Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 juni 2021;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte overlegging en uitlating producties van zoon;
- de akte overleggen producties van vader;
- de akte overlegging producties en nadere uitlating door zoon;
- het proces verbaal van de mondelinge behandeling van 14 april 2022;
- het proces verbaal van de mondelinge behandeling van de incidentele vorderingen van 11 mei 2022.
2.De feiten
Bij de aanvang van de maatschap is ingebracht: door ieder van de vennoten zijn kennis, arbeid en vlijt.
Door de vennoot sub 1 (toevoeging rechtbank: Vader) wordt ingebracht de goederen behorende tot zijn onderneming, bestaande uit:a. De juridische en economische eigendom van alle roerende zaken, machines, werktuigen, LLB’s, voorraden, veldinventaris, vorderingen en liquide middelen.
De inbreng vindt plaats naar de toestand op 1 mei 2016. Van voormelde inbreng blijkt uit de door [onderneming 1] op te maken balans per 1 mei 2016.
De maatschap eindigt:
door eenzijdige schriftelijke opzegging door één of meerdere vennoten. Elk van de vennoten heeft het recht om, zonder opgaaf van redenen, zijn deelneming in de maatschap tegen het einde van het boekjaar te beëindigen. Daarbij wordt een opzegtermijn van tenminste zes maanden in acht genomen. Deze opzegging dient bij aangetekend schrijven of deurwaardersexploit te geschieden;
door een door de vennoten gezamenlijk genomen besluit tot ontbinding van de maatschap. De vennoten leggen dit besluit schriftelijk vast en ondertekenen het. Ieder van de vennoten ontvangt hiervan een afschrift;
door faillissement of onder curatelestelling, bij aanvraag van surséance van betaling of bij aanvraag van wettelijke schuldsanering van één of meerdere vennoten of bij de onderbewindstelling van het gehele vermogen van één of meerdere vennoten;
door overlijden van één van de vennoten;
indien door het aangaan van een huwelijk of de wijziging van het huwelijksgoederenregime van de vennoot sub 1 of sub 2 de bedrijfscontinuïteit niet optimaal gewaarborgd wordt;
indien de maatschap door de rechter wordt ontbonden;
indien de in artikel 2 opgenomen termijn waarvoor de maatschap is aangegaan, is verstreken;
Ieder van de vennoten heeft het recht onmiddellijk de ontbinding van de maatschap te eisen, indien één van de vennoten enige bepaling in deze akte niet nakomt, daarmee in strijd handelt of overtreedt, tenzij het gaat om een relatief geringe overtreding casu quo relatief geringe wanprestatie. De schade ten gevolge van de overtreding of wanprestatie komt voor rekening van de in gebreke zijnde vennoot. De vraag of er sprake is van een relatief geringe overtreding of wanprestatie zal worden aangemerkt als een geschil als bedoeld in artikel 21.
Bij opzegging
- (artikel 1.1) pachter tevens initiatiefnemer is van [project] ;
- (artikel 2.1) pachter ermee instemt dat het bouwblok met opstallen aan de [adres] wordt opgenomen als onderdeel van de inrichting van het [project] en/of in het voor het [project] op te stellen bestemmingsplan wordt aangemerkt tot de sfeer van de inrichting van het [project] . Daarmee accepteert pachter de daarmee samenhangende feitelijke milieu- en leefomgevingsbelasting zoals geluid en slagschaduw (artikel 2);
- (artikel 3.1) pachter van exploitant jaarlijks een vaste vergoeding van € 5.000 ontvangt als vergoeding voor de instemming als bedoeld in artikel 2.1
- (artikel 5.2) pachter afziet van elk handhavingsverzoek dat iets met het [project] te maken heeft, waaronder in ieder geval handhavingsverzoeken in het kader van geluid en/of slagschaduw van het windpark vallen (artikel 5);
“voor zich en als enige maten van [onderneming 6] ”, samen met nog een groot aantal andere personen en rechtspersonen, die (in de overeenkomst) tezamen en afzonderlijk zijn aangeduid als
“initiatiefnemers”, de ‘Overeenkomst Inzake de juridische structuur en verlening recht van (onder)opstal en vestiging van erfdienstbaarheden ten behoeve van [project] ’, hierna: de Overeenkomst van 7 september 2018, met [onderneming 4] B.V. , vertegenwoordigd door Vader en [D] als de gezamenlijk bevoegde bestuurders, en aangeduid als ‘opstalhouder’, ondertekend. De Overeenkomst van 7 september 2018 verplicht de initiatiefnemers medewerking te verlenen aan het vestigen van opstalrechten en erfdienstbaarheden als daar, vanuit het windpark , behoefte aan is. In de preambule van de Overeenkomst van 7 september 2018 is bepaald:
initiatiefnemers rechthebbenden zijn van een of meer percelen grond in de gemeente [gemeente] zoals weergegeven op bijlage 1 (..);
initiatiefnemers zich onder andere door ondertekening van een “overeenkomst grondgebonden vergoedingen [windmolenlijn 1] ” de dato 10 februari 2015, een “overeenkomst grondgebonden vergoedingen [windmolenlijn 2] ” de dato 31augustus 2016 en een “samenwerkingsovereenkomst [windmolenlijn 1] en [windmolenlijn 2] ” de dato 31 augustus 2016, jegens elkaar hebben verbonden om gronden ter beschikking te stellen ten behoeve van de realisatie en exploitatie van ‘ [project] ’ in de gemeente [gemeente] (hierna te noemen: ‘ windpark ’ of ‘project’), welk windpark zal bestaan uit circa veertien (14) windturbines ;
partijen de hiervoor genoemde overeenkomsten wensen te vervangen door de onderhavige overeenkomst, waarmee alle in bedoelde overeenkomsten gemaakte afspraken zullen vervallen en daartoe de onderhavige overeenkomst met elkaar aangaan, waarin zij nadere afspraken willen vastleggen met betrekking tot de voorwaarden en bepalingen waaronder de vestiging van de benodigde opstalrechten, erfdienstbaarheden, en onderopstalrechten te behoeve van het windpark zullen plaatsvinden.
