ECLI:NL:RBMNE:2022:2524

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
16.056346.22, 16.142606.20 (vord. tul), 09.842260.19 (vord. tul) en 16.270220.21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en mishandeling met veroordeling voor bedreiging en wapenbezit

Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een vechtpartij op 5 maart 2022 in een horecazaak te Hilversum. Tijdens deze vechtpartij raakten zowel de verdachte als het slachtoffer gewond. De verdachte ontkende echter dat hij het slachtoffer met een mes had gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor poging doodslag of zware mishandeling, omdat getuigenverklaringen en camerabeelden niet eenduidig waren. Wel is bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft geslagen, maar dit gebeurde in een noodweersituatie, waardoor de rechtbank ook voor dit feit vrijspraak heeft verleend. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor bedreiging van een ex-vriendin en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals opname in een zorginstelling en een meldplicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoog recidiverisico had en dat behandeling noodzakelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.056346.22, 16.142606.20 (vord. tul), 09.842260.19 (vord. tul) en 16.270220.21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de P.I. Nieuwegein,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk, advocaat te Hoorn, alsmede de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , mr. I. Roelandschap, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16.056346.22:
primair:op 5 maart 2022 te Hilversum opzettelijk heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden door die [slachtoffer 1] met een mes in zijn hoofd althans zijn lichaam te steken en met zijn vuisten tegen zijn hoofd althans lichaam te slaan,
subsidiairten laste gelegd als poging tot zware mishandeling,
meer subsidiairten laste gelegd als mishandeling;
ten aanzien van parketnummer 16.270220.21:
1.
van 4 oktober 2021 tot en met 6 oktober 2021 te Bussum met een ander [slachtoffer 2] heeft bedreigd met de dood dan wel zware mishandeling door die [slachtoffer 2] via Whatsapp dreigende teksten, een emoticon van een pistool en een filmpje waarop een hand met een pistool te zien is en zeven schoten te horen zijn toe te sturen;
2.
op 6 oktober 2021 te Bussum een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
De hierboven weergegeven en onder verschillende parketnummers ten laste gelegde feiten zullen hierna achtereenvolgens worden doorgenummerd als feit 1 tot en met feit 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, nu verdachte door met een mes in het achterhoofd van het slachtoffer te steken voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. De officier van justitie acht het onder 2 en 3 tenlastegelegde eveneens wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. De raadsman heeft hierbij aangevoerd dat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat verdachte het slachtoffer in zijn achterhoofd heeft gestoken. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij niet heeft geslagen. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman gesteld dat het feit bewezen kan worden verklaard. De raadsman heeft tot slot betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, nu niet kan worden bewezen dat het in het huis van verdachte aangetroffen stroomstootwapen een voorwerp betrof waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn worden toegebracht. Het stroomstootwapen was immers door technische gebreken niet bruikbaar, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1
Steken met een mes
De rechtbank stelt op grond van de camerabeelden en de verschillende verklaringen in het dossier, waaronder die van verdachte en het slachtoffer, vast dat in de nacht van 5 maart 2022 in een nachtclub, genaamd [nachtclub] , te [plaats] sprake is geweest van een vechtpartij waarbij meerdere personen waren betrokken en het slachtoffer een snijwond op zijn achterhoofd heeft opgelopen. Nu op de camerabeelden slechts enkele flarden van de vechtpartij te zien zijn, is de rechtbank ter beoordeling van de tenlastelegging aangewezen op de verklaringen van verdachte, het slachtoffer en de getuigen, alsmede op het DNA-onderzoek op het mes en de letselrapportages.
De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is hoe het letsel op het achterhoofd van het slachtoffer is veroorzaakt.
De aard van het letsel, te weten een snijwond waarbij sprake is van een rechte lijn, in combinatie met de omstandigheid dat het lemmet van het mes blijkens het forensisch DNA-onderzoek zeer waarschijnlijk bloed van het slachtoffer bevatte, kan er op duiden dat het letsel is toegebracht met het mes van de verdachte. De rechtbank vindt dat, om de navolgende redenen, evenwel niet bewezen.
