Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het geschil
4.De beslissing
1 augustus 2022 door te geven aan de Rechtbank;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2022 een tussenuitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en een gedaagde, die in persoon verscheen. Het COA vorderde de ontruiming van de verblijfsruimte van de gedaagde in een asielzoekerscentrum, omdat de gedaagde een aanbod tot passende huisvesting had geweigerd. Tijdens de mondelinge behandeling bleek echter dat de gedaagde de Nederlandse taal niet begrijpt en geen advocaat of tolk had ingeschakeld. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat hierdoor niet was voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor. De gedaagde heeft herhaaldelijk aangegeven dat hij bijstand van een advocaat wenst, maar kon zijn verweer niet adequaat naar voren brengen zonder juridische bijstand.
De voorzieningenrechter heeft daarom besloten de mondelinge behandeling aan te houden, zodat de gedaagde de gelegenheid krijgt om zich met spoed een advocaat en een tolk aan te trekken. Tevens is bepaald dat het COA zorg moet dragen voor een vertaling van het dictum van de uitspraak, zodat de gedaagde deze beslissing begrijpt. De nieuwe mondelinge behandeling moet plaatsvinden vóór 1 augustus 2022, waarbij partijen hun verhinderdata uiterlijk op 4 juli 2022 moeten doorgeven aan de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de waarborging van het beginsel van hoor en wederhoor een verantwoordelijkheid is van de voorzieningenrechter zelf, vooral gezien de impact van de zaak op de huisvesting van de gedaagde.