ECLI:NL:RBMNE:2022:2528

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
16-031751-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen in familiaire kring met vrijspraak voor mishandelingen

Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder bedreiging en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 dagen voor het bedreigen van zijn familieleden, maar sprak hem vrij van de beschuldigingen van mishandeling wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De zaak kwam voor de rechtbank na een terechtzitting op 15 juni 2022, waar de officier van justitie, mr. E.M. ter Braak, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C. Lammers, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere de mishandeling van twee personen en de bedreiging van drie anderen met de dood. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen, die door de verdachte in de richting van zijn moeder en zussen werden geuit, voldoende bewijs opleverden voor de bewezenverklaring van de feiten 3 en 4. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, en concludeerde dat hij ten tijde van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte voor het feit waarvoor schadevergoeding werd gevorderd, werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-031751-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E.M. ter Braak en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Lammers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 5 februari 2022 te Utrecht [aangever 1] heeft mishandeld, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
Feit 2
op 5 februari 2022 te Utrecht [aangever 2] heeft mishandeld;
Feit 3
op 9 januari 2022 te Soest [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 4
op 8 januari 2022 te Soest [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 5
op 5 februari 2022 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een etiket en/of verpakking van een handdoek heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Zij acht onder feit 1 niet bewezen dat het slachtoffer, de heer [aangever 1] , ten gevolge van de mishandeling zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 baseert de officier van justitie zich primair op de verklaringen van getuigen [aangever 1] en [aangever 2] . Ondersteunend daaraan zijn de verklaringen van verdachte en een letselfoto.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feiten 1 en 5 ten laste gelegde. Zij heeft ten aanzien van feiten 3 en 4 opgemerkt dat niet uit te sluiten is dat de belastende verklaringen over deze feiten op elkaar zijn afgestemd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
Uit het dossier blijkt dat er tussen de verdachte en twee beveiligingsmedewerkers een worsteling heeft plaatsgevonden waarbij beveiliger [aangever 1] letsel heeft opgelopen. De rechtbank is er niet van overtuigd dat verdachte deze beveiliger tijdens die worsteling (opzettelijk) heeft mishandeld zoals hem ten laste is gelegd. Daarbij betrekt zij het navolgende. Beveiligingsmedewerker [aangever 2] heeft verklaard:
Ik trok de man naar achteren toe. Mijn collega duwde de man op de grond. Zo is de man naar de grond gewerkt. Dat ging redelijk gecontroleerd. De man lag toen op zijn rug (pagina 27). [aangever 1] heeft echter verklaard dat hij tijdens de worsteling met de verdachte ten val is gekomen, waarbij de verdachte met zijn volle gewicht bovenop hem zou zijn beland. In zijn aangifte merkt [aangever 1] op: “Het ging zo snel dat ik het allemaal niet meer precies weet.”
Nu de verklaringen van de beveiligingsmedewerkers tegenstrijdig zijn over de manier waarop de verdachte en [aangever 1] op de grond zijn terechtgekomen en [aangever 1] zelf aangeeft het allemaal niet meer precies te weten, zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken bij gebrek aan overtuigend bewijs.
Vrijspraak feit 2
Getuige [aangever 2] heeft verklaard dat hij, vlak voor de ten laste gelegde geweldshandelingen plaatsvonden, zag dat verdachte wild om zich heen sloeg en dat deze armbewegingen niet specifiek op hem of zijn collega waren gericht. Toen [aangever 2] vervolgens op de man af stapte, is hij door een maaiende beweging van de verdachte in zijn gezicht geraakt. Op getuige [aangever 2] na heeft niemand verklaard over de ten laste gelegde geweldshandelingen. Gelet op het voorgaande, alsmede in aanmerking genomen dat de verklaringen van [aangever 2] over feit 1 op meerdere punten afwijken van de verklaringen van getuige [aangever 1] , heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte getuige [aangever 2] opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke zin, in het gezicht heeft geslagen of geraakt. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 5
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de eigen verklaringen van verdachte (dat hij in de Action was om een handdoek te kopen en dat hij een handdoek wilde afrekenen) en de getuigenverklaring van [getuige] , ervan kan worden uitgegaan dat het verdachte is geweest die met de rode handdoek in zijn handen heeft gestaan. De rechtbank kan weliswaar niet uitsluiten dat door toedoen van verdachte het etiket van de handdoek is ontdaan, maar het enkele los aantreffen van het etiket is onvoldoende om te spreken van vernieling van de handdoek in de zin van artikel 350 Wetboek van Strafrecht.