De verdachte heeft het mes naar de [nachtclub] meegenomen. De verdachte ontkent met het mes te hebben gestoken. Hij heeft verklaard dat hij een scherp voorwerp bij één van de andere betrokkenen zag, dat hij zijn mes heeft getrokken nadat hij op de grond was gegooid en dat hij vervolgens zijn mes slechts afwerend voor zich heeft gehouden. De verdachte stelt dat de verwondingen op zijn eigen handen afweerwonden zijn. Deze verklaring wordt ondersteund door het letselrapport over verdachte, waaruit blijkt dat hij snijwonden op beide pinken heeft. De rechtbank acht het moeilijk voorstelbaar dat verdachte, gezien de aard van zijn verwondingen en het feit dat hij letsel op beide handen heeft, zichzelf tweemaal zou hebben verwond met zijn eigen mes en acht de verklaring van verdachte over de toedracht van zijn letsel daarom niet onaannemelijk.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat getuige [getuige 1] ter terechtzitting heeft verklaard dat er meerdere personen om de verdachte heen stonden en dat hij heeft gezien dat er werd geslagen en geschopt. Hij verklaart dat hij verdachte op de grond zag liggen. De getuige [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij een soort worsteling en een hoopje mensen op de grond heeft gezien. De politie heeft gerelateerd dat in de [nachtclub] veel gebroken glaswerk op de grond lag.
Een en ander brengt met zich dat er aanwijzingen zijn dat verdachte niet de enige persoon is geweest die zich van een scherp voorwerp (zoals bijvoorbeeld een mes of glaswerk) heeft bediend.
Het slachtoffer heeft verklaard dat het enige wat hij zich kan herinneren is dat hij een klap heeft gekregen. Getuige [getuige 3] heeft aanvankelijk tegen de politie verklaard dat verdachte het slachtoffer met glas stak, maar dat zij niet wist waar hij hem precies stak. Later heeft [getuige 3] bij de politie verklaard dat verdachte stekende bewegingen maakte naar het achterhoofd van het slachtoffer. Zij dacht dat het om een stuk glas ging. De rechtbank constateert dat haar verklaring daarmee op essentiële punten niet eenduidig is. De andere getuige, [getuige 4] , heeft verklaard dat verdachte stekende bewegingen richting de buik en de zij van het slachtoffer maakte. Waarmee verdachte stekende bewegingen maakte, kon [getuige 4] niet goed zien. Getuigen [getuige 2] en [getuige 1] verklaren echter dat zij geen mes hebben gezien, laat staan stekende bewegingen hiermee.
De camerabeelden bieden, zoals hiervoor reeds opgemerkt, evenmin uitsluitsel.
De verdediging heeft verder gewezen op de mogelijkheid dat het bloed ook op een andere manier – zoals door overdracht vanaf de grond – op het mes van de verdachte kan zijn beland. De rechtbank overweegt in dat verband dat uit het dossier blijkt dat het slachtoffer behoorlijk bloedde uit zijn hoofdwond en dat in de [nachtclub] blijkens de bevindingen van de politie ook bloed op de grond lag. De rechtbank overweegt dat daarvan geen foto’s in het dossier zijn gevoegd, zodat de waarheidsvinding in zoverre wordt bemoeilijkt. De rechtbank mist in dat verband ook de verklaringen van de beveiligers van de [nachtclub] . Zij zijn door de politie kennelijk niet als getuige gehoord, terwijl uit de camerabeelden volgt dat zij naar de vechtpartij zijn toegesneld en dus een verklaring hadden kunnen afleggen over wat zij hebben gezien.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande – de wisselende en op bepaalde onderdelen niet overeenstemmende getuigenverklaringen, het gebrek aan camerabeelden en de onoverzichtelijke situatie tijdens de vechtpartij – de feitelijke gang van zaken niet vastgesteld kan worden. De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van de ten laste gelegde geweldshandelingen van het steken naar het achterhoofd en lichaam van het slachtoffer.
