat betreft het juridisch kader voor de behandeling is een tbs-maatregel noodzakelijk. Alleen zo kan de behandeling goed worden uitgevoerd. Een tbs-maatregel met voorwaarden volstaat daarvoor. Daarnaast geeft de psychiater in overweging een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Na afloop van de tbs-maatregel met voorwaarden kan dan worden beoordeeld of verder toezicht in het kader van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel wenselijk is.
Ook de psycholoog heeft bij verdachte een autismespectrumstoornis en een pedofiele stoornis geconstateerd en heeft geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog ziet een hoog risico op recidive. De psycholoog adviseert de behandeling van verdachte te laten richten op de pedofiele stoornis in samenhang met de autismespectrumstoornis, maar ook op het betrekken van zijn systeem en het opnieuw opbouwen van een steunnetwerk. De ernst van de problematiek noopt tot een intensieve en klinische behandeling, bij aanvang in een gesloten setting. Een tbs met voorwaarden zou voldoende kader kunnen bieden waarbinnen de klinische behandeling kan plaatsvinden.
Vervolgens is op 31 december 2021 door M. Lenting, reclasseringsmedewerker, een reclasseringsadvies (maatregelenrapport) opgesteld. In dit rapport is positief geadviseerd over oplegging aan verdachte van een tbs met de volgende voorwaarden:
- geen strafbaar feit plegen;
- meewerken aan reclasseringstoezicht;
- meewerken aan time-out;
- niet naar het buitenland;
- opname in een zorginstelling;
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- een contactverbod met de slachtoffers;
- een locatieverbod voor [woonplaats] ;
- het vermijden van contact met minderjarigen;
- het vermijden van kinderporno;
- een verbod op werkzaamheden met minderjarigen en voor een kerkgemeenschap.
De reclassering adviseert de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen voor na afloop van de tbs-maatregel.
Tbs-maatregel
Gezien de adviezen van de psycholoog en de psychiater neemt de rechtbank hun conclusie dat het noodzakelijk is dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen over. Ook neemt de rechtbank het advies over de bewezenverklaarde verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Gelet op de hiervoor genoemde adviezen en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden passend en noodzakelijk is.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van tbs is voldaan. De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Ook bestond bij verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Verder is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen de rapporteurs naar voren hebben gebracht over de stoornissen van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico. Het is niet verantwoord verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Alleen de tbs-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid dat verdachte daadwerkelijk zal worden behandeld en de kans op recidive zal worden ingeperkt.
Een tbs-maatregel met voorwaarden is gezien de adviezen van de psycholoog en psychiater naar het oordeel van de rechtbank het passende kader en de rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen.
De rechtbank zal de in het advies van de reclassering genoemde voorwaarden, met enkele kleine aanpassingen die hieronder worden vermeld, aan de tbs-maatregel verbinden. De verdachte heeft verklaard dat hij zich aan de gestelde voorwaarden zal houden.
De door de reclassering geadviseerde voorwaarde dat verdachte niet voor een kerkgemeenschap mag werken, zal de rechtbank niet overnemen. Uit de gestelde voorwaarden blijkt al voldoende duidelijk dat verdachte op geen enkele manier met minderjarigen mag werken. Het verbod op het werken met minderjarigen zal ook gelden in het kader van werkzaamheden binnen een kerkgemeenschap.
De rechtbank zal verder het contactverbod met zijn eigen kind zodanig formuleren dat contact mogelijk is als de gezinsvoogd en de behandelaar van verdachte instemmen met contact tussen verdachte en zijn dochter.
De rechtbank zal vanwege het geconstateerde herhalingsgevaar bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Dat betekent dat verdachte zich aan de voorwaarden moet houden, ook als de zaak nog niet onherroepelijk is omdat er sprake is van een tegen dit vonnis ingesteld hoger beroep.
Als verdachte niet of onvoldoende meewerkt aan de opgelegde voorwaarden kan alsnog tbs met dwangverpleging worden opgelegd. De rechtbank daarover dat indien op enig moment de opgelegde tbs met voorwaarden zal worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging, de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gevangenisstraf
Naast de tbs-maatregel met voorwaarden dient naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte een straf te worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank volstaat, gelet op de ernst van de feiten, slechts een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank acht de maximale gevangenisstraf die (gelet op artikel 38 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht) in combinatie met een tbs-maatregel met voorwaarden kan worden opgelegd, te weten een gevangenisstraf van vijf jaren, een passende straf. De rechtbank zal deze straf dan ook, met aftrek van het voorarrest, opleggen aan verdachte. Gelet op hetgeen hiervoor onder ‘de ernst van de feiten’ is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding de straf te matigen ondanks het feit dat zij, anders dan de officier van justitie, komt tot een vrijspraak van de onder 2 primair en 6 ten laste gelegde feiten.
Aard van de zorgverlening bij de tbs met voorwaarden
Nu de rechtbank de tbs met voorwaarden zal opleggen in combinatie met een vrijheidsstraf voor een langere periode dan drie jaar dient de rechtbank op grond van artikel 38 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht wat de aard van de zorgverlening is. De rechtbank overweegt hierover dat de zorgverlening, conform de adviezen van de deskundigen, zal moeten aanvangen met een intensieve klinische behandeling in een gesloten setting, gevolgd door een ambulante begeleidings- en behandelingsfase.
Gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Om het recidivegevaar in te perken, kan een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om aan verdachte ook na afloop van de tbs-maatregel gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden op te leggen indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is.
De rechtbank acht het, gelet op de adviezen van de deskundigen, noodzakelijk dat verdachte, ook na de tbs, langdurig onder toezicht kan worden gesteld om het recidiverisico op een aanvaardbaar niveau te houden. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De rechtbank gelast immers de tbs van verdachte en gelet op de aard van de stoornissen en de risico’s is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde tbs-maatregel plaatsvinden.
Vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr
Daarnaast zal de rechtbank, naast het contact- en gebiedsverbod in het kader van de tbs met voorwaarden, aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr opleggen. De maatregel houdt in dat verdachte gedurende een periode van vijf jaren geen contact mag opnemen met de slachtoffers. De rechtbank doet dit zodat verdachte ook in de periode dat de tbs met voorwaarden nog niet loopt geen contact met de slachtoffers mag opnemen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de maatregel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Dit betekent dat het contactverbod zal ingaan op de dag waarop vonnis wordt gewezen.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen gegevensdragers te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte zijn telefoons, camera’s, computers en een harde schijf in beslag genomen. Uit het dossier blijkt dat (een deel van) deze gegevensdragers zijn gebruikt om zijn seksueel misbruik met kinderen op te nemen en kinderporno te vervaardigen. Op grond hiervan beschouwt de rechtbank de in beslag genomen voorwerpen als een gezamenlijkheid van voorwerpen met betrekking tot welke het onder 5 bewezen verklaarde feit is begaan. De gezamenlijkheid is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Deze voorwerpen zullen daarom worden onttrokken aan het verkeer.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
Algemene overweging met betrekking tot immateriële schade
Door alle benadeelde partijen is vergoeding van (onder meer) immateriële schade gevorderd. Immateriële schade komt op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) slechts voor vergoeding in aanmerking indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
In de onderhavige zaak is geen sprake van lichamelijk letsel bij de kinderen en ook is geen sprake van aantasting van de eer of goede naam. De rechtbank moet dus per kind beoordelen of sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad (HR 28 mei 2019, NJ 2019/379) volgt het volgende kader voor beoordeling van de vraag of iemand op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting van de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Onderbouwing kan slechts achterwege blijven indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
De vorderingen zullen hieronder voor alle benadeelde partijen afzonderlijk worden besproken.
