ECLI:NL:RBMNE:2022:2519

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
16/057140-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woning met gebruik van valse sleutels en gestolen bankpas

Op 14 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1984 in Zaïre, die beschuldigd werd van woninginbraak en diefstal met een gestolen bankpas. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op dezelfde dag, waarbij de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, de vordering heeft gedaan en de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. W.B. Lisi, zijn standpunten heeft gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de diefstal van een laptop, sleutelbos en bankpas uit een woning in de periode van 16 tot 17 januari 2022, en de diefstal van een geldbedrag op 17 januari 2022 met gebruik van de gestolen bankpas.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte, in overweging genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij hij zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van een valse sleutel.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de reclassering in overweging genomen, die een taakstraf adviseerde in plaats van een gevangenisstraf, gezien de psychische gesteldheid van de verdachte en zijn lopende zorgtrajecten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/057140-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] (Zaïre),
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 16 januari 2022 tot en met 17 januari 2022 te [plaats 1] uit een woning een laptop, een sleutelbos en een bankpas heeft weggenomen door gebruik te maken van een sleutelbos die niet van hem was;
feit 2:
op 17 januari 2022 te [plaats 1] een geldbedrag heeft weggenomen door gebruik te maken van een bankpas die niet van hem was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 1 heeft hij opgemerkt dat van braak of inklimming geen sprake was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 18 januari 2022, genummerd PL0900-2022017569-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina 33-34 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2022065381, dat ziet op de diefstal uit de woning.
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 18 januari 2022, genummerd PL0900-2022017646-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina 39-40 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2022065381, dat ziet op het pinnen met de gestolen bankpas.
De hiervoor genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 16 januari 2022 tot en met 17 januari 2022 te [plaats 2] uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ), alwaar hij zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten
- een laptop (merk Apple) en
- een sleutelbos en
- een bankpas,
die aan [aangever] toebehoorden, terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, immers heeft hij gebruik gemaakt van sleutels die niet aan hem toebehoorden;
feit 2:
op 17 januari 2022 te [plaats 2] een geldbedrag van in totaal 75,44 euro, dat aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft hij gebruik gemaakt van en contactloos betaald met een (kort daarvoor weggenomen) bankpas (op naam van [aangever] ) die niet aan hem toebehoorde.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 31 dagen, met aftrek van het voorarrest (1 dag), waarvan een gedeelte van 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen gevangenisstraf op te leggen en te volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf overeenkomstig het reclasseringsadvies van 1 juni 2022.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning, waarbij hij een sleutelbos, een laptop en een bankpas heeft weggenomen. Hij heeft toegang tot de woning verschaft door middel van een sleutelbos die in de deur zat. Vervolgens heeft hij de daar weggenomen bankpas gebruikt om een geldbedrag te pinnen en heeft hij de laptop verkocht. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever door zijn woning te betreden. Dit soort strafbare feiten leiden tot gevoelens van onveiligheid en angst bij slachtoffers en anderen die woonachtig zijn in de (directe) omgeving van de slachtoffers. Door de laptop vervolgens te verkopen heeft verdachte ook persoonlijke gegevens van de aangever weggemaakt. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 mei 2022 blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 1 juni 2022, opgemaakt door T. Reijntjes, reclasseringswerker. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis en afhankelijkheid van cannabis, cocaïne en alcohol. Er is een lopende zorgmachtiging waarvoor een verlenging van twaalf maanden is aangevraagd en hij heeft contact met de reclassering. Verder woont hij begeleid en neemt hij deel aan dagbesteding bij Bureau Dagloon. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Gelet op de voornoemde lopende zorgtrajecten en het belang om deze niet te onderbreken, adviseert de reclassering om verdachte een taakstraf op te leggen en ontraden zij een gevangenisstraf.
Conclusie
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de documentatie van verdachte overweegt de rechtbank dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf zou zijn. Echter vanwege het feit dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen hij heeft gedaan, zijn zwaarwegende persoonlijke omstandigheden en hetgeen de reclassering daarover heeft gerapporteerd, ziet de rechtbank aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk zal zijn aan de periode die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht. Hiermee heeft de rechtbank enerzijds gelet op de psychische gesteldheid van verdachte en anderzijds wil de rechtbank invloed uitoefenen op de mogelijkheid dat hij weer in de verleiding komt om strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 32 dagen, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest (2 dagen), waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 80 uur passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 32 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht (2 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 16 januari 2022 tot en met 17 januari 2022, te [plaats 2] , althans in Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten (onder meer)
- een laptop (merk Apple) en/of
- een sleutelbos en/of
- een bankpas,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming/insluiping en/of een valse sleutel, immers heeft
hij, verdachte, gebruik gemaakt van (een) sleutel(s) die niet aan hem, verdachte, toebehoorde(n);
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 17 januari 2022, te [plaats 2] , althans in Nederland, een geldbedrag van in totaal ongeveer 75,44 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft hij, verdachte, gebruik gemaakt van en/of contactloos betaald met een (kort daarvoor weggenomen) bankpas (op naam van [aangever] ) die niet aan hem, verdachte, toebehoorde;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )