ECLI:NL:RBMNE:2022:2521

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
16/160206-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de veroordeelde, geboren in 1991. De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie mr. I.M.F. Graumans, betrof een bedrag van € 22.432,-. De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de terechtzitting op 14 juni 2022, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. X.B. Sijmons, pleitte voor afwijzing van de vordering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder was veroordeeld voor opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift en computervredebreuk, gepleegd tussen 1 december 2017 en 1 februari 2019. Echter, de rechtbank kon niet vaststellen of de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had verkregen uit deze strafbare feiten. De bedragen die door een bedrijf aan de veroordeelde zouden zijn uitgekeerd, waren overgemaakt naar bankrekeningen die niet aan de veroordeelde konden worden gekoppeld. Bovendien was er geen bewijs dat de veroordeelde op enig moment over deze bedragen had beschikt.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de vordering tot ontneming afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde enig voordeel had verkregen door zijn strafbare handelingen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/160206-20 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats] .
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen veroordeelde en mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort (waarnemend voor mr. H. Seton), naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie d.d. 17 januari 2022 strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 22.432,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ter terechtzitting van 14 juni 2022 heeft de officier van justitie verzocht de vordering af te wijzen, indien in de hoofdzaak de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering tot ontneming dient te worden afgewezen.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
De veroordeelde is bij vonnis van 28 juni 2022 van deze rechtbank, voor zover van belang, veroordeeld voor de volgende strafbare feiten:
feit 1: opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
feit 2: computervredebreuk, meermalen gepleegd.
in de periode van 1 december 2017 tot en met 1 februari 2019.
De rechtbank is op basis van het procesdossier van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of verdachte enig voordeel heeft verkregen door middel van de door hem gepleegde feiten. De door [bedrijf] uitgekeerde bedragen zijn overgemaakt op bankrekeningen die niet – ook niet indirect – zijn te koppelen aan verdachte. Ook kan niet worden vastgesteld dat hij over deze uitgekeerde bedragen op enig moment heeft beschikt. Ten slotte kan ook de hoogte van het bedrag niet worden vastgesteld.
De rechtbank wijst de vordering tot ontneming daarom af.

4.BESLISSING

De rechtbank:
- wijst af de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en mr. G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2022.