10.2
Benadeelde partij [kind 1] [kind 1]
[kind 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 35.573,85. Dit bedrag bestaat uit € 573,85 materiële schade en € 35.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 5 ten laste gelegde feiten. Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van € 24,86 aan proceskosten gevorderd. Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan materiële schade heeft de advocaat van [kind 1] ter zitting subsidiair verzocht de helft van het gevorderde bedrag toe te wijzen, gelet op de bedragen die destijds van de en/of-rekening van verdachte en zijn toenmalige partner zijn betaald.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij in de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Ten tijde van het maken van de kosten was de benadeelde partij nog met verdachte getrouwd in gemeenschap van goederen. Nu de reiskosten zijn betaald vanaf de en/of-rekening, heeft verdachte (een deel van) de kosten al betaald. Het zou volgens de verdediging een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren om vast te stellen welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht het bedrag (aanzienlijk) te matigen.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [kind 1] als gevolg van de onder 1 en 5 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde reis- en parkeerkosten die zijn gemaakt in het kader van hulpverlening komen voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 6:107 lid 1 BW en artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder a BW. De vordering is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering van de benadeelde partij toewijzen, ter hoogte van een bedrag van € 286,93. Dit betreft de helft van het gevorderde bedrag, omdat verdachte via de en/of-rekening de andere helft van het bedrag reeds heeft betaald.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. De verdediging heeft dit ook niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zonder meer kan worden aangenomen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de feiten zijn gepleegd door de vader van [kind 1] , dat [kind 1] ten tijde van het plegen van de feiten nog zeer jong was, dat zij als gevolg van de feiten in een pleeggezin is geplaatst, dat de ontucht veelvuldig en gedurende een lange periode heeft plaatsgevonden, dat de handelingen mede bestonden uit seksueel binnendringen en ook dat uit de slachtofferverklaring is gebleken dat kinderen als gevolg van de feiten niet meer met [kind 1] mogen spelen. De gevorderde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom geheel toewijzen.
Totaal
De rechtbank zal de vordering dus tot een bedrag van € 35.286,93 toewijzen. Het bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 juni 2016 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [kind 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 35.286,93, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 juni 2016 tot aan de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 211 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [kind 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde reiskosten in verband met het bezoek aan de advocaat afwijzen, omdat deze kosten, gelet op de mogelijkheden die de wet biedt, niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dergelijke kosten zijn geen rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit.
Verdachte zal wel worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
10.3
Benadeelde partij [kind 2] [kind 2]
[kind 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.795,65. Dit bedrag bestaat uit € 795,65 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde.
10.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten die zijn gemaakt in het kader van deze strafzaak moeten worden afgewezen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht de immateriële schade te matigen tot een bedrag van (maximaal) € 5.000,00. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het feit (hoogstens) moet worden ingedeeld in letselcategorie 3 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Die letselcategorie kent een toekenning van een bedrag van € 5.000,00.
10.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [kind 2] als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De gemaakte kosten voor het volgen van therapie zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de gevorderde kosten daarom toewijzen, ter hoogte van € 560,00. Ook de gevorderde reiskosten in verband met het volgen van therapie komen voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 6:107 lid 1 BW en artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder a BW. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen, ter hoogte van € 58,81.
Van de reiskosten naar het politiebureau kan niet worden gezegd dat zij zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade. Zij strekken er immers toe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. Deze reiskosten kunnen, gelet op de mogelijkheden die de wet biedt, niet als schade ten laste van verdachte worden gebracht.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de reiskosten naar de rechtbank afwijzen. Nu de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door een raadsvrouw, bestaat geen basis voor vergoeding van deze kosten.
De reiskosten in verband met het bezoek aan de advocaat komen evenmin voor vergoeding in aanmerking. Dergelijke kosten zijn geen rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. De immateriële schade is voldoende onderbouwd en de verdediging heeft dit ook niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zonder meer kan worden aangenomen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat [kind 2] ten tijde van het plegen van de feiten nog jong was en de handelingen meerdere keren hebben plaatsgevonden gedurende een langere periode. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat verdachte bij [kind 2] seksueel is binnengedrongen, neemt de rechtbank verzwarend mee dat verdachte de vagina van [kind 2] heeft betast met zijn penis. De gevorderde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom geheel toewijzen.
Totaal
De rechtbank zal de vordering dus tot een bedrag van € 10.618,81 toewijzen. Het bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 juni 2018 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [kind 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.618,81, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 juni 2018 tot aan de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 88 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [kind 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
10.4
Benadeelde partij [kind 3] [kind 3]
[kind 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert, na aanvulling, een bedrag van € 10.399,71. Dit bedrag bestaat uit € 399,71 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde.
10.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu zij vrijspraak heeft bepleit.
Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten die zijn gemaakt in het kader van deze strafzaak moeten worden afgewezen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht de immateriële schade te matigen tot een bedrag van (maximaal) € 5.000,00. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het feit (hoogstens) moet worden ingedeeld in letselcategorie 3 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Die letselcategorie kent een toekenning van een bedrag van € 5.000,00.
10.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [kind 3] als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde reiskosten in verband met het volgen van therapie komen voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 6:107 lid 1 BW en artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder a BW. De vordering is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen, ter hoogte van € 269,23.
Van de reiskosten naar het politiebureau kan niet worden gezegd dat zij zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade. Zij strekken er immers toe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. Deze reiskosten kunnen daarom niet als schade ten laste van verdachte worden gebracht.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de reiskosten naar de rechtbank afwijzen. Nu de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door een raadsvrouw, bestaat geen basis voor vergoeding van deze kosten.
De reiskosten in verband met het bezoek aan de advocaat komen evenmin voor vergoeding in aanmerking. Dergelijke kosten zijn geen rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. De immateriële schade is voldoende onderbouwd en de verdediging heeft dit ook niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zonder meer kan worden aangenomen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat [kind 3] ten tijde van het plegen van de feiten nog jong was, de handelingen meerdere keren hebben plaatsgevonden gedurende een langere periode en de handelingen mede bestonden uit seksueel binnendringen. De gevorderde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom geheel toewijzen.
Totaal
De rechtbank zal de vordering dus tot een bedrag van € 10.269,23 toewijzen. Het bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [kind 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 10.269,23, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 86 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [kind 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
10.5
Benadeelde partij [kind 4] [kind 4]
[kind 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert, na aanvulling, een bedrag van € 10.261,33. Dit bedrag bestaat uit € 261,33 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 ten laste gelegde.
10.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu zij vrijspraak heeft bepleit.
Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten die zijn gemaakt in het kader van deze strafzaak moeten worden afgewezen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht de immateriële schade te matigen tot een bedrag van (maximaal) € 5.000,00. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het feit (hoogstens) moet worden ingedeeld in letselcategorie 3 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Die letselcategorie kent een toekenning van een bedrag van € 5.000,00.
10.5.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [kind 4] als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde reiskosten in verband met het volgen van therapie komen voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 6:107 lid 1 BW en artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder a BW. De vordering is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen, ter hoogte van € 80,25.
Van de reiskosten naar het politiebureau kan niet worden gezegd dat zij zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade. Zij strekken er immers toe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. Deze reiskosten kunnen daarom niet als schade ten laste van verdachte worden gebracht.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de reiskosten naar de rechtbank afwijzen. Nu de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door een raadsvrouw, bestaat geen basis voor vergoeding van deze kosten.
De reiskosten in verband met het bezoek aan de advocaat komen evenmin voor vergoeding in aanmerking. Dergelijke kosten zijn geen rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. De immateriële schade is voldoende onderbouwd en de verdediging heeft dit ook niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zonder meer kan worden aangenomen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat [kind 4] ten tijde van het plegen van de feiten nog jong was, de handelingen meerdere keren hebben plaatsgevonden gedurende een langere periode en de handelingen mede bestonden uit seksueel binnendringen. De gevorderde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom geheel toewijzen.
Totaal
De rechtbank zal de vordering dus tot een bedrag van € 10.080,25 toewijzen. Het bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [kind 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.080,25, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2018 tot aan de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [kind 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
10.6
De benadeelde partijen [kind 5] [kind 5], [kind 6] [kind 6] en [kind 7] [kind 7]
[kind 5] , [kind 6] en [kind 7] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen allen een bedrag van € 4.000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder de feiten 5 en 7 ten laste gelegde.
