ECLI:NL:RBMNE:2022:2577

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
16.249236-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en belediging in het openbaar met vrijheidsbeperkende maatregel

Op 4 juli 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en belediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 24 maart 2021 tot en met 19 augustus 2021 herhaaldelijk en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffer [slachtoffer 1] door haar veelvuldig (sms)berichten en telefoontjes te sturen. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 3 mei 2021 tot en met 21 juli 2021 slachtoffer [slachtoffer 2] in het openbaar beledigd door beledigende uitlatingen in e-mailberichten te doen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan eerder opgelegde gedragsaanwijzingen, wat heeft geleid tot verdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 210 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, en heeft een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd die inhoudt dat de verdachte zich gedurende zes maanden niet binnen een straal van 100 meter van de woning van [slachtoffer 1] mag ophouden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.249236.21, 16.333938.21 (gev. ttz) en 16.142158-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1975 te [geboorteplaats 1] , Ierland,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 maart 2022 (politierechter), 29 maart 2022 (pro forma) en 20 juni 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking onder parketnummer 16.249236.21 komt er in het kort op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 24 maart 2021 tot en met 19 augustus 2021 te Utrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft belaagd;
feit 2
In de periode van 3 mei 2021 tot en met 21 juli 2021 te Utrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) in het openbaar bij geschrift heeft beledigd.
De verdenking onder parketnummer 16.333938.21 komt er in het kort op neer dat verdachte:
in de periode van 26 september 2021 tot en met 19 oktober 2021 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk meerdere keren een gedragsaanwijzing heeft overtreden.
De verdenking onder parketnummer 16.142158.22 komt er in het kort op neer dat verdachte:
in de periode van 5 mei 2022 tot en met 24 mei 2022 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk meerdere keren een gedragsaanwijzing heeft overtreden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde feiten. Voor een aantal feitelijkheden van de feiten 1 en 2 op de dagvaarding met parketnummer 16.249236.21 acht de rechtbank echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Van die onderdelen van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft de feiten bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De gebruikte bewijsmiddelen zijn per feit opgesomd [1] :
Feit 1, belaging
- de aangifte van [slachtoffer 1] ; [2]
- de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] , met als bijlage een uitdraai van sms-berichten van verdachte aan [slachtoffer 1] ; [3]
- de uitwerking van voicemailberichten van verdachte aan [slachtoffer 1] ; [4]
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [5]
De rechtbank stelt vast dat verdachte wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffer [slachtoffer 1] , door na een zogenaamd stopgesprek op 24 maart 2021 gedurende een periode van bijna vijf maanden veelvuldig (sms)berichten te sturen naar [slachtoffer 1] en haar veelvuldig te bellen. De stelselmatigheid volgt uit de intensiteit, duur en hoeveelheid aan (sms)berichten en de vele voicemailberichten. Het oogmerk volgt uit de aard van de handelingen van verdachte. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster volgt uit de inhoud van de berichten, die heftig en vaak dwingend en beschuldigend van toon was. Door aan de aangeefster geen keuze te laten in het contact, heeft verdachte de aangeefster gedwongen het contact te dulden.
De in het dossier opgenomen e-mailberichten die zijn gericht aan [slachtoffer 1] , zijn allemaal van vóór 24 maart 2021, de datum van het zogenaamde stopgesprek, en vallen daarmee buiten de tenlastegelegde periode. Dat geldt ook voor de sms- en e-mailberichten gericht aan personen in de directe omgeving van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onderdelen van de tenlastelegging die zien op het sturen van deze e-mail- en sms-berichten.
