ECLI:NL:RBMNE:2022:2503

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
16/126445-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cold case verkrachting met DNA-match na 22 jaar

In deze zaak, die is voortgekomen uit een cold case, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich 22 jaar geleden schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De feiten dateren van 22 juni 2000, toen de verdachte een vrouw in Utrecht in de bosjes heeft geduwd en haar heeft verkracht. De zaak kwam opnieuw onder de aandacht door een DNA-match die pas veel later is ontdekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1975, de dader is, mede op basis van de aangifte van het slachtoffer, getuigenverklaringen en de DNA-analyse die een match aangaf met het sperma dat op de plaats delict is aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden, lager dan het oriëntatiepunt van 36 maanden voor verkrachting met geweld, omdat het recidiverisico laag werd ingeschat en er geen noodzaak voor reclassering werd gezien. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 7.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/126445-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E.M. van der Burg en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.R.A. Röschlau, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 22 juni 2000 te Utrecht [slachtoffer] heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie voert aan dat de aangifte van mevrouw [slachtoffer] geloofwaardig en betrouwbaar is. Daarbij vindt de aangifte ondersteuning in de overige bewijsmiddelen, in het bijzonder de getuigenverklaring van [getuige] , de DNA-match van verdachte met het sperma dat is aangetroffen in de schede-uitstrijkjes van aangeefster en het door aangeefster opgegeven signalement, waar verdachte volledig in past.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het tenlastegelegde. Hij voert aan dat er kan worden getwijfeld aan de accuraatheid van de aangifte en de verklaring van aangeefster, omdat zij zeer verslaafd was waardoor zij begeleid woonde en zich niet aan de regels hield. Daarnaast past het signalement bij veel mannen en zijn er 92 delinquenten geregistreerd die voldeden aan de beschrijving van aangeefster en wiens foto tijdens een fotoconfrontatie aan aangeefster is getoond. De raadsman voert verder met betrekking tot de DNA-match aan dat er sprake is van een tijdspanne van meer dan twintig jaar en de vraag is of de techniek dermate verfijnd was en is, dat deze match betrouwbaar is en zou kunnen bewijzen dat verdachte de mogelijke dader is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De aangifte van [slachtoffer]
Ik woon sinds januari 2000 op de [straat] te [woonplaats] .
Het was inmiddels 22 juni 2000.
Vanuit huis ben ik in de richting gelopen van de Brailledreef. Ik liep langs de bosschages die
daar staan.
Toen ik daar liep, liep er ineens een man naast mij. Ik liep aan de zijde van de bosjes en de
man kwam rechts van mij lopen. De man passeerde mij niet, maar bleef naast mij lopen. Ik
hoorde dat de man aan mij vroeg: “Zullen we samen gaan slapen”. Ik zei toen tegen de man: “Sodemieter op.” Ik had deze man nog nooit gezien. Vervolgens voelde ik, dat de man mij een harde duw tegen mijn armen gaf. Ik zag dat hij dit met zijn beide handen deed. Hij duwde zo hard, dat ik ten val kwam. Toen ik op de grond lag, [2] lag ik in de bosjes. Ik zag dat de man naar mij toekwam. Toen hij naar mij toekwam, lag ik op mijn rug op de grond.
Ik voelde toen, dat de man mijn armen vasthield. Ik voelde dat de man met zijn handen mijn
armen op de grond duwde. Hij hield mij bij mijn beide ellebogen vast.
Toen ik daar lag voelde ik dat de man mijn rok omhoog deed.
De man heeft mij de gehele tijd bij mijn armen vastgehouden.
(…) toen ik daar lag, voelde ik dat de man met zijn penis tegen mijn vagina duwde.
Ik weet zeker dat het de penis van de man was en niet een vinger ofzo. De man hield mij op
dat moment met zijn beide handen vast.