10.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de immateriële schade te matigen tot een bedrag van maximaal € 2.500,00. De zaak wijkt af van de door de benadeelde partij aangehaalde zaken in die zin dat het hier gaat om een eenmalige ontuchtige handeling. Ook dient volgens de verdediging het feit naar haar aard te worden ingedeeld in (hoogstens) letselcategorie 2 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
10.6.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
De rechtbank moet ambtshalve toetsen of een grondslag bestaat voor de toekenning van een bedrag aan immateriële schade. De rechtbank stelt vast dat geen stukken van een deskundige zijn overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van geestelijk letsel bij de kinderen ten gevolge van de door verdachte gepleegde feiten. Dat betekent (gelet op het hiervoor geschetste juridisch kader) dat voor toekenning van een vergoeding voor immateriële schade is vereist dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat bij [kind 7] , [kind 6] en [kind 5] niet is voldaan aan dit criterium. De handelingen bij alle drie de kinderen zijn eenmalig gepleegd en op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld of de handelingen van verdachte gevolgen voor de slachtoffers hebben gehad. Daar komt voor wat betreft de handeling bij [kind 6] nog bij dat deze naar zijn aard niet direct ontuchtig is maar dat het vooral de context is die dit karakter aan de handeling meegeeft. De rechtbank kan daarom niet tot toewijzing van de vordering komen.
De rechtbank hecht eraan op te merken dat zij goed begrijpt dat de handelingen van verdachte voor de ouders/gezinnen van de betrokken kinderen vergaande gevolgen heeft. Dit hebben zij ook duidelijk gemaakt bij de uitoefening van het spreekrecht. De rechtbank kan dit echter, gelet op het geldende juridisch kader, niet betrekken bij de vraag of de kinderen aanspraak maken op immateriële schadevergoeding.
De rechtbank is ermee bekend dat zedendelicten ook gevolgen kunnen hebben die zich pas op een latere leeftijd openbaren. Om ervoor te zorgen dat deze schade dan wel nog op een later moment, via de burgerlijke rechter, verhaald kan worden zal de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [kind 5] , [kind 6] en [kind 7] niet afwijzen. De rechtbank verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering, zodat zij later nog de kans hebben om zich tot de burgerlijke rechter te wenden.
Proceskosten
Bij vorderingen tot schadevergoeding is de hoofdregel dat bij een niet-ontvankelijkverklaring de benadeelde partij de proceskosten die de verdachte heeft moeten maken om zich te verweren tegen de vordering vergoedt. In dit geval acht de rechtbank dat, gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten en het feit dat het bij dergelijke jonge kinderen niet eenvoudig is om geestelijk letsel aan te tonen, niet passend en zal de rechtbank bepalen dat de verdachte de kosten van de benadeelde partijen dient te vergoeden. De rechtbank begroot de kosten van de benadeelde partijen op dit moment op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 38, 38a, 38v, 38w, 38z, 57, 240b, 244, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 primair en feit 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 en feit 7 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 en feit 7 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 en feit 7 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van vijf jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
- als
algemene voorwaardegeldt dat de ter beschikking gestelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- en stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:

geen strafbaar feit plegen
verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;

meewerken aan reclasseringstoezicht
verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
o verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;

niet naar het buitenland
verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering;

opname in een zorginstelling
verdachte laat zich opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

ambulante behandeling
verdachte laat zich indien noodzakelijk geacht behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;

meewerken aan time-out
verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrische Afdeling of kliniek of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;

begeleid wonen of maatschappelijke opvang
verdachte verblijft indien nodig geacht na de klinische behandeling in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

contactverbod met de dochter van verdachte
verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met zijn dochter, [kind 1] , geboren op [2014] , tenzij in het kader van een omgangsregeling waarbij een gezinsvoogd betrokken is en indien dit past binnen het behandelplan (ter beoordeling van de betreffende behandelaar van verdachte), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk acht;

contactverbod met de overige slachtoffers
verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers
o [kind 2] , geboren op [2014] ;
o [kind 3] , geboren op [2014] ;
o [kind 4] , geboren op [2014] ;
o [kind 5] , geboren op [2019] ;
o [kind 6] , geboren op [2017] ;
o [kind 7] , geboren op [2019] ;
en met hun ouders/familie, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

locatieverbod
verdachte bevindt zich niet in [woonplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Indien in de toekomst bezoek aan familie van verdachte gewenst is, geschiedt dit in overleg met de reclassering en worden hierover concrete afspraken gemaakt. Dit zal tevens gecommuniceerd worden met de plaatselijke politie;

vermijden contact met minderjarigen
verdachte zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat andere, voor de reclassering bekende en goedgekeurde contacten, hierbij aanwezig zijn;

vermijden kinderporno
verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
o het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