Feit 2, belediging in het openbaar
- de aangifte van [aangever] , gedaan namens [slachtoffer 2] ; [6]
- de bevindingen met betrekking tot telefonisch contact met [slachtoffer 2] , met als bijlage een uitdraai van e-mailberichten van verdachte die niet alleen zijn gericht aan [slachtoffer 2] , maar ook aan diverse instanties; [7]
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [8]
De rechtbank stelt vast dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 2] in het openbaar bij schrift heeft beledigd, nu hij (onmiskenbaar) beledigende uitlatingen over [slachtoffer 2] heeft opgenomen in e-mailberichten die hij niet alleen aan [slachtoffer 2] maar ook aan anderen heeft gericht. Dat betekent dat de beledigende uitlatingen ook konden worden gelezen door anderen dan [slachtoffer 2] , degene tegenover wie de beledigingen zijn gedaan.
In de e-mailberichten die verdachte mede aan anderen heeft gericht, heeft hij niet het beledigende woord ‘racist’ opgenomen. Dat betekent dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 2] niet met dat woord in het openbaar heeft beledigd. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken. De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van het sturen van (een) mailbericht(en) aan de kinderombudsman omdat zo’n bericht zich niet in het dossier bevindt.
Parketnummer 16.333938.21, overtreding van een gedragsaanwijzing:
- de gedragsaanwijzing gericht aan [verdachte] d.d. 16 september 2021, met als bijlage de akte van uitreiking van de gedragsaanwijzing in persoon; [9]
- de verklaring van [slachtoffer 1] , met als bijlage een uitdraai van sms- en e-mailberichten van verdachte aan [slachtoffer 1] ; [10]
- de bevindingen met betrekking tot voicemailberichten op de telefoon van [slachtoffer 1] ; [11]
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [12]
De rechtbank stelt vast dat verdachte sms- en e-mail berichten aan [slachtoffer 1] heeft gestuurd en haar voicemail heeft ingesproken, in een periode waarin hij zich volgens de aan hem opgelegde gedragsaanwijzing moest onthouden van elke vorm van contact met [slachtoffer 1] . Verdachte wist dat de gedragsaanwijzing in die periode gold. Dat betekent dat hij opzettelijk voorbij is gegaan aan het doel van de aan hem opgelegde gedragsaanwijzing, te weten het treffen van maatregelen ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens [slachtoffer 1] .
Parketnummer 16.142158.22, overtreding van een gedragsaanwijzing:
- de gedragsaanwijzing gericht aan [verdachte] d.d. 10 maart 2022, met als bijlage de akte van uitreiking van de gedragsaanwijzing in persoon; [13]
- de bevindingen met betrekking tot (sms)berichten, e-mailberichten en gemiste oproepen van verdachte aan [slachtoffer 1] en/of vrienden, kennissen van [slachtoffer 1] ; [14]
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [15]
In de periode na het opleggen van de gedragsaanwijzing met ingangsdatum 16 maart 2022 heeft verdachte opnieuw op verschillende manieren contact gezocht met [slachtoffer 1] . De gedragsaanwijzing is in persoon aan hem betekend. Dat betekent dat ervan kan worden uitgegaan dat hij ook wist dat hij zich op grond van deze gedragsaanwijzing van elk contact met [slachtoffer 1] diende te onthouden. De omstandigheid dat verdachte haar ook heeft gebeld nadat hij oproepen van haar had gemist, doet aan het voorgaande niet af. Ook onder die omstandigheid blijft de gedragsaanwijzing van kracht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 24 maart 2021 tot en met 19 augustus 2021 te Utrecht, althans in
Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens
anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- die [slachtoffer 1] veelvuldig (sms)berichten te sturen en
- die [slachtoffer 1] veelvuldig te bellen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden;
feit 2
in de periode van 3 mei 2021 tot en met 21 juli 2021 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 2] , in het openbaar bij geschrift heeft beledigd, door een of meerdere e-mailberichten naar medewerkers van de Tweede Kamer en/of de politie en/of de gemeente Utrecht te sturen met daarin onder andere de tekst:
- " you're a disgusting human being who just like your colleagues makes money from
abusing children" en
- " you childabusing racist" en
- " nazi";
onder parketnummer 16.333938.21
in de periode van 26 september 2021 tot en met 19 oktober 2021 te Utrecht opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh,
eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 16 september 2021 gegeven door de officier van justitie te
Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag
ophouden binnen een straal van 100 meter van:
- de woning, gelegen in/aan de [adres 2] , [woonplaats 2] en
- de kinderopvang in/aan de [adres 3] , [vestigingsplaats 1] ;
zich dient te onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met de
volgende persoon:
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 te [geboorteplaats 2] ;
door haar in voornoemde periode meerdere (voicemail)berichten en e-mails te
sturen;
onder parketnummer 16.142158.22
in of omstreeks de periode van 5 mei 2022 tot en met 24 mei 2022 te Utrecht, in
elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 10 maart 2022 gegeven door de officier van justitie te
arrondissement Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij,
verdachte, vanaf 16 maart 2022 (aansluitend op de vorige gedragsaanwijzing) zich
niet mag bevinden binnen een straal van 100 meter vanaf de woning gelegen aan de
[adres 2] in [woonplaats 2] en/of zich dient te onthouden van zowel direct als
indirect contact met [slachtoffer 1]
door meermalen Sms-berichten te sturen naar en telefonisch contact te zoeken met die
[slachtoffer 1] en e-mailberichten te sturen naar vrienden en/of kennissen van die [slachtoffer 1] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
belaging;
feit 2
eenvoudige belediging;
onder parketnummers 16.333938.21 en parketnummer 16.142158.22, telkens
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 210 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 105 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk en met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een verplichting tot ambulante behandeling, een en ander conform het advies van de reclassering d.d. 16 juni 2022;
- een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een locatie- en contactverbod gelijk aan de thans geldende gedragsaanwijzing, gedurende een periode van twee jaren, met dadelijke uitvoerbaarverklaring.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een taakstraf van een beperktere omvang op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De verdediging heeft daartoe onder meer gewezen op het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Ook heeft de verdediging erop gewezen dat verdachte een fulltime baan heeft. Daarbij komt dat een te zware straf een averechts effect kan hebben. De nadruk moet in de visie van de verdediging worden gelegd op de bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van slachtoffer [slachtoffer 1] gedurende een periode van bijna vijf maanden. Verdachte en [slachtoffer 1] hebben eerder een relatie met elkaar gehad en hebben samen een zoon. Na de geboorte van hun zoon zijn problemen tussen beiden ontstaan. De problemen zijn verergerd na de beëindiging van hun relatie. Jeugdzorg, Veilig thuis en andere instanties zijn in verband met de problemen betrokken geraakt bij verdachte en [slachtoffer 1] . Op 24 maart 2021 heeft de kinderrechter beslist over het verzoeken tot ondertoezichtstelling en tot machtiging uithuisplaatsing van hun zoon bij [slachtoffer 1] . Tijdens de zitting heeft de kinderrechter verdachte gemaand geen belastende e-mail- en sms-berichten meer naar [slachtoffer 1] te sturen. Verdachte heeft toen toegezegd dat niet meer te zullen doen, maar is er desondanks toch mee doorgegaan. Ook heeft hij nadien regelmatig belastende voicemailberichten ingesproken bij [slachtoffer 1] . De gedragsaanwijzingen die aan verdachte zijn opgelegd, hebben hem er evenmin van weerhouden op belastende wijze contact met [slachtoffer 1] te blijven zoeken. Dat deed hij niet alleen op directe wijze, maar ook indirect via vrienden en kennissen van [slachtoffer 1] .
Door deze wijze van handelen is verdachte voorbij gegaan aan de grenzen die [slachtoffer 1] hem heeft aangegeven. Dit heeft een grote impact op [slachtoffer 1] gehad, zo blijkt uit de slachtofferverklaring die zij ter terechtzitting heeft voorgedragen.
Verdachte heeft herhaaldelijk aangegeven dat hij op deze wijze contact zocht met [slachtoffer 1] vanwege zorgen om de veiligheid van hun zoon. Ook heeft hij verklaard uit wanhoop te hebben gehandeld om zijn zoon te kunnen zien. Hoezeer de rechtbank de behoefte van verdachte om omgang met zijn zoon ook begrijpt, ziet zij in de inhoud en strekking van de berichten die hij [slachtoffer 1] heeft gestuurd niet de juiste weg om die omgang te realiseren. Verdachte heeft ter terechtzitting zelf ook verklaard dat hij inziet dat zijn handelwijze een averechts effect heeft gehad.
