ECLI:NL:RBMNE:2022:2550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
UTR 21/5047
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag indicatie banenafspraak wegens niet voldoen aan wettelijke voorwaarden

In deze zaak heeft eiseres op 31 mei 2021 bij het UWV een indicatie banenafspraak aangevraagd, welke op 1 juni 2021 is afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat eiseres een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt, en de indicatie banenafspraak is bedoeld voor mensen die begeleiding naar werk krijgen van de gemeente. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het UWV heeft dit bezwaar op 3 november 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 mei 2022, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde dat zij een voorziening ontvangt op grond van artikel 35 van de Wet WIA, wat een vereiste is voor het verkrijgen van een indicatie banenafspraak. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk belemmeringen ondervindt in het verrichten van arbeid, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had beslist dat eiseres niet aan de cumulatieve voorwaarden voldeed. De rechtbank benadrukte dat de wet- en regelgeving bindend is en dat het UWV geen indicatie banenafspraak kon afgeven, omdat eiseres niet aan alle voorwaarden voldeed.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een indicatie banenafspraak. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 5047

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: B.J.M. de Leest)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 31 mei 2021 bij het Uwv een indicatie banenafspraak aangevraagd. Met het besluit van 1 juni 2021 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen. Dit omdat eiseres een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt en dus hulp krijgt van het Uwv bij het vinden van werk. De indicatie banenafspraak is volgens het Uwv bedoeld voor mensen die begeleiding naar werk krijgen van de gemeente, en geldt dus niet voor eiseres. Eiseres heeft tegen die afwijzing bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van dat bezwaar heeft op 15 oktober 2021 een hoorzitting plaatsgevonden. Het Uwv heeft bij beslissing op bezwaar van 3 november 2021 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daaraan heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat eiseres ook niet voldoet aan de voorwaarde voor toekenning van een indicatie banenafspraak, dat zij een voorziening ontvangt op grond van artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag om een indicatie banenafspraak en heeft beroep ingesteld tegen de bestreden beslissing. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2022. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

3. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit, zij het met een aangevulde motivering. Het Uwv stelt zich in zijn verweerschrift namelijk op het standpunt dat eiseres ook niet voldoet aan de voorwaarde dat zij een belemmering ondervindt in het verrichten van arbeid, wegens ziekte of gebrek ontstaan voordat de leeftijd van 18 jaar is bereikt. Daarbij beroept het Uwv zich op een rapport van de verzekeringsarts van 4 februari 2022. Ook om die reden komt eiseres niet in aanmerking voor een indicatie banenafspraak, zo stelt het Uwv.
4. Eiseres stelt dat de indicatie banenafspraak haar kans vergroot op het doen van betaald werk, en noodzakelijk is voor verlenging van haar huidige arbeidsovereenkomst bij [bedrijf] . Zij meent dat zij voldoet aan alle voorwaarden voor toekenning van een indicatie banenafspraak. Voor wat betreft de door het Uwv in beroep aangevulde motivering voert eiseres aan dat zij wel degelijk belemmeringen ondervindt in het verrichten van arbeid, wegens ziekte of gebrek ontstaan voordat zij de leeftijd van 18 jaar had bereikt. Daarbij beroept eiseres zich op een verklaring van een verpleegkundig specialist van Altrecht van 7 juli 2021. Ook stelt eiseres dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsarts eiseres in dat verband niet gezien of gesproken heeft. Volgens eiseres heeft het Uwv haar aanvraag dan ook ten onrechte afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
5. Bij de beoordeling van het beroep gaat de rechtbank uit van het volgende toetsingskader.
6. Per 1 mei 2015 is de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Wbqa) in werking getreden, waarbij de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) op onderdelen is gewijzigd. De banenafspraak behelst het door werkgevers creëren van een bepaald aantal werkplekken voor arbeidsbeperkten in de zin van de Wbqa, voor wie een indicatie banenafspraak is afgegeven. Daarvoor zijn meerdere doelgroepen aangewezen in artikel 38b, eerste en tweede lid van de Wfsv. Eiseres stelt dat zij behoort tot de doelgroep genoemd in artikel 38b, tweede lid van de Wfsv. Blijkens die bepaling wordt – voor zover hier van belang – als arbeidsbeperkte (mede) aangemerkt:
“een persoon die naar het oordeel van het Uwv wegens ziekte of gebrek ontstaan voordat de leeftijd van 18 jaren is bereikt […] een belemmering ondervindt in het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, op grond van […] artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen een voorziening ontvangt en zonder die voorziening niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon […].”
7. Om op grond van deze bepaling in aanmerking te komen voor een indicatie banenafspraak moet dus worden voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
( i) de persoon ondervindt belemmering in het verrichten van arbeid, wegens ziekte of gebrek ontstaan voordat de leeftijd van 18 jaar is bereikt;
(ii) de persoon ontvangt een voorziening op grond van artikel 35 van Wet WIA; en
(iii) zonder die voorziening is de persoon niet in staat tot het verdienen van het wettelijk minimumloon.
8. Partijen hebben tijdens de zitting aangegeven dat niet in geschil is dat het hier gaat om cumulatieve voorwaarden. Dat betekent dat aan alle drie de voorwaarden moet zijn voldaan om in aanmerking te komen voor een indicatie banenafspraak. Het Uwv heeft in het bestreden besluit aan de afwijzing van de indicatie banenafspraak ten grondslag gelegd dat niet is voldaan aan voorwaarde (ii). De rechtbank zal hieronder dan ook allereerst nagaan of aan die voorwaarde is voldaan.
Is sprake van een voorziening op grond van artikel 35 van de Wet WIA?
9. Volgens eiseres heeft het Uwv ten onrechte aangenomen dat zij niet voldoet aan de voorwaarde dat zij een voorziening ontvangt op grond van artikel 35 van de Wet WIA. Zij wijst daarbij op het traject voor individuele plaatsing en steun (IPS) dat zij volgt. Dit IPS-traject (met naar de rechtbank begrijpt: jobcoachbegeleiding) is door het Uwv gesubsidieerd en bestaat uit begeleiding naar werk gevolgd door jobcoaching. Het IPS-traject is bedoeld als compensatie voor haar beperkingen. Eiseres meent dat het IPS-traject daarmee inhoudelijk gelijk is aan een voorziening die het Uwv op grond van artikel 35 van de Wet WIA kan toekennen.
10. Deze beroepsgrond slaagt niet. Artikel 38b, tweede lid, van de Wfsv stelt als voorwaarde voor het toekennen van een indicatie banenafspraak dat de betrokkene een voorziening ontvangt die specifiek op grond van artikel 35 van de Wet WIA is verstrekt. Het Uwv heeft aangegeven dat de subsidie voor het IPS-traject van eiseres geen voorziening betreft in het kader van artikel 35 van de Wet WIA. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd vindt de rechtbank geen aanknopingspunten voor de conclusie dat die subsidie wel op grond van artikel 35 van de Wet WIA is toegekend. Dat het door eiseres gevolgde IPS-traject inhoudelijk sterk vergelijkbaar is met een voorziening die op grond van artikel 35 van de Wet WIA kan worden verstrekt is daarvoor onvoldoende. Daarmee is het IPS-traject immers nog niet op grond van artikel 35 van de Wet WIA toegekend. Volgens de bewoordingen van artikel 38b, tweede lid, van de Wfsv is dat echter wel vereist om aan voorwaarde (ii) voor toekenning van een indicatie banenafspraak te voldoen. De rechtbank ziet geen ruimte om daarvan af te wijken.
11. Eiseres doet in dit verband ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel. In dat kader wijst eiseres op een zaak (geregistreerd onder zaaknummer UTR 19/3002) waarin het Uwv een indicatie banenafspraak had afgegeven aan iemand met een jobcoach. Daar werd een jobcoach als voorziening in de zin van artikel 35 van de Wet WIA aangemerkt.
12. Uit hetgeen eiseres in dat kader heeft aangevoerd volgt niet dat in die zaak – zoals bij eiseres – sprake was van (een subsidie voor) een IPS-traject, dat werd aangemerkt als een voorziening op grond van artikel 35 van de Wet WIA. Daarmee heeft eiseres niet aangetoond dat sprake is van zodanig gelijke gevallen, dat het Uwv ook in het geval van eiseres een indicatie banenafspraak had moeten toekennen. Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.
13. Gelet daarop heeft het Uwv terecht beslist dat eiseres op de datum van het bestreden besluit niet voldoet aan de voor toekenning van een indicatie banenafspraak gestelde voorwaarde, dat zij een voorziening ontvangt op grond van artikel 35 van de Wet WIA. Nu de voorwaarden genoemd in artikel 38b, tweede lid, van de Wfsv cumulatieve voorwaarden zijn, hoeft de rechtbank ook niet meer na te gaan of eiseres voldoet aan voorwaarde (i), te weten dat zij belemmeringen ondervindt in het verrichten van arbeid, wegens ziekte of gebrek ontstaan voordat de leeftijd van 18 jaar is bereikt. Het Uwv heeft de aanvraag immers kunnen afwijzen op de grond dat niet aan voorwaarde (ii) is voldaan.
14. De rechtbank kan zich voorstellen dat deze uitkomst teleurstellend en onbevredigend is voor eiseres. Dat het Uwv in dit geval geen indicatie banenafspraak kan afgeven, is echter het gevolg van toepasselijke wet- en regelgeving. De rechtbank is gebonden aan deze wet- en regelgeving en moet het bestreden besluit daaraan toetsen. Deze toetsing kan in dit geval niet tot een ander oordeel leiden dan dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op de datum van het bestreden besluit niet voldoet aan alle voorwaarden van artikel 38b, tweede lid, van de Wfsv voor toekenning van een indicatie banenafspraak.
Conclusie en gevolgen
15. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Fagel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2022.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.