o het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
o het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt hier bovenstaande gedragingen te voorkomen. Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;

verbod bepaalde werkzaamheden
Verdachte:
o werkt niet als oppas;
o werkt niet met minderjarigen,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • geeft opdracht aan de reclassering de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte
  • beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
  • beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door een week hechtenis, met een maximum van zes maanden;
  • legt aan verdachte op de
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Telefoontoestel (G2754514);
  • 1 STK Computer (G2754515);
  • 1 STK Harddisk (Omschrijving: Zwart, merk: FREECOM);
  • 1 STK Computer / Tablet (G2754518);
  • 1 STK Computer (G2754519);
  • 1 STK Telefoontoestel (G2754520);
  • 1 STK Telefoontoestel (G2754521);
  • 1 STK Telefoontoestel (G2754522);
  • 1 STK Telefoontoestel (G2754523);
  • 1 STK Fotocamera (G2754524);
  • 1 STK Fotocamera (G2754526);
Benadeelde partij [kind 1]
  • wijst de vordering van [kind 1] toe tot een bedrag van € 35.286,93, bestaande uit € 286,93 materiële schade en € 35.000,00 immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [kind 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [kind 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [kind 1] voor wat betreft de gevorderde reiskosten als proceskosten af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [kind 1] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [kind 2]
  • wijst de vordering van [kind 2] toe tot een bedrag van € 10.618,81, bestaande uit € 618,81 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [kind 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [kind 2] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [kind 2] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [kind 3]
  • wijst de vordering van [kind 3] toe tot een bedrag van € 10.269,23;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [kind 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [kind 3] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [kind 3] aan de Staat € 10.269,23 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 86 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [kind 4]
  • wijst de vordering van [kind 4] toe tot een bedrag van € 10.080,25, bestaande uit € 80,25 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [kind 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [kind 4] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [kind 4] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [kind 5]
  • verklaart [kind 5] niet-ontvankelijk in de vorderingen bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [kind 6]
  • verklaart [kind 6] niet-ontvankelijk in de vorderingen bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [kind 7]
  • verklaart [kind 7] niet-ontvankelijk in de vorderingen bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en J.J. Peerboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 21
december 2020 te [woonplaats] , althans in arrondissement Midden-Nederland,
met zijn kind [kind 1] [kind 1], geboren op [2014] , die toen de leeftijd van
twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [kind 1]
[kind 1], te weten het
- meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
penis en/of een (speelgoed)voorwerp tussen de schaamlippen en/of in de vagina en/of
tussen de billen en/of in de anus van die [kind 1] [kind 1] en/of
- meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
vinger(s) en/of hand(en) tussen de schaamlippen van die [kind 1] [kind 1] en/of
- meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
penis in de mond van die [kind 1] [kind 1] en/of
- meermalen, althans éénmaal, met zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) betasten van
en/of wrijven over de schaamlippen en/of de vagina van die [kind 1] [kind 1];
(Art. 244 jo. art. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 21
december 2020 te [woonplaats] , althans in arrondissement Midden-Nederland,
met zijn kind [kind 1] [kind 1], geboren op [2014] , die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, te weten het
- meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
penis tussen de schaamlippen van die [kind 1] [kind 1] en/of
- meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
vinger(s) en/of hand(en) tussen de schaamlippen van die [kind 1] [kind 1] en/of
- meermalen, althans éénmaal, met zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) betasten van
en/of wrijven over de schaamlippen en/of de vagina van die [kind 1] [kind 1] en/of
- meermalen, althans éénmaal, met de tong en/of mond/lippen laten likken en/of betasten
van zijn, verdachtes, penis door die [kind 1] [kind 1];
(Art. 247 jo. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 12
december 2020 te [woonplaats] , althans in arrondissement Midden-Nederland,
met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 2] [kind 2]
geboren op [2014] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [kind 2] [kind 2],
te weten door
- meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
penis tussen de schaamlippen van die [kind 2] [kind 2] en/of
- meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
vinger(s) en/of hand(en) tussen de schaamlippen van die [kind 2] [kind 2] en/of
- meermalen, althans éénmaal, met zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) betasten van
en/of wrijven over de schaamlippen en/of de vagina van die [kind 2] [kind 2];
(Art. 244 jo. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 12
december 2020 te [woonplaats] , althans in arrondissement Midden-Nederland,
met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 2] [kind 2],
geboren op [2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
-meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
penis tussen de schaamlippen van die [kind 2] [kind 2] en/of
-meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