Verdachte is echter niet alleen voorbij gegaan aan de grenzen van [slachtoffer 1] . Hij heeft zich ook schuldig gemaakt aan belediging van de gezinsvoogd [slachtoffer 2] . Zij is als gezinsvoogd betrokken bij het gezin van verdachte, [slachtoffer 1] en hun zoon. Dat betekent dat zij zich vanuit haar beroep inzet voor het welzijn van het gezin. De rechtbank acht het kwalijk dat verdachte naar iemand die probeert haar werk op een goede wijze uit te voeren, op uitgebreide schaal beledigende uitlatingen doet. De ernst van deze beledigende uitlatingen wordt bovendien onderstreept door het feit dat hij de beledigingen niet alleen aan het adres van [slachtoffer 2] zelf heeft gericht, maar ook aan diverse instanties.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
In de justitiële documentatie van verdachte van 13 juni 2022 is te zien dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Gelet hierop is het voor de reclassering moeilijk een inschatting te maken over de kans op recidive. Dat staat in het rapport van 16 juni 2022. Daarin staat ook dat sprake is van een zorgelijke situatie, waarbij pogingen vanuit verschillende organisaties om verdachte te helpen en zijn delictgedrag te stoppen, niet tot blijvende verandering hebben geleid. Tijdens de gesprekken met de reclassering heeft verdachte echter aangegeven nu wel verandering te willen in de situatie en ondersteuning van de reclassering hierbij te accepteren. De reclassering heeft geadviseerd die ondersteuning te laten bestaan uit een meldplicht en verplichte ambulante behandeling en deze in de vorm van bijzondere voorwaarden op te leggen bij een voorwaardelijk strafdeel. Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat hij deze ondersteuning wil ontvangen en dat hij bereid is hieraan mee te werken.
De strafmaat
Bij de bepaling van de op te leggen straf ligt de nadruk voor de rechtbank op de bewezenverklaarde belaging van [slachtoffer 1] . Naast genoegdoening voor [slachtoffer 1] en de gezinsvoogd, moet de straf met name gericht zijn op het verminderen van de kans op herhaling. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in dit stadium geen meerwaarde in een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Een werkstraf van aanzienlijke omvang, waarvan een deel voorwaardelijk is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel van de straf worden als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en verplichte ambulante behandeling verbonden.
De rechtbank verwacht dat een goede naleving van die voorwaarden, met toezicht daarop van de reclassering, het contact tussen verdachte en zijn zoon op termijn het meest zal bevorderen. De rechtbank acht dat doel in dit geval het belangrijkste voor het welzijn van alle betrokkenen, waaronder ook dat van [slachtoffer 1] .
Voor de motivatie van verdachte om mee te werken aan die bijzondere voorwaarden, kan een te zwaar onvoorwaardelijk strafdeel averechts werken. De ernst van de bewezenverklaarde belaging van [slachtoffer 1] maakt echter dat niet van de oplegging van een onvoorwaardelijk strafdeel kan worden afgezien.
Tegen die achtergrond ziet de rechtbank aanleiding om een taakstraf op leggen, bestaande uit een onvoorwaardelijk deel van 110 uren. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren opleggen, waaraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden gekoppeld Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren.
Vrijheidsbeperkende maatregel en dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank het nodig om aan verdachte ook een locatie- en contactverbod op te leggen ten aanzien slachtoffer [slachtoffer 1] . De huidige situatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] maakt het noodzakelijk dit verbod met onmiddellijke ingang te laten aanvangen. Een rechterlijke uitspraak mag in de regel echter pas ten uitvoer worden gelegd nadat zij onherroepelijk is geworden. In geval van de oplegging van een contact- en locatieverbod in de vorm van een vrijheidsbenemende maatregel op grond van artikel 38v Sr geldt dat niet. Een dergelijke maatregel kan dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Om die reden acht de rechtbank de oplegging van deze maatregel ook aangewezen. Aan de vereisten voor de oplegging van die maatregel is voldaan. Onder de huidige omstandigheden moet immers ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte zich opnieuw ernstig belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] . De rechtbank wijst daarvoor op de onrust en instabiliteit op civiel vlak die in ieder geval tot voor kort nog tussen verdachte en [slachtoffer 1] bestond.
