ECLI:NL:RBMNE:2022:2502

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
C/16/540353 / KL ZA 22-120
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verbod op uitzending door BNNVARA met betrekking tot vermeende misstanden van [eiseres] B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en de vereniging OMROEPVERENIGING BNNVARA. [eiseres] vorderde een verbod op de uitzending van een aflevering van het programma [naam], waarin vermeende misstanden rondom de afhandeling van restitutieverzoeken door [eiseres] aan de orde zouden komen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] een voldoende spoedeisend belang heeft, maar dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn. De rechter heeft vastgesteld dat er geen schending van het portretrecht van de directeur van [eiseres] heeft plaatsgevonden en dat BNNVARA voldoende gelegenheid heeft gegeven voor wederhoor. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van BNNVARA. De uitspraak benadrukt de afweging tussen het recht op eerbiediging van de goede naam en de vrijheid van meningsuiting, waarbij het belang van BNNVARA in dit geval zwaarder weegt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/540353 / KL ZA 22-120
Vonnis in kort geding van 16 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L.M. van Schuylenburch te Amsterdam,
tegen
de vereniging
OMROEPVERENIGING BNNVARA,
gevestigd te Hilversum,
verweerster,
advocaat mr. E.W. Jurjens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en BNNVARA genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 juni 2022, met producties (1-6),
  • de brief van BNNVARA van 15 juni 2022 met producties (1-4),
  • de op 15 juni 2022 door [eiseres] toegezonden producties (7-9),
  • de op 16 juni 2022 door [eiseres] toegezonden nadere productie 10,
  • de mondelinge behandeling op 16 juni 2022,
  • de pleitnota van [eiseres] ,
  • de pleitnota van BNNVARA.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 16 juni 2022 vonnis uitgesproken. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking en is op 27 juni 2022 opgemaakt.

2.De vordering

2.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
I. Primair:
BNNVARA te verbieden om een uitzending te wijden aan [eiseres] , althans een uitzending te wijden aan vermeende misstanden rond afhandeling door [eiseres] van restitutieverzoeken, donderdag 16 juni 2022, zonder dat [eiseres] in de gelegenheid is gesteld om in de uitzending inhoudelijk te reageren op concrete klachten cq concrete verwijten van nader te noemen personen cq die haar tevoren schriftelijk zijn voorgelegd;
Subsidiair
BNNVARA te gebieden om [eiseres] in de gelegenheid te stellen inhoudelijk te reageren in de aan [eiseres] te wijden uitzending als bedoeld in de dagvaarding, door:
a) binnen 24 uur, althans binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, een lijst met klachten en namen van klagers die in de uitzending aan de orde komen te verstrekken aan [eiseres] , en [eiseres] in de gelegenheid te stellen om voor de camera op deze klachten te reageren, en;
b) deze reactie van [eiseres] in de voorgenomen uitzending onverkort en
ongewijzigd op te nemen,
Meer subsidiair
BNNVARA te gebieden [eiseres] in de gelegenheid te stellen om schriftelijk te reageren op de te verstrekken informatie als bedoeld onder sub a), en BNNVARA te gebieden deze schriftelijke reactie ongewijzigd, althans met ongewijzigde strekking, te verwerken in de uitzending op zodanige wijze dat het publiek daarvan in redelijkheid duidelijk kennis van kan nemen, opdat hierdoor zorgvuldig hoor en wederhoor zal worden toegepast;
Meer meer subsidiair
BNNVARA te gebieden alle medewerkers van [eiseres] en overige personen werkzaam in het kantoorpand van [eiseres] volledig onherkenbaar in beeld te brengen;
Een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag dat BNNVARA dit verbod cq gebod niet naleeft, met een maximum van € 200.000,--;
II. BNNVARA, bij toewijzing van de subsidiaire of meer subsidiaire vordering als bedoeld sub I, te bevelen om de publicatie van de aflevering zoals op 16 juni 2022 gepland tenminste met twee weken, althans met een door de Voorzieningenrechter vast te stellen termijn, uit te stellen, teneinde [eiseres] in de gelegenheid te stellen tot het leveren van deugdelijk wederhoor, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag dat BNNVARA dit gebod niet naleeft, met een maximum van € 200.000,--;
III. BNNVARA te veroordelen in de kosten van het geding, vermeerderd met de nakosten.
2.2.
BNNVARA voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vorderingen en met veroordeling van [eiseres] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten.

3.Waar gaat de zaak over?

3.1.
Op 24 mei 2022 bracht [A] , de presentator van het programma [naam] , samen met redacteur en co-presentator [B] , een cameraman en een beveiliger een onaangekondigd bezoek aan het kantoor van [eiseres] . Doel van het bezoek was om aandacht te vragen voor de omstandigheid dat aan een groep jongeren het door hen betaalde geld na annulering van het [eiseres] evenement in 2021 nog niet was terugbetaald. Een aantal jongeren was ook aanwezig tijdens het bezoek aan het kantoor van [eiseres] . Van dit bezoek zijn opnames gemaakt.
3.2.
Op 16 juni 2022 wordt de aflevering van [naam] , die gaat over de niet door [eiseres] terugbetaalde gelden, online gezet, o.a. op het YouTube kanaal [naam] van BNNVARA (hierna ook de Uitzending). In de Uitzending zullen delen van de op 24 mei 2022 gemaakte opnames te zien zijn.
3.3.
[eiseres] verzet zich tegen het online gaan van de Uitzending totdat [eiseres] een gelegenheid is geboden tot wederhoor. Deugdelijk wederhoor kan volgens [eiseres] pas plaatsvinden als zij beschikt over de lijst van namen van personen die volgens [naam] nog recht op terugbetaling hebben.
3.4.
BNNVARA betwist dat er een grond is om de vorderingen van [eiseres] toe te wijzen.
3.5.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van [eiseres] afwijzen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Gelet op de aard van de vorderingen heeft [eiseres] een voldoende spoedeisend belang om in haar vorderingen in kort geding te worden ontvangen.
Juridisch kader
4.2.
In deze zaak gaat het om een botsing van fundamentele rechten. Aan de kant van [eiseres] het recht op eerbiediging van de goede naam (art. 10 Gw en art. 8 EVRM) en aan de kant van BNNVARA het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 7 Gw en art. 10 EVRM).
4.3.
Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Bij deze afweging geldt niet als uitgangspunt dat voorrang toekomt aan één van beide grondrechten voorrang toekomt. Dit brengt met zich dat het hier niet gaat om een in twee fasen te verrichten toetsing (aldus dat eerst aan de hand van de omstandigheden moet worden bepaald welk van beide rechten zwaarder weegt, waarna vervolgens nog moet worden beoordeeld of de noodzakelijkheidstoets als neergelegd in artikel 8 lid 2 respectievelijk 10 lid 2 EVRM zich verzet tegen het resultaat van die afweging), maar dat deze toetsing in één keer moet plaatsvinden, waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het desbetreffende lid 2 (zie HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210 [achternaam 1] / [achternaam 2] ; HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230, Endemol en SBS/ [.] ).
De belangenafweging
4.4.
Voor [eiseres] geldt dat het gaat om het recht op eerbiediging van de eer en goede naam door niet op lichtzinnige wijze te worden blootgesteld aan beschuldigingen de gebaseerd zin op onjuiste dan wel onvolledige feiten of suggesties. Het belang van BNNVARA is dat zij met haar programma een rol vervult in het informeren over en assisteren bij een maatschappelijk probleem, te weten moeizaam verlopende restitutie van festivaltickets aan jongeren en kinderen.
4.5.
Het belang van BNNVARA weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [eiseres] . Dat wordt hierna per vordering nader uitgewerkt.
De primaire vordering
4.6.
Anders dan [eiseres] stelt, komt de primaire vordering feitelijk neer op een voorafgaand uitzendverbod. Pas als BNNVARA aan de door [eiseres] gestelde voorwaarden voldoet, mag BNNVARA de Uitzending online zetten. Een dergelijk uitzendverbod vergt niet alleen dat aannemelijk is dat de Uitzending onrechtmatig is, maar ook dat de Uitzending zal leiden tot onherstelbare schade. [eiseres] heeft niet gesteld dat de schade die zij vreest te zullen lijden niet door middel van schadevergoeding en/of rectificatie kan worden hersteld. De primaire vordering komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
De subsidiaire en de meer subsidiaire vordering
4.7.
BNNVARA heeft de door [eiseres] onder a. gevorderde lijst met klachten en namen van klagers op 14 juni 2022 verstrekt. [eiseres] heeft dan ook geen belang meer bij dit deel van de subsidiaire vordering.
4.8