Slaan
Wel acht de rechtbank, ondanks de ontkennende verklaring van verdachte, bewezen dat hij met zijn vuisten tegen het gezicht van het slachtoffer heeft geslagen. Deze geweldshandeling van verdachte wordt door getuigen [getuige 4] en [verdachte] waargenomen. De rechtbank acht geen reden aanwezig om aan dit onderdeel van de verklaringen van de getuigen te twijfelen.
Nu de rechtbank uitsluitend het slaan door verdachte bewezen acht, zal verdachte in ieder geval worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank is immers van oordeel dat enkel het slaan van het slachtoffer geen (voorwaardelijk) opzet op poging doodslag dan wel poging zware mishandeling oplevert.
Noodweer
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiaire tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat verdachte een beroep op noodweer toekomt. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het gelet op de verschillende verklaringen en camerabeelden uit het dossier aannemelijk is dat verdachte om zijn nek werd gepakt, waarna een vechtpartij ontstond waarbij er over en weer door meerdere personen werd gevochten en waarbij aan verdachte kennelijk letsel is toegebracht met een scherp voorwerp. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een noodweersituatie waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank verdachte eveneens vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 juni 2022;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 5 oktober 2021, genummerd PL0900-2021317682-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland (pagina’s 6 tot en met 8 van het proces-verbaal), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 [1]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De taser die op 6 oktober 2021 te [woonplaats] in mijn woning is aangetroffen, was van mij.
Verbalisant [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij betraden op 6 oktober 2021 de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] ter doorzoeking naar vuurwapens. Wij troffen in een lade van de keuken een zwart kunststof doosje met daarin een apparaat waarvan wij het vermoeden hadden dat het een stroomstootwapen betrof. Het stroomstootwapen is in beslag genomen. [2]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van Politie Eenheid Midden-Nederland van 6 oktober 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] :
In de keukenla in de woning van verdachte [verdachte] aan de [adres] te [woonplaats] werd op 6 oktober 2021 een taser aangetroffen. Het goednummer van deze taser is PL0900-2021317682-2887294. [3]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Omschrijving voorwerpen.
Goednummer: PL0900-2021317682-2887294. Wapen: stroomstootwapen. Categorie: II sub 5. Dit voorwerp is een handwapen bestemd om door een elektrische stroomstoot personen
weerloos te maken of pijn toe te brengen. [4]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat bij het testen van het stroomstootwapen het lampje op het stroomstootwapen niet inschakelde, maar de laser en het alarm wel. Nu echter de laser zeer zwak was, vermoedde verbalisant [verbalisant 4] dat de accu in het stroomstootwapen onvoldoende opgeladen was om de hoofdfunctie van het stroomstootwapen in te kunnen schakelen en te bedienen. Gelet op deze vaststellingen, oordeelt de rechtbank dat het stroomstootwapen niet zodanig defect is dat het wapen niet (meer) voldoet aan de kwalificatie van een stroomstootwapen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op tijdstippen in de periode van 4 oktober 2021 tot en met 5 oktober 2021 te Bussum, gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] via Whatsapp
- meerdere berichten toe te sturen en daarin (dreigend) de woorden toe te voegen: " [slachtoffer 2] je dagen zijn geteld", en "Ik zorg ervoor dat jij je leven gaat haten en
- een emoticon van een pistool en een filmpje waarop een hand met een pistool te zien is en zeven schoten te horen zijn toe te sturen;
2.
