ECLI:NL:RBMNE:2022:2533

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
16/059570-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en contant geld met verborgen ruimte in voertuig

Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 maart 2022 in Vinkeveen werd aangehouden met ongeveer 3,93 kilogram cocaïne en een contant geldbedrag van ongeveer 189.490 euro in een verborgen ruimte van zijn voertuig. De verdachte, geboren in Angola en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. D.N. de Jonge. Tijdens de zitting op 15 juni 2022 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, en de verdediging besproken. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk vervoeren van cocaïne en het witwassen van het geldbedrag. De rechtbank oordeelde dat er geen vormverzuimen waren en dat de verdachte wist dat hij betrokken was bij criminele activiteiten. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf op van 22 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen bestelauto verbeurd, omdat deze was gebruikt voor het plegen van de strafbare feiten. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/059570-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 juni 2022.
In de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] (Angola),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.
Verdachte wordt bijgestaan door mr. D.N. de Jonge, advocaat te Amsterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 15 juni 2022. Daarbij zijn verdachte en zijn raadsvrouw verschenen. De officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij, op of omstreeks 8 maart 2022 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 3,93 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij, op of omstreeks 8 maart 2022 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, één of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 189.490 euro, althans een (groot) geldbedrag, (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd geldbedrag van (ongeveer) 189.490 euro, was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag van (ongeveer) 189.490 euro, voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (al dan niet eigen) misdrijf
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en), te weten een geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 189.490 euro, althans een (groot) geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag van (ongeveer) 189.490 euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (al dan niet eigen) misdrijf.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.4. De waardering van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk ongeveer 3,93 kilogram cocaïne heeft vervoerd en dat verdachte een geldbedrag van € 189.490,00 heeft verborgen en verhuld, terwijl hij wist dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op het bewijs in het dossier ten aanzien van feit 2 primair enkel bewezen kan worden dat verdachte het geld voorhanden heeft gehad en dat hij de vindplaats en de verplaatsing van het geldbedrag heeft verborgen. Van verdere verbergings- of verhullingshandelingen is geen sprake. De raadsvrouw heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat gelet op de gelijktijdigheid van de gedragingen er sprake is van eendaadse samenloop bij zowel de twee witwasvarianten als ook bij een bewezenverklaring van én het aanwezig hebben én het vervoeren van de cocaïne.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de inhoudelijke behandeling heeft verdachte tegenover de rechtbank verklaard dat hij wist dat er in de verborgen ruimte van zijn auto geld en drugs lag, dat hij het geld en de drugs moest vervoeren van Utrecht naar Amsterdam en dat hij wist dat het foute boel was. Nu door raadsvrouw geen vrijspraak voor de feiten is bepleit volstaat de rechtbank onder deze omstandigheden met een opgave van de bewijsmiddelen voor feit 1 en feit 2.
Bewijsmiddelen [1] :
feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2022;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2022, genummerd pagina’s 4-6;
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 5 april 2022, genummerd PL2600-2022007964-4, opgemaakt door Landelijke Eenheid, team forensische opsporing;
uit het proces-verbaal voorgeleiding:
o een kennisgeving van inbeslagneming van 9 maart 2022, pagina 44;
feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2022;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2022, genummerd pagina’s 4-6;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 18 maart 2022, genummerd pagina 36;
uit het proces-verbaal voorgeleiding:
o een kennisgeving van inbeslagneming van 9 maart 2022, pagina 40;
o een kennisgeving van inbeslagneming van 9 maart 2022, pagina 42.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op
of omstreeks8 maart 2022 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen,
althans in
Nederland, opzettelijk heeft
afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad,ongeveer 3,93 kilogram,
in elk geval een hoeveelheidvan een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
op
of omstreeks8 maart 2022 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen,
althans in
Nederland, één of meer voorwerp(en), te weteneen geldbedrag ter hoogte van (ongeveer)
189.490 euro,
althans een (groot) geldbedrag, (telkens) de werkelijke aard, de herkomst,de
vindplaats
, de vervreemdingen
/ofde verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
dan wel
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten
voornoemd geldbedrag van (ongeveer) 189.490 euro, was of wie bovenomschreven
voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag van (ongeveer) 189.490 euro, voorhanden had,
terwijl hij wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat bovenomschreven
voorwerp
(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was
/warenuit enig
(al dan niet eigen)
misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.6. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 witwassen.