Het contactverbod zal gelijk zijn aan het verbod zoals in de gedragsaanwijzing geformuleerd, te weten dat verdachte zich dient te onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 te [geboorteplaats 2] . De rechtbank zal bepalen dat hierop een uitzondering kan worden gemaakt indien de reclassering daarvoor in overleg met Jeugdzorg toestemming geeft in het kader van de omgang met de zoon van verdachte. Het locatieverbod dat de rechtbank zal opleggen zal worden beperkt tot het gebied rondom de woning van [slachtoffer 1] . Dat betekent dat verdachte zich niet mag ophouden binnen een straal van 100 meter van de woning, gelegen in/aan de [adres 2] , [woonplaats 2] . De rechtbank maakt daarop een uitzondering voor de [straat] , omdat dit een doorgaande weg is die verdachte vanuit zijn woning zal moeten kunnen gebruiken. De rechtbank zal de locatie van de huidige en eventueel toekomstige kinderopvang niet opnemen in het locatieverbod. Daarvoor bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is immers dat eerdere belastende incidenten tussen verdachte en [slachtoffer 1] hebben plaatsgevonden rondom de locatie van de kinderopvang.
De rechtbank zal het contact- en locatieverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen voor de duur van zes maanden. Gedurende die periode zal hier per overtreding hechtenis tegenover staan. Bij de eerste overtreding zal deze hechtenis drie dagen bedragen, bij de tweede overtreding zes dagen, bij de derde overtreding negen dagen en vanaf de vierde overtreding zal deze steeds twaalf dagen bedragen, met een maximum van zes maanden.
Na het verstrijken van de termijn van deze maatregel zal het contact- en locatieverbod voortduren in de vorm van het opleggen van deze verboden als bijzondere voorwaarden, zolang de proeftijd voortduurt.
Conclusie
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 210 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, te vervangen door 105 dagen hechtenis voor het geval verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht;
  • een ambulante behandelverplichting;
  • een contact- en locatieverbod met ingang van 4 januari 2023;
een en andere met toezicht door de reclassering en een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen in de vorm van een contact- en locatieverbod voor de duur van zes maanden, zoals hiervoor uiteengezet.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 57, 184b, 266 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 210 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 105 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van
100 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- daarbij gelden als voorwaarden:
- dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- stelt als
bijzondere voorwaarden
- dat verdachte zich drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 4] , [vestigingsplaats 2] en dat hij zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat verdachte zich zal laten behandelen en zal meewerken aan diagnostiek door een (forensische) zorgverlener, te bepalen door en ter beoordeling van de reclassering in overleg met verdachte, welke behandeling zo snel mogelijk zal starten en de gehele proeftijd zal duren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdtaan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
- dat verdachte zich met ingang van 4 januari 2023 onthoudt van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1981, tenzij de reclassering daarvoor in overleg met Jeugdzorg toestemming geeft in het kader van de omgang met de zoon van verdachte;
- dat verdachte zich met ingang van 4 januari 2023 niet ophoudt binnen een straal van 100 meter van de woning, gelegen in/aan de [adres 2] , [woonplaats 2] , met uitzondering van de [straat] te [plaats] ;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van zes maanden;
- beveelt dat verdachte zich onthoudt van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1981, tenzij de reclassering daarvoor in overleg met Jeugdzorg toestemming geeft in het kader van de omgang met de zoon van verdachte;
- beveelt dat verdachte zich niet ophoudt binnen een straal van 100 meter van de woning, gelegen in/aan de [adres 2] , [woonplaats 2] , met uitzondering van de [straat] te [plaats] ;
- verklaart deze maatregel dadelijk uitvoerbaar;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door hechtenis voor de duur van drie dagen bij de eerste overtreding, door hechtenis voor de duur van zes dagen bij de tweede overtreding, door hechtenis voor de duur van negen dagen bij de derde overtreding en door hechtenis van twaalf dagen vanaf de vierde overtreding, met een maximum van zes maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 16.142158.22.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en P.K. van Riemsdijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 16.249236.21