Verdachte wordt derhalve van dit feit vrijgesproken.
Beoordeling feiten 3 en 4 [1]
[slachtoffer 2] , een zus van verdachte, heeft op 8 januari 2022 aangifte gedaan van bedreiging. Zij was op 8 januari 2022 samen met onder meer de moeder van verdachte [slachtoffer 1] , een andere zus van verdachte [slachtoffer 3] en verdachte zelf, in het huis van [slachtoffer 1] te [woonplaats] . Omstreeks 14:45 uur stond verdachte in de keuken, tegenover zijn moeder en de twee hiervoor genoemde zussen. [slachtoffer 2] zag dat verdachte haar aankeek en dat hij zei: "Ik heb drie kogels nodig, een voor jou, een voor [slachtoffer 3] en een voor [slachtoffer 1] . De kinderen die boven liggen, daar snijd ik de keel van door". Toen hij dit zei keek verdachte [slachtoffer 2] aan en wees hij naar haar. Hij ging zijn moeder en zusjes alle drie langs met zijn ogen en vinger. [2] De moeder van verdachte heeft een gelijkluidende verklaring afgelegd. [3]
[slachtoffer 1] heeft op 9 januari 2022 ook aangifte gedaan van bedreiging. Zij bevond zich in de vroege nacht van 9 januari 2022 samen met onder meer [slachtoffer 2] nog altijd in haar woning te [woonplaats] toen zij een persoon hoorde roepen. Deze persoon riep: "Doe godverdomme die deur open. Ik ga jullie allemaal vermoorden." Zij herkende de stem van deze persoon als de stem van verdachte. Toen zij naar buiten keek zag zij ook dat deze persoon verdachte betrof. [4] Verdachte riep vervolgens: "Maak de deur open, anders doe ik het zelf en maak ik hem open. Ik maak jullie allemaal dood." [5] [slachtoffer 2] heeft over dit incident verklaard dat zij de verdachte onder meer hoorde roepen: "Godverdomme doe de deur open. Als jullie dat niet doen dan sla ik de deur open en dan ga ik jullie allemaal vermoorden.” [6]
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte het in feit 3 en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, een en ander op de wijze zoals hieronder nader is uitgewerkt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 3
op 9 januari 2022 te [woonplaats] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga jullie allemaal vermoorden en ik maak jullie allemaal dood".
Feit 4
op 8 januari 2022 te [woonplaats] [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik heb drie kogels nodig, een voor jou, een voor [slachtoffer 3] en een voor [slachtoffer 1] . De kinderen die boven liggen, daar snijd ik de keel van door".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gemotiveerd verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging nu hij ten tijde van het bewezen verklaarde (volledig) ontoerekeningsvatbaar was.
7.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde hoogstens verminderd toerekeningsvatbaar was. Verdachte dient onder die omstandigheid niet te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, gelet op de inhoud van de rapportages en gedragskundige adviezen die zich in het dossier bevinden, van oordeel dat bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sprake was van een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. Het bewezenverklaarde kan verdachte dus ten dele worden toegerekend. Verdachte is daarom strafbaar en zal niet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 24 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het reclasseringsrapport van 2 juni 2022.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf nu er, met name gezien de zorgmachtiging die is afgegeven door de civiele rechter, geen doel (meer) wordt gediend met strafoplegging. Daarbij heeft zij ten aanzien van de feiten 3 en 4 nog opgemerkt dat de familie van verdachte enkel aangifte heeft gedaan om hem te helpen. De familieleden hebben expliciet aangegeven dat zij niet willen dat hij daardoor komt vast te zitten. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht te volstaan met een vrijheidsbenemende straf die korter is of gelijk aan het reeds ondergane voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee misdrijven door binnen korte tijd meermaals tegen zijn moeder en twee zussen te zeggen dat hij hen zou gaan vermoorden. Verdachte heeft bovendien gedreigd twee andere kinderen uit zijn familie de keel door te snijden. Verdachte heeft met zijn dreigementen, die hij deed in en om de woning van zijn moeder, binnen zijn familie voor veel onrust en gevoelens van onveiligheid gezorgd.
