4.3Het oordeel van de rechtbank
Steken met een mes
De rechtbank stelt op grond van de camerabeelden en de verschillende verklaringen in het dossier, waaronder die van verdachte en het slachtoffer, vast dat in de nacht van 5 maart 2022 in een nachtclub, genaamd [nachtclub] , te [plaats] sprake is geweest van een vechtpartij waarbij meerdere personen waren betrokken en het slachtoffer een snijwond op zijn achterhoofd heeft opgelopen. Nu op de camerabeelden slechts enkele flarden van de vechtpartij te zien zijn, is de rechtbank ter beoordeling van de tenlastelegging aangewezen op de verklaringen van verdachte, het slachtoffer en de getuigen, alsmede op het DNA-onderzoek op het mes en de letselrapportages.
De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is hoe het letsel op het achterhoofd van het slachtoffer is veroorzaakt.
De aard van het letsel, te weten een snijwond waarbij sprake is van een rechte lijn, in combinatie met de omstandigheid dat het lemmet van het mes blijkens het forensisch DNA-onderzoek zeer waarschijnlijk bloed van het slachtoffer bevatte, kan er op duiden dat het letsel is toegebracht met het mes van de verdachte. De rechtbank vindt dat, om de navolgende redenen, evenwel niet bewezen.
De verdachte heeft het mes naar de [nachtclub] meegenomen. De verdachte ontkent met het mes te hebben gestoken. Hij heeft verklaard dat hij een scherp voorwerp bij één van de andere betrokkenen zag, dat hij zijn mes heeft getrokken nadat hij op de grond was gegooid en dat hij vervolgens zijn mes slechts afwerend voor zich heeft gehouden. De verdachte stelt dat de verwondingen op zijn eigen handen afweerwonden zijn. Deze verklaring wordt ondersteund door het letselrapport over verdachte, waaruit blijkt dat hij snijwonden op beide pinken heeft. De rechtbank acht het moeilijk voorstelbaar dat verdachte, gezien de aard van zijn verwondingen en het feit dat hij letsel op beide handen heeft, zichzelf tweemaal zou hebben verwond met zijn eigen mes en acht de verklaring van verdachte over de toedracht van zijn letsel daarom niet onaannemelijk.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat getuige [getuige 1] ter terechtzitting heeft verklaard dat er meerdere personen om de verdachte heen stonden en dat hij heeft gezien dat er werd geslagen en geschopt. Hij verklaart dat hij verdachte op de grond zag liggen. De getuige [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij een soort worsteling en een hoopje mensen op de grond heeft gezien. De politie heeft gerelateerd dat in de [nachtclub] veel gebroken glaswerk op de grond lag.
Een en ander brengt met zich dat er aanwijzingen zijn dat verdachte niet de enige persoon is geweest die zich van een scherp voorwerp (zoals bijvoorbeeld een mes of glaswerk) heeft bediend.
Het slachtoffer heeft verklaard dat het enige wat hij zich kan herinneren is dat hij een klap heeft gekregen. Getuige [getuige 3] heeft aanvankelijk tegen de politie verklaard dat verdachte het slachtoffer met glas stak, maar dat zij niet wist waar hij hem precies stak. Later heeft [getuige 3] bij de politie verklaard dat verdachte stekende bewegingen maakte naar het achterhoofd van het slachtoffer. Zij dacht dat het om een stuk glas ging. De rechtbank constateert dat haar verklaring daarmee op essentiële punten niet eenduidig is. De andere getuige, [getuige 4] , heeft verklaard dat verdachte stekende bewegingen richting de buik en de zij van het slachtoffer maakte. Waarmee verdachte stekende bewegingen maakte, kon [getuige 4] niet goed zien. Getuigen [getuige 2] en [getuige 1] verklaren echter dat zij geen mes hebben gezien, laat staan stekende bewegingen hiermee.
De camerabeelden bieden, zoals hiervoor reeds opgemerkt, evenmin uitsluitsel.