op 6 oktober 2021 in Nederland, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met eventueel klinische opname, begeleid wonen, meewerken aan middelencontrole en verbod op middelengebruik.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte gebaat is bij hulp gelet op zijn verslavingsproblematiek. De raadsman sluit zich aan bij de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn opgesteld.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-vriendin door haar op 4 oktober 2021 via zijn mobiele telefoon een filmpje te sturen waarop een hand met een pistool te zien is en schoten te horen zijn en haar op 5 oktober 2021 via Whatsapp dreigende tekstberichten en een ‘emoticon’ van een pistool te sturen. Deze bedreiging heeft bij de aangeefster serieuze gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, zoals ook uit haar verklaringen naar voren is gekomen. De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat hij een (al dan niet nep-)vuurwapen heeft getoond, hetgeen zeer beangstigend voor het slachtoffer is geweest.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Het bezit van een dergelijke wapen kan leiden tot gevaarlijke situaties. Ongecontroleerd wapenbezit wakkert bovendien gevoelens van onveiligheid in de samenleving aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 10 mei 2022;
- een reclasseringsrapport van 2 juni 2022, opgemaakt door E.M. Ippel, reclasseringswerker.
Uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor een uitingsdelict, te weten belaging een andere voormalige partner, en hiervoor op 28 mei 2020 door de politierechter is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw een uitingsdelict te plegen De rechtbank acht dit strafverzwarend.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat er in het leven van verdachte weinig stabiele en beschermende factoren zijn. De stabiliteit die verdachte had op het gebied van huisvesting is hij verloren. Voorts is eerder gebleken dat verdachte problemen heeft met het reguleren van zijn emoties wegens de combinatie van zijn verstandelijke beperking en zijn persoonlijkheidsproblematiek. Blijkens het Pro-Justitia rapport van 2020 nemen de remmingen op zijn impulsen nog meer af bij alcoholgebruik.
In twee lopende reclasseringskaders zijn er verscheidende interventies ingezet die ineffectief zijn gebleken. De reclassering schat het recidiverisico van verdachte hoog in, gelet op de instabiele leefsituatie van verdachte en de terugval in middelengebruik. De inzet van een langdurige klinische behandeling acht de reclassering aangewezen, nu de behandeling in een ambulant kader niet toereikend is gebleken. Verdachte is in dat verband aangemeld bij Indicatiestelling Forensische Zorg. De reclassering acht het meest wenselijk dat hij aansluitend aan detentie klinisch geplaatst wordt. Indien verdachte een voorwaardelijke straf opgelegd krijgt, adviseert de reclassering een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met eventueel klinische opname, begeleid wonen en meewerken aan middelencontrole als bijzondere voorwaarden op te leggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wil afkicken van alcohol. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij graag wil worden opgenomen in een kliniek. Hier houdt de rechtbank rekening mee.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals binnen de Rechtspraak vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken. Het oriëntatiepunt voor een bedreiging waarbij een (nep)vuurwapen wordt getoond is vier maanden gevangenisstraf. De rechtbank houdt echter in strafmatigende zin rekening met het feit dat in de onderhavige zaak het vuurwapen niet fysiek, maar in een video aan het slachtoffer is getoond en dat het ook niet verdachte zelf is die in de video het vuurwapen vast heeft. Ten aanzien van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen gaan de oriëntatiepunten uit van een geldboete van € 550,-.
Gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Met de straf wordt beoogd dat hiervan een afschrikwekkend effect uitgaat, ook naar anderen. Daarnaast dient de straf als normbevestiging en genoegdoening voor het slachtoffer. Voorts dient het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om verdachte de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen. Dit overwegende acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren noodzakelijk.