De initiatiefnemers hebben een vereniging genaamd [vereniging] opgericht, welke onder meer ten doel heeft “het in samenspraak met de lokale gemeenschap zich maximaal inzetten om windmolens te ontwikkelen en te realiseren binnen het project ‘ [project] ’ in de provincie [provincie] teneinde een bijdrage te leveren aan opwekking van duurzame energie”
Deelname in het project door de initiatiefnemers zal uiteindelijk plaatsvinden door het nemen van (certificaten van) aandelen in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die daartoe zal worden opgericht (hierna ook te noemen: ‘ [onderneming 5] B.V. ’)welke vennootschap zal deelnemen in de eveneens nog op te richten besloten vennootschap ten behoeve van de exploitatie van het windpark , te noemen “ [onderneming 3] B.V. ”.
3.De beoordeling
“voor zich en als enige maten van de maatschap [onderneming 6] ”partijen zijn bij die overeenkomst en daarin als ‘initiatiefnemers’ worden aangeduid. Deze duidelijke omschrijving van de hoedanigheden waarin Vader en Zoon partij zijn bij de door hen getekende Overeenkomst van 7 september 2018, brengt met zich dat zij zowel in persoon als als maten aan die overeenkomst gebonden zijn. Deze gebondenheid betekent dat de maatschap, Vader en Zoon gebonden zijn aan de uit de Overeenkomst van 7 september 2018 voorvloeiende verplichtingen en aanspraak kunnen maken op de daaruit voortvloeiende rechten. Die gebondenheid betreft - kort samengevat - de opzet van de juridische structuur van [project] en de vestiging van beperkte rechten ten behoeve van het realiseren daarvan. Vader en Zoon verschillen van mening over die inhoud van die gebondenheid en Vader heeft zich daarbij beroepen op de inhoud en uitleg van de Overeenkomst van 7 september 2018.
“…dat initiatiefnemers rechthebbende zijn van een of meerdere percelen grond in de gemeente [gemeente] (…)”. Hieruit blijkt dat in de Overeenkomst van 7 september 2018 de hoedanigheid van initiatiefnemer gekoppeld is aan het zijn van rechthebbende van de betreffende percelen en niet aan het lidmaatschap in de Vereniging. Omdat Zoon reeds per 1 mei 2018 als medepachter aan de pachtovereenkomst is toegevoegd, was hij ten tijde van het sluiten van de Overeenkomst van 7 september 2018 (mede) rechthebbende als bedoeld in de preambule. Dit betekent dat niet alleen Vader en Zoon, maar ook de maatschap rechthebbenden zijn van de percelen pachtgrond. Zij zijn dus terecht in de Overeenkomst van 8 september 2018 als zodanig
initiatiefnemersgenoemd en in die hoedanigheid partij bij die overeenkomst.
“dat uitsluitend in dat kader”Zoon de overeenkomst heeft getekend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Vader daaraan toegevoegd dat artikel 1 lid 2 van de Overeenkomst van 7 september 2018 (slechts) een beschrijving geeft van de afspraak in het kader van het lidmaatschap van Vader van de Vereniging. Hij heeft daaraan toegevoegd dat de notaris heeft meegewerkt aan de verdeling van de Certificaten onder de 19 leden van de Vereniging en dat de raadsman van de Vereniging, mr. [G] , in diens brief van 14 augustus 2020 geschreven heeft:
“de hiervoor genoemde overeenkomsten”met het sluiten van de Overeenkomst van 7 september 2018 zijn vervallen.