1
hij in of omstreeks de periode van 24-03-2021 t/m 19-08-2021 te Utrecht, althans in
Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens
anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- die [slachtoffer 1] veelvuldig (sms)berichten te sturen en/of
- die [slachtoffer 1] veelvuldig te bellen en/of
- die [slachtoffer 1] veelvuldig e-mailberichten te sturen, en/of
- een of meer perso(o)n(en) in de directe omgeving van die [slachtoffer 1] te benaderen door
hen sms- en/of emailberichten te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03-05-2021 t/m
21-07-2021 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 2] ,
in het openbaar bij geschrift heeft beledigd, door een of meerdere e-mailberichten
naar medewerkers van de Tweede Kamer en/of de politie en/of de
kinderombudsman en/of de gemeente Utrecht te sturen met daarin onder andere
de tekst:
- " you're a disgusting human being who just like your colleages makes money from
abusing children" en/of
- " you childabusing racist" en/of "racist" en/of
- " nazi";
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
onder parketnummer 16.333938.21
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2021 t/m 19 oktober 2021 te
Utrecht opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh,
eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 16 september 2021 gegeven door de officier van justitie te
Midden Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag
ophouden binnen een straal van 100 meter van :
- de woning, gelegen in/aan de [adres 2] , [woonplaats 2] en
- de kinderopvang in/aan de [adres 3] , [vestigingsplaats 1] ;
zich dient te onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met de
volgende persoon:
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 te [geboorteplaats 2] ;
door haar in voornoemde periode meerdere (voicemail)berichten en/of emails te
sturen;
( art 184a Wetboek van Strafrecht )
onder parketnummer 16.142158.22
hij in of omstreeks de periode van 5 mei 2022 tot en met 24 mei 2022 te Utrecht, in
elk geval in Nederland,
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh,
eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 10 maart 2022 gegeven door de officier van justitie te
arrondissement Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij,
verdachte, vanaf 16 maart 2022 (aansluitend op de vorige gedragsaanwijzing) zich
niet mag bevinden binnen een straat van 100 meter vanaf de woning gelegen aan de
[adres 2] in [woonplaats 2] en/of zich dient te onthouden van zowel direct als
indirect contact met [slachtoffer 1]
door meermalen SMS-berichten te sturen naar en/of telefonisch contact te met die
[slachtoffer 1] en/of e-mailberichten te sturen naar vrienden en/of kennissen van die [slachtoffer 1] .
( art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de door de politie, Eenheid Midden-Nederland, district Stad-Utrecht, Basisteam Utrecht-Zuid opgemaakte processen-verbaal met de volgende dossiernummers:
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 augustus 2021, pag. 16 en 17
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 7 september 2021, pag. 24 en 25, met bijlage, pag. 67 tot en met 74, pag. 79 en 80.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2021, pag. 144, 145 en 146
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2022.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2021, pag. 159
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 september 2021, pag. 162, met bijlage pag. 176, 177, 180, 206, 209, 211, 213.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2022.
9.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering van 16 september 2021, pag. 3, met als bijlage de akte van uitreiking, pag. 4.
10.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 27 oktober 2019, pag. 6, 7, 8, met bijlage, pag. 10, 11, 12.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2021, pag. 13, 14.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2022.
13.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering van 10 maart 2022, pag. 18, met als bijlage de akte van uitreiking, pag. 19.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni, pag. 9, 10, met bijlage, pag. 12, 13, 14, 15, 16.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2022.