De rechtbank zal voor wat betreft de bijzondere voorwaarden aansluiten bij de door de reclassering geadviseerde meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met eventueel klinische opname, begeleid wonen en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank legt voorts een verbod op middelengebruik als bijzondere voorwaarde op. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en vermindering van zijn agressie en middelengebruik en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Mes, onttrekken aan het verkeer. Verdachte heeft dit voorwerp meegenomen naar een nachtclub. Het meenemen van een mes naar een nachtclub is zodanig gevaarzettend en niet in lijn met hetgeen gebruikelijk is met een dergelijk voorwerp te doen dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.958,24. Dit bedrag bestaat uit € 7.958,24 materiële schade en € 7.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.143,99, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het bedrag bestaat uit € 1.143,99 materiële schade en € 4.000,- immateriële schade. De benadeelde partij dient voor de rest van zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de officier van justitie.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de kosten voor de trui voor vergoeding in aanmerking komen. Voor wat betreft de kosten van genezing en herstel en de kosten van een extra kussen heeft de raadsman geen verweer gevoerd. Ten aanzien van de overige schadeposten met betrekking tot de materiële schade heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. De raadsman heeft inzake de immateriële schade primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair het bedrag aanzienlijk te matigen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 1 tenlastegelegde, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 16-142606-20
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland te Lelystad van 29 september 2020, parketnummer 16-142606-20, is verdachte onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van 98 dagen, met een proeftijd van 3 jaren, opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 09-842260-19
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, parketnummer 09-842260-19, afwijzen. Hoewel de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en de vordering in zoverre voor toewijzing gereed ligt, acht de rechtbank het wenselijk dat de bijzondere voorwaarden in deze zaak in stand worden gehouden. Voorts legt de rechtbank een extra bijzondere voorwaarde op, te weten een klinische opname, nu deze voorwaarde is komen te vervallen in de zaak met parketnummer 16-142606-20 gelet op voormelde toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
2 (twee) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3(
drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering Leger des Heils op het adres Zeehaenkade 30 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
* zich laat opnemen in een instelling voor zijn verslavingsproblematiek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan zijn detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de langdurige klinische behandeling in de nader te bepalen instelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
* verblijft in de Tussenvoorziening of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf start na de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* zich onthoudt van het gebruik van alcohol en drugs
* ten behoeve van controle op de naleving van voormeld verbod op het gebruik van alcohol en drugs meewerkt aan urineonderzoek of ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 STK Mes;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-142606-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland te Lelystad bij vonnis van 29 september 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
98(
achtennegentig)
dagen;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 09-842260-19
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
- stelt als extra bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich laat opnemen in een instelling voor zijn verslavingsproblematiek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan zijn detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 16.056346.22:
hij op of omstreeks 5 maart 2022 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met
een mes, althans een scherp voorwerp, een of meerdere ma(a)l(en) in het hoofd,
althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden en/of met zijn
hand(en)/vuist(en) een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd, althans het
lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 maart 2022 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met een mes, althans een scherp voorwerp, een of meerdere ma(a)l(en) in
het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden en/of met zijn hand(en)/vuist(en) een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd, althans het
lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 maart 2022 te Hilversum [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
een of meerdere ma(a)l(en) met een mes, althans een scherp voorwerp, in het
hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden en/of een of meerdere ma(a)l(en) met zijn hand(en)/vuist(en) op/tegen het hoofd, althans het lichaam,
van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen;
ten aanzien van parketnummer 16.270220.21:
1.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 4 oktober 2021 tot en met 6 oktober
2021 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] via Whatsapp
- een of meerdere berichten toe te sturen en daarin (dreigend) de woorden toe te
voegen: " [slachtoffer 2] je dagen zijn geteld", "Je naasten alles komt aan de beurt", "Ik zorg
ervoor dat jij je leven gaat haten en/of "Ik ga je dakloos maken", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (vervolgens) een emoticon van een pistool en/of een filmpje waarop een hand met

een pistool te zien is en/of zeven schoten te horen zijn toe te sturen;

2.
hij op of omstreeks 6 oktober 2021 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in
Nederland, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een stroomstootwapen,
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 oktober 2021, genummerd 2021319759, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 126. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 51.
3.Pagina 121.
4.Pagina 55.