7.De strafbaarheid van de feiten

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten uitsluit, zodat deze feiten strafbaar zijn.

8.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

9.9. De oplegging van straf of maatregel

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het aanwezig hebben van de cocaïne en het witwassen van het contante geldbedrag te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat zich verschillende vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek hebben voorgedaan, wat in de zaak van verdachte dient te leiden tot strafvermindering.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het enkel waarnemen van een verhoogde laadvloer althans de enkele aanwezigheid van een verborgen ruimte in de gegeven omstandigheden geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit kan opleveren op grond waarvan een doorzoekingsbevoegdheid voor de verbalisanten kon ontstaan.
Voor zover hierdoor bij de verbalisant een vermoeden van schuld is ontstaan en de verbalisant op basis daarvan verdere handelingen heeft verricht, dan had verdachte cautie moeten worden gegeven. Dat is echter niet gebeurd.
Aan verdachte werd, zonder hem te informeren dat hij niet tot antwoorden en verdere medewerking verplicht is, door de politie gevraagd of in de bus van verdachte mocht worden gekeken.
Tot slot is verdachte geboeid afgevoerd, terwijl voor het aanleggen van de handboeien geen noodzaak bestond. Daar komt bij dat de verbalisanten hebben nagelaten te verbaliseren of de handboeien zijn aangelegd vanwege een gevaar voor ontvluchting of voor de veiligheid van verdachte zelf, welke nalatigheid op zichzelf ook een vormverzuim is. Bovendien is het voor verdachte bijzonder vervelend geweest dat hij in het zicht van andere weggebruikers is afgevoerd.
De raadsvrouw verzoekt verder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo is verdachte zijn werk kwijt en is hij op de dag dat de raadkamer over zijn gevangenhouding besliste, voor het eerst vader geworden.
De eerste maanden van het leven van zijn dochtertje heeft hij als gevolg van zijn detentie gemist. Verdachte heeft zijn vriendin die eerste maanden ook niet kunnen ondersteunen, zoals dat wel verwacht van hem mocht worden. Zijn vriendin had bovendien burn-out klachten en inmiddels is het vermoeden dat zij een postnatale depressie heeft. Zij is vorige week weer stapsgewijs begonnen met werken, maar dat neemt niet weg dat verdachte zijn vriendin en zijn dochter graag wil ondersteunen en er voor hen wil zijn, zodat zijn vriendin kan werken aan haar herstel.
Het oordeel van de rechtbank
Redelijk vermoeden van schuld?
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt dat hij naar de achterzijde van het voertuig is gelopen om door het raam in de achterbak te kijken, waarbij het hem meteen opviel dat de bodemplaat erg hoog gelegen was. Hierna heeft hij de onderzijde van het busje van verdachte bekeken. Daarbij viel hem een afwijkende bodemplaat aan de rechteronderzijde van het voertuig op. Verder schrijft de verbalisant dat hem ambtshalve bekend is dat bij verborgen ruimtes in voertuigen het voorkomt dat de bodemplaat afwijkend is. Dit in combinatie met de verhoogde bodemplaat van de achterbak maakt dat de verbalisant een redelijk vermoeden van schuld mocht hebben aan een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
De rechtbank is van oordeel dat, gegeven de bij de verbalisant ontstane verdenking, hij op grond van artikel 96b Sv de bevoegdheid had om het voertuig van verdachte te doorzoeken. Van een vormverzuim is dan ook geen sprake geweest.
Had cautie gegeven moeten worden?
Op grond van artikel 29, tweede lid, Sv is een verdachte niet tot antwoorden verplicht en wordt voor aanvang van het verhoor verdachte medegedeeld dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de vraag van de verbalisant of hij in de bus van verdachte mocht kijken geen verhoorsituatie op zoals bedoeld in artikel 29 Sv. Om die reden was de verbalisant niet verplicht om aan verdachte cautie te geven. Van een vormverzuim was dan ook geen sprake.
Noodzaak aanleggen handboeien?
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] blijkt dat verdachte is geboeid na het aantreffen, kort daarvoor, van een aanzienlijke hoeveelheid contant geld en vier pakketten, waarvan het vermoeden gerechtvaardigd was dat het ging om verdovende middelen. Dergelijke grote hoeveelheden contant geld en drugs gaan nogal eens samen met geweld, waardoor voor de verbalisanten ter plaatse sprake was van een situatie waarbij zij gevaar konden duchten van mogelijke handlangers van verdachte of van verdachte zelf, nu verdachte er belang bij had om weg te komen. Onder deze omstandigheden was ook sprake van mogelijk vluchtgevaar van verdachte, zodat het aanbrengen van handboeien op dat moment gerechtvaardigd was.
De rechtbank merkt op dat het op de weg van de verbalisanten had gelegen om in het proces-verbaal te motiveren wat de grondslag was voor het aanleggen van handboeien bij verdachte. Dit kan op zichzelf worden aangemerkt als een vormverzuim. Maar niet blijkt dat verdachte enig nadeel heeft geleden als gevolg hiervan.
Nu de aanhouding van verdachte plaatsvond op een carpoolstrook langs de A2 en hij ook van die plaats is afgevoerd, is overigens niet aannemelijk dat dit in het zicht van andere weggebruikers heeft plaatsgevonden.
De slotsom is dat geen sprake is van enig vormverzuim dat moet leiden tot strafvermindering.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van bijna vier kilo cocaïne en het opzettelijk witwassen van bijna 190 duizend euro. Het kan niet anders dan dat de vervoerde hoeveelheid drugs bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel en het ging naar de overtuiging van de rechtbank om geld dat was verdiend met drugshandel. De handel in drugs en het geld dat daarmee wordt verdiend wordt een steeds groter en gewelddadiger probleem voor de samenleving. Het verplaatsen van geld en drugs vormt een belangrijke schakel in deze keten en verdachte heeft hieraan, enkel voor het geld, een actieve bijdrage geleverd.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 12 mei 2022 blijkt dat verdachte op 21 maart 2018 door de rechtbank eerste aanleg te Antwerpen is veroordeeld in verband met illegale handel in verdovende middelen, die niet louter voor eigen persoonlijk gebruik zijn bestemd. Aan verdachte is daarvoor een gevangenisstraf en een geldboete opgelegd.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat verdachte al eerder is veroordeeld voor de handel in verdovende middelen, verdachte wist dat het ging om geld en drugs die moesten worden vervoerd en de hoogte van het geldbedrag en de hoeveelheid drugs. Om verdachte er van te weerhouden zich opnieuw hiermee in te laten en zich gaat richten op zijn gezin, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
De proeftijd zal de rechtbank op 2 jaar stellen.