Ik weet wel dat ik voelde dat de man heen en weer bewoog op mij. Toen hij dit deed was hij volgens mij wel met zijn penis in mijn vagina. [3]
De man die mij verkracht heeft kan ik als volgt omschrijven:
Buitenlandse man vermoedelijk een Turk of Marokkaan;
Normaal postuur. Lengte tussen 1.70 en 1.75;
Leeftijd tussen 25 en 27 jaar;
Kort zwart krullend haar;
Geen bril, snor of baard;
Opvallende moedervlek boven rechter mondhoek ter hoogte van zijn neus. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen van de plaats-delict
Door de aangeefster werd aan [verbalisant 1] , brigadier van politie regio
Utrecht, de plaats aangewezen waar de verkrachting had plaats gevonden. De plaats-delict is gelegen in de bosschages behorende bij de [straat] op een afstand van ongeveer 75 meter vanaf de [straat] , in de richting van de Brailledreef.
Op de aangewezen plaats waren de struiken en het woekerende onkruid duidelijk waarneembaar vertrapt. Een dergelijk beeld werd in de overige begroeiing aan deze zijde niet aangetroffen. [5]
De getuigenverklaring van [getuige]
Ik was ten tijde van het incident werkzaam als programmacoördinator in dienst van het centrum Maliebaan. Dit project (begeleid wonen) is gericht op het rehabiliteren en socialiseren van mensen met een verslavingsachtergrond. [6]
Op 22 juni 2000 vertelde [slachtoffer] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ] mij toen, dat zij verkracht was. Op mijn vraag hoe dat precies gebeurd was, [7] antwoordde ze: "Ik liep het café uit om terug te gaan naar mijn kamer op de [adres] , toen plotseling een buitenlandse man achter mij liep. Deze man heeft mij de bosjes ingetrokken en mij verkracht."
Ik weet niet hoe zij verkracht was. Ik zag wel op haar benen krasjes zitten.
Ik heb nog wel gevraagd of de man met zijn geslachtsdeel bij haar binnen was geweest. [slachtoffer] zei, dat hij inderdaad bij haar binnen was gedrongen. Ik heb na de bevestiging, dat zij verkracht was niet meer verder doorgevraagd. Ik zag, dat zij dan te emotioneel werd. Ik zag, dat haar situatie ernstig werd. Ik zag, dat [slachtoffer] telkens wegviel. [8]
Een proces-verbaal van onderzoek regionale technische recherche
Ik verbalisant ben aanwezig geweest bij de afname van het bloed en heb de arts de onderzoeksset zedendelicten ter hand gesteld en heb deze na gebruik weer in ontvangst genomen.
Verder heb ik de relevante kledingstukken in beslaggenomen. [9]
Sporen gegevens
Spoornummer: PL0911/00-045362/2/1
Spoortype: Biologische sporen
Spooromschrijving: Sperma
Veiliggesteld: Bemonsterd
Vindplaats: Lichaam so
Bijzonderheden: Zedenkitnr.: 025006, DNA-zegelnr.: ADD680 [10]
Een NFI-rapport
In de schede-uitstrijkjes uit de onderzoeksset zedendelicten [ADD680] van het
Slachtoffer [slachtoffer] is sperma aangetroffen. Van het sperma aangetroffen op het cervix-uitstrijkje [ADD680]#1 is een DNA-profiel verkregen dat is opgenomen in de DNA-
profielenregistratie. [11]
Een NFI-rapport met bijlage
Het DNA-profiel WAAI8915NL van de veroordeelde [verdachte] is op 31 december 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA- profielcluster 47745.