Persoon verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 12 mei 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 2 juni 2022, opgemaakt door mevrouw F. van der Groep, reclasseringswerker. Uit dit advies blijkt – kort samengevat – dat er bij verdachte sprake is van instabiliteit op veel leefgebieden. Verdachte verblijft, met een zorgmachtiging, momenteel in een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een gemengde persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en narcistische trekken. Deze stoornissen zijn te relateren aan het bewezen verklaarde, aldus de psychiater. De persoonlijkheidsstoornissen kunnen behandeld worden, maar alleen wanneer er sprake is van intrinsieke motivatie. Omdat deze bij verdachte ontbreekt, twijfelt de reclassering aan de haalbaarheid van reclasseringstoezicht. Gezien de instabiliteit op vele fronten, acht de reclassering een veroordeling met een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden toch geïndiceerd. De reclassering adviseert onder meer een meldplicht en ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname).
Artikel 9a Wetboek van Strafrecht
Uit het dossier blijkt dat de familieleden van verdachte aangifte hebben gedaan in de hoop dat verdachte daardoor geschikte hulpverlening zou krijgen. Dit enkele gegeven doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de ernst en strafwaardigheid van de door verdachte geuite bedreigingen. De rechtbank zal daarom geen toepassing geven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht.
Strafoplegging
De rechtbank is mede gezien het reclasseringsadvies van oordeel dat verdachte het bewezen verklaarde heeft gepleegd in een staat van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Het is evident dat verdachte zorgbehoevend is. Aan verdachte is recent een zorgmachtiging verleend waarvan de uitvoering reeds is aangevangen. Deze zorgmachtiging kan zo nodig worden verlengd of opnieuw worden afgegeven. De begeleiding die de reclassering thans adviseert wordt ondervangen door deze zorgmachtiging. Dit maakt dat de rechtbank een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden op dit moment niet van toegevoegde waarde acht.
Gelet op het hiervoor overwogene over de ernst van het bewezen verklaarde en de persoon van verdachte acht de rechtbank alles overwegend een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Omdat deze straf korter is dan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen per heden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangever 1] heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € € 2.056,70. Dit bedrag bestaat uit € 306,70 materiële schade en € 1.750,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleitte vrijspraak voor feit 1.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt vrijgesproken voor het feit waarvoor de benadeelde partij schadevergoeding vordert. De benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder
feiten 1, 2 en 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder
feiten 3 en 4 tenlastegelegde bewezenzoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 40 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
-
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- verklaart
[aangever 1] niet-ontvankelijkin de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Jadib, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. E.W.A. Vonk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Utrecht [aangever 1] heeft mishandeld door die [aangever 1] te vloeren en/of (met kracht) naar de grond te werken, ten gevolge waarvan die [aangever 1] ten val is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken elleboog ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Utrecht [aangever 2] heeft mishandeld door die [aangever 2] met een maaiende beweging en/of elleboog in het gezicht te slaan en/of raken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 9 januari 2022 te [woonplaats] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal dreigend de woorden toe te voegen "ik ga jullie allemaal vermoorden en/of ik maak jullie allemaal dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 8 januari 2022 te [woonplaats] [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik heb drie kogels nodig, een voor jouw, een voor [slachtoffer 3] en een voor [slachtoffer 1] . De kinderen die boven liggen, daar snijd ik de keel van door", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een etiket en/of verpakking van een handdoek, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Action, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 februari 2022, genummerd PL0900-2022035038, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 70. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 4.
3.Pagina 13.
4.Pagina 6.
5.Pagina 7.
6.Pagina 9.