ECLI:NL:RBMNE:2022:2521
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de veroordeelde, geboren in 1991. De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie mr. I.M.F. Graumans, betrof een bedrag van € 22.432,-. De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de terechtzitting op 14 juni 2022, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. X.B. Sijmons, pleitte voor afwijzing van de vordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder was veroordeeld voor opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift en computervredebreuk, gepleegd tussen 1 december 2017 en 1 februari 2019. Echter, de rechtbank kon niet vaststellen of de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had verkregen uit deze strafbare feiten. De bedragen die door een bedrijf aan de veroordeelde zouden zijn uitgekeerd, waren overgemaakt naar bankrekeningen die niet aan de veroordeelde konden worden gekoppeld. Bovendien was er geen bewijs dat de veroordeelde op enig moment over deze bedragen had beschikt.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de vordering tot ontneming afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde enig voordeel had verkregen door zijn strafbare handelingen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.