Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2022 in de zaak tussen
[verzoekster] B.V. uit [plaats] , verzoekster
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van verzoekster, een B.V. uit [plaats]. De zaak betreft de NOW-1 regeling, waarbij verzoekster in eerste instantie een tegemoetkoming van € 0,- was toegewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had een voorschot van € 1.130.781,- ontvangen en moest dit bedrag terugbetalen. Na bezwaar tegen het primaire besluit, dat het verzoek om tegemoetkoming afwees, heeft verweerder op 2 december 2021 het bezwaar ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, met de stelling dat de tegemoetkoming op € 577.779,- vastgesteld moest worden, wat de terugbetalingsverplichting zou verlagen.
Op 23 mei 2022 heeft verweerder het bestreden besluit herzien en de tegemoetkoming vastgesteld op € 577.780,-, waardoor de terugbetalingsverplichting op € 553.001,- kwam te liggen. Verzoekster heeft haar beroep vervolgens ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen.
De rechtbank oordeelde dat verweerder met het gewijzigde besluit volledig aan verzoekster tegemoet was gekomen en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 759,-. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.