Bovenstaande betekent dat DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel
ADD680#01, uit DNA-profielcluster 47745, afkomstig kan zijn van de veroordeelde [verdachte] . [12]
Omschrijving onderzoeksmateriaal: [verdachte] (geboren op [1975] )
DNA-identiteitszegel: WAAI8915NL
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Datum opname DNA-databank: 31 december 2019
Omschrijving onderzoeksmateriaal: een zedenset
DNA-identiteitszegel: ADD680#01
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard
Datum opname DNA-databank: 21 augustus 2000 [13]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij dit soort dingen niet doet en dat hij nog nooit seks met een vrouw buiten heeft gehad. Daar staat tegenover de verklaring van aangeefster en de DNA-match.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster accuraat en concreet is en in voldoende mate wordt ondersteund door de inhoud van de bewijsmiddelen. Bovendien past verdachte volledig in het signalement dat aangeefster van de dader heeft gegeven. Verdachte was destijds een 24-jarige jongeman, is van Marokkaanse afkomst, heeft ter terechtzitting verklaard dat hij 1,70 meter lang is [14] en heeft een opvallende moedervlek in zijn gezicht aan de linkerkant, ter hoogte van zijn neus [15] . Dat aangeefster heeft verklaard dat de moedervlek aan de rechterkant van zijn gezicht zou zitten, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk en doet niets af aan de accuraatheid van haar verklaring, aangezien aangeefster verdachte heeft aangekeken en de moedervlek vanuit haar positie gezien aan de rechterkant van zijn gezicht zit. Verdachte stond in die tijd ook ingeschreven in de nabijheid van de plaats delict. [16]
Ten slotte hecht de rechtbank waarde aan de DNA-match. Uit het onderzoek van het NFI blijkt dat het aangetroffen sperma in het schede-uitstrijkje afkomstig kan zijn van verdachte. De matchkans dat het DNA in de sporen overeenkomt met DNA van een willekeurig ander persoon dan verdachte is kleiner dan één op één miljard.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 22 juni 2000 te Utrecht door geweld of een andere feitelijkheid te weten door
- naast [slachtoffer] te gaan en blijven lopen en tegen haar te zeggen “Zullen
we samen gaan slapen” en
- nadat die [slachtoffer] had gezegd: “Sodemieter op” die [slachtoffer] met
kracht te duwen tegen de armen, ten gevolge waarvan zij ten val kwam in de bosjes en
- terwijl die [slachtoffer] op haar rug op de grond lag haar ellebogen, althans
armen vast te houden en op de grond te duwen en
- vervolgens de rok van die [slachtoffer] omhoog te doen,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen/duwen/houden en heen en weer bewegen van de penis in haar vagina.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Verder voert de raadsman geen strafmaatverweer.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich tweeëntwintig jaar geleden schuldig gemaakt aan verkrachting, een zeer ernstig feit. Verdachte heeft in de nacht van 22 juni 2000 een willekeurige vrouw in de bosjes geduwd, haar daar gehouden en is vervolgens met zijn penis binnengedrongen in de vagina van aangeefster. Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. Seksuele delicten hebben voor slachtoffers vaak ernstige en langdurige psychische gevolgen. Blijkens de opgestelde schriftelijke slachtofferverklaring geldt dit, na ruim twintig jaar, ook voor aangeefster. Misdrijven als de onderhavige brengen bovendien gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en geen oog heeft gehad voor de gevoelens en belangen van aangeefster.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van 6 mei 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Nu verdachte geen relevante recidive heeft, weegt de rechtbank dit niet mee in strafverzwarende of strafmatigende zin.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 10 juni 2022, opgesteld door mevrouw M.E. van Oort, reclasseringswerker. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om criminogene factoren vast te stellen, vanwege de ontkenning van verdachte in combinatie met het feit dat het strafbare feit tweeëntwintig jaar geleden heeft plaatsgevonden. De risico's van recidive worden ingeschat als laag en er wordt geen noodzaak gezien voor reclasseringsbemoeienis of een gedwongen kader.
Op te leggen straf
Gelet op de hiervoor besproken ernst van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verkrachting. Dit betreft een oriëntatiepunt dat recentelijk is gewijzigd en is gedifferentieerd naar de mate van dwang. Volgens de vastgestelde oriëntatiepunten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zessendertig (36) maanden het oriëntatiepunt voor verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang. Voorheen en dus ook in 2000 - toen het feit werd gepleegd - gold een lager oriëntatiepunt. De rechtbank zal het oriëntatiepunt zoals heden geldt als uitgangspunt nemen, gelet op de gewijzigde maatschappelijke opvattingen ten aanzien van (de strafmaat bij) zedenfeiten. Het feit dat de verkrachting reeds in 2000 heeft plaatsgevonden, maakt het feit niet minder ernstig.