10.Beslag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen bestelauto (een Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] ) te onttrekken aan het verkeer, omdat het strafbare feit met behulp van de bestelauto, die een verborgen ruimte had, is begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de bestelauto een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt, zodat wanneer de bestelauto wordt onttrokken aan het verkeer dan wel wordt verbeurd verklaard een financiële tegemoetkoming in de rede ligt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen grondslag voor onttrekking van de bestelauto aan het verkeer. Het enkele feit dat de bestelauto een verborgen ruimte heeft, maakt niet dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De rechtbank zal de bestelauto verbeurd verklaren, nu met behulp van de bestelauto de strafbare feiten zijn begaan. De rechtbank ziet voor een geldelijke tegemoetkoming geen aanleiding, nu de bestelauto aan verdachte ter beschikking is gesteld door degene die op de hoogte was van het strafbare handelen van verdachte.

11.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 22 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- verklaart verbeurd:
1 STK Bestelauto PL0900-2022065970-G2946094 (Omschrijving: PL0900-2022065970-G2946094, Volkswagen).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2022.
Mr. Quak is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal uit het proces-verbaal voorgeleiding van Landelijke eenheid, team Utrecht, proces-verbaalnummer PL0900-2022066395, gesloten op 10 maart 2022, houdende 47 pagina’s (doorgenummerd pagina 1 tot en met 31) en het proces-verbaal raadkamer van Landelijke eenheid, team Utrecht, gesloten op 20 maart 2022, houdende 18 pagina’s (doorgenummerd pagina 32 tot en met 42). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.