vinger(s) en/of hand(en) tussen de schaamlippen van die [kind 2] [kind 2] en/of
-meermalen, althans éénmaal, met zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) betasten van en/of
wrijven over de schaamlippen en/of de vagina van die [kind 2] [kind 2];
(Art. 247 jo. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1
oktober 2020 te [woonplaats] , althans in arrondissement Midden-Nederland,
met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 3] [kind 3], geboren op
[2014] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [kind 3] [kind 3], te weten het
- meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
vinger(s) en/of een (speelgoedvoorwerp in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die
[kind 3] en/of
- meermalen, althans éénmaal, met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van
en/of wrijven over de schaamlippen en/of de vagina van die [kind 3] [kind 3];
(Art. 244 jo. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1
oktober 2020 te [woonplaats] , althans in arrondissement Midden-Nederland,
met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 3] [kind 3], geboren op
[2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
meermalen, althans éénmaal, met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van
en/of wrijven over de schaamlippen en/of de vagina van die [kind 3] [kind 3];
(Art. 247 jo. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met
19 september 2020 te [woonplaats] , althans in arrondissement Midden-
Nederland,
met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 4] [kind 4], geboren op [2014]
, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [kind 4] [kind 4], te weten het
- meermalen, althans éénmaal, brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes,
vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [kind 4] [kind 4] en/of
- meermalen, althans éénmaal, met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van
en/of wrijven over de schaamlippen en/of de vagina van die [kind 4] [kind 4];
(Art. 244 jo. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met
19 september 2020 te [woonplaats] , althans in arrondissement Midden-
Nederland,
met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind [kind 4] [kind 4], geboren op [2014]
, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
meermalen, althans éénmaal, met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van
en/of wrijven over de schaamlippen en/of de vagina van die [kind 4] [kind 4];
(Art. 247 jo. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 21
december 2020 en/of in de periode van 5 juli 2020 tot en met 30 september 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, afbeeldingen, te weten
-14 foto('s) en/of 5 film(s)/video(s) en/of
-gegevensdragers, te weten een SD-kaart (Kingston aangetroffen in Samsung A51, SIN
AAMI1926NL),
bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten zijn kind [kind 1] [kind 1], geboren
op [2014] en/of [kind 5] [kind 5] (geboren op [2019] ) en/of [kind 6]
[kind 6] (geboren op [2017] ) en/of [kind 7] [kind 7] (geboren op [2019] ) is
betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad en/of heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk
weergegeven - bestonden uit:
het met de/een vinger(s) en/of hand(en) en/of met toiletpapier betasten en/of aanraken
van het geslachtsdeel van die [kind 5] [kind 5] en/of [kind 6] [kind 6] en/of [kind 7]
[kind 7], althans één of meer perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog
niet had(den) bereikt en/of het (daarbij) masturberen (bij) het lichaam van die [kind 5]
[kind 5] en/of [kind 6] [kind 6] en/of [kind 7] [kind 7], althans één of meer
perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd yan 18 jaar nog niet had(den) bereikt en/of het met
de/een vinger(s) en/of hand(en) maken van een aftrekkende beweging aan/bij het
geslachtsdeel van die [kind 5] [kind 5] en/of [kind 7] [kind 7], althans één of meer
perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt,
(bijlage IIb, IIc en IId, p. 326-329)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door zijn kind [kind 1] [kind 1],
althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij de
uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel van die [kind 1]
[kind 1], althans deze persoon in beeld gebracht wordt,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of
strekt tot seksuele prikkeling
(bijlage IIa, p. 322-325);
(Art. 240b lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)
6
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 21
december 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, meermalen, althans
eenmaal, afbeeldingen, te weten
-12 film(s)/video(s) en/of gegevensdragers, te weten een harde schijf (Western Digital, SIN
AAJL1693NL),
bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of mond en/of tong oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het
lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(foto's 4 en 7, p. 363 + 365)
en/of
het met de/een voorwerp vaginaal penetreren van het lichaam van zichzelf door een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(foto 1, p. 362)
en/of
het met de/een mond en/of tong en/of vinger(s) en/of hand(en) betasten en/of aanraken
van het geslachtsdeel en/ofjde billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar
nog niet had bereikt en/of -
(foto's 2 en 5, p. 362 + 364)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de
(onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote)
geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden,
en/of
het houden van een penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of
strekt tot seksuele prikkeling
(foto's 3 en 6, p. 363 + 364);
(Art. 240b lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met
21 december 2020 en/of in de periode van 5 juli 2020 tot en met 30 september 2020 te [woonplaats] , althans in arrondissement Midden-
Nederland,
met één of meer aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde perso(o)n(en) te weten,