De rechtbank vindt het tijdsverloop tussen het plegen van het feit en de berechting van verdachte geen grond om de straf te verminderen. Dit is immers niet aan het Openbaar Ministerie te wijten. Deze zaak is aan het rollen gebracht door een DNA-match die pas veel later is ontdekt, het gaat om een
cold casezaak.
Daarentegen heeft verdachte het bewezenverklaarde feit begaan in een periode waarin het niet goed met hem ging en hij een dakloze jongvolwassene was. Verdachte heeft daarna een stabiel leven opgebouwd. Bovendien wordt het recidiverisico door de reclassering laag ingeschat en acht de reclassering interventies of toezicht gezien het lage recidiverisico niet nodig. Met het oog hierop en gelet op het feit dat speciale preventie een minder grote rol speelt, komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan het gegeven oriëntatiepunt.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig (30) maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie vordert de gevangenneming bij vonnis te gelasten vanwege de 12-jaarsgrond en de geschokte rechtsorde. De raadsman geeft geen standpunt over de vordering tot gevangenneming, gelet op de bepleite vrijspraak.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot gevangenneming dient te worden afgewezen. De vereiste ernstige bezwaren zijn aanwezig en het bewezenverklaarde feit is een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren is gesteld, maar anders dan de officier van justitie komt de rechtbank tot de conclusie dat er op dit moment geen sprake is van een geschokte rechtsorde. Er is in dit geval geen grond aanwezig voor de gevangenneming.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om vordering toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit en heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft € 7.000,- aan immateriële schade gevorderd en heeft in haar vordering uitgebreid toegelicht waaruit de gevolgen van de verkrachting voor haar bestaan. De raadsman heeft de vordering en de onderbouwing daarvan niet betwist. Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 7.000,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 juni 2000 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 juni 2000 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 70 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van dertig (30) maanden;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 7.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2000 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2000 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 70 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes en mr. X.C. van Balen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2000 te Utrecht
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten door
- naast [slachtoffer] te gaan en/of blijven lopen en/of tegen haar te zeggen “Zullen
we samen gaan slapen”, althans woorden van gelijke strekking en/of
- ( nadat die [slachtoffer] had gezegd: “Sodemieter op”) die [slachtoffer] (met
kracht) te duwen tegen de armen, althans het lichaam, ten gevolge waarvan zij ten
val kwam (in de bosjes) en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op haar rug op de grond lag) haar ellebogen, althans
armen vast te houden en/of op de grond te duwen en/of
- ( vervolgens) de rok van die [slachtoffer] omhoog te doen,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen/duwen/houden en/of heen en weer bewegen van de penis in
haar vagina;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 juni 2021, genummerd PL0900-045362, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 75. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 24 juni 2000, pagina 14.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 24 juni 2000, pagina 15.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 24 juni 2000, pagina 17.
5.Een geschrift, te weten een uitgedraaide onveranderde versie van het origineel opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 25 juni 2000, pagina 35.
6.Een geschrift, te weten een uitgedraaide en niet ondertekende versie van het origineel opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 26 juli 2000, pagina 22.
7.Een geschrift, te weten een uitgedraaide en niet ondertekende versie van het origineel opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 26 juli 2000, pagina 24.
8.Een geschrift, te weten een uitgedraaide en niet ondertekende versie van het origineel opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 26 juli 2000, pagina 25.
9.Een geschrift, te weten een uitgedraaide en niet ondertekende versie van het origineel opgemaakte proces-verbaal van onderzoek regionale technische recherche, van 26 juni 2000, pagina 31.
10.Een geschrift, te weten een uitgedraaide en niet ondertekende versie van het origineel opgemaakte proces-verbaal van onderzoek regionale technische recherche, van 26 juni 2000, pagina 32.
11.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 6 september 2000, pagina. 41.
12.Een geschrift, te weten een NFI-rapport met bijlage van 7 januari 2020, pagina 45.
13.Een geschrift, te weten een NFI-rapport met bijlage van 7 januari 2020, pagina 47.
14.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 juni 2022.
15.De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 13 juni 2022.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pagina 50.