De verdediging heeft verder gewezen op de mogelijkheid dat het bloed ook op een andere manier – zoals door overdracht vanaf de grond – op het mes van de verdachte kan zijn beland. De rechtbank overweegt in dat verband dat uit het dossier blijkt dat het slachtoffer behoorlijk bloedde uit zijn hoofdwond en dat in de [nachtclub] blijkens de bevindingen van de politie ook bloed op de grond lag. De rechtbank overweegt dat daarvan geen foto’s in het dossier zijn gevoegd, zodat de waarheidsvinding in zoverre wordt bemoeilijkt. De rechtbank mist in dat verband ook de verklaringen van de beveiligers van de [nachtclub] . Zij zijn door de politie kennelijk niet als getuige gehoord, terwijl uit de camerabeelden volgt dat zij naar de vechtpartij zijn toegesneld en dus een verklaring hadden kunnen afleggen over wat zij hebben gezien.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande – de wisselende en op bepaalde onderdelen niet overeenstemmende getuigenverklaringen, het gebrek aan camerabeelden en de onoverzichtelijke situatie tijdens de vechtpartij – de feitelijke gang van zaken niet vastgesteld kan worden. De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van de ten laste gelegde geweldshandelingen van het steken naar het achterhoofd en lichaam van het slachtoffer.
Slaan
Wel acht de rechtbank, ondanks de ontkennende verklaring van verdachte, bewezen dat hij met zijn vuisten tegen het gezicht van het slachtoffer heeft geslagen. Deze geweldshandeling van verdachte wordt door getuigen [getuige 4] en [verdachte] waargenomen. De rechtbank acht geen reden aanwezig om aan dit onderdeel van de verklaringen van de getuigen te twijfelen.
Nu de rechtbank uitsluitend het slaan door verdachte bewezen acht, zal verdachte in ieder geval worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank is immers van oordeel dat enkel het slaan van het slachtoffer geen (voorwaardelijk) opzet op poging doodslag dan wel poging zware mishandeling oplevert.
Noodweer
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiaire tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat verdachte een beroep op noodweer toekomt. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het gelet op de verschillende verklaringen en camerabeelden uit het dossier aannemelijk is dat verdachte om zijn nek werd gepakt, waarna een vechtpartij ontstond waarbij er over en weer door meerdere personen werd gevochten en waarbij aan verdachte kennelijk letsel is toegebracht met een scherp voorwerp. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een noodweersituatie waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank verdachte eveneens vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 juni 2022;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 5 oktober 2021, genummerd PL0900-2021317682-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland (pagina’s 6 tot en met 8 van het proces-verbaal), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De taser die op 6 oktober 2021 te [woonplaats] in mijn woning is aangetroffen, was van mij.
Verbalisant [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij betraden op 6 oktober 2021 de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] ter doorzoeking naar vuurwapens. Wij troffen in een lade van de keuken een zwart kunststof doosje met daarin een apparaat waarvan wij het vermoeden hadden dat het een stroomstootwapen betrof. Het stroomstootwapen is in beslag genomen.
Een
schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van Politie Eenheid Midden-Nederland van 6 oktober 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] :
In de keukenla in de woning van verdachte [verdachte] aan de [adres] te [woonplaats] werd op 6 oktober 2021 een taser aangetroffen. Het goednummer van deze taser is PL0900-2021317682-2887294.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Omschrijving voorwerpen.
Goednummer: PL0900-2021317682-2887294. Wapen: stroomstootwapen. Categorie: II sub 5. Dit voorwerp is een handwapen bestemd om door een elektrische stroomstoot personen
weerloos te maken of pijn toe te brengen.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat bij het testen van het stroomstootwapen het lampje op het stroomstootwapen niet inschakelde, maar de laser en het alarm wel. Nu echter de laser zeer zwak was, vermoedde verbalisant [verbalisant 4] dat de accu in het stroomstootwapen onvoldoende opgeladen was om de hoofdfunctie van het stroomstootwapen in te kunnen schakelen en te bedienen. Gelet op deze vaststellingen, oordeelt de rechtbank dat het stroomstootwapen niet zodanig defect is dat het wapen niet (meer) voldoet aan de kwalificatie van een stroomstootwapen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.