[kind 5] [kind 5] (geboren op [2019] ) en/of [kind 6] [kind 6] (geboren op [2017]
) en/of [kind 7] [kind 7] (geboren op [2019] ), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, te weten het
- met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van en/of wrijven over de penis
en/of de billen van [kind 5] [kind 5] (geboren op [2019] ) en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) en/of een voorwerp (toiletpapier) betasten
van en/of wrijven over de schaamlippen en/of vagina van [kind 6] [kind 6) en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van en/of wrijven over de penis
en/of de billen van [kind 7] [kind 7];
(Art. 247 jo. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Proces-verbaal bevindingen beschrijving kinderpornografisch materiaal (inclusief bijlagen), p. 347 e.v.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2020404812, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 515. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2022.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 144.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 147.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 148.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 149.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 150.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 151.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 152.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 153.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 155.
13.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 156.
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 141.
15.Een proces-verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor van 27 juli 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , pagina 466.
16.Een proces-verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor van 27 juli 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , pagina 467.
17.Een proces-verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor van 27 juli 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , pagina 468.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , pagina 44.
19.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , 45.
20.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , 46.
21.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 14 december 2020, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , pagina 28.
22.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , pagina 197.
23.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , pagina 198.
24.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , pagina 199.
25.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , pagina 200.
26.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , pagina 201.
27.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , pagina 206.
28.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , pagina 207.
29.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , pagina 208.
30.Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] op 19 januari 2021, pagina 171.
31.Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] op 19 januari 2021, pagina 173.
32.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 16 januari 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , pagina 167.
33.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , pagina 236.
34.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , pagina 237.
35.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , pagina 238.
36.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , pagina 239.
37.Een proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 11] op 19 januari 2021, pagina 216.
38.Een proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 11] op 19 januari 2021, pagina 220.
39.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2022.
40.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2020, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] , pagina 60.
41.Een goederenlijst van de in beslag genomen goederen van 1 maart 2021, pagina 241.
42.Een proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 3 mei 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 3] , pagina 315.
43.Een proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 3 mei 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 3] , pagina 316.
44.Een proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 3 mei 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 3] , pagina 317
45.Bijlage bij proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 3 mei 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 3] , pagina 322.
46.Bijlage bij proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 3 mei 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 3] , pagina 323.
47.Bijlage bij proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 3 mei 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 3] , pagina 324.
48.Een proces-verbaal van bevindingen (inclusief fotobijlagen) van 7 juli 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 3] , pagina 392.
49.Een proces-verbaal van bevindingen (inclusief fotobijlagen) van 7 juli 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 3] , pagina 393.
50.Een proces-verbaal van bevindingen (inclusief fotobijlagen) van 7 juli 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 3] , pagina 394.
51.Een proces-verbaal van bevindingen (inclusief fotobijlagen) van 7 juli 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 3] , pagina 395.
52.Een proces-verbaal van bevindingen (inclusief fotobijlagen) van 7 juli 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 3] , pagina 396.
53.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 juni 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 16] en [verbalisant 3] , pagina 410.
54.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , pagina 418.
55.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , pagina 419.
56.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 22 juni 2021, pagina 470.
57.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] op 17 juni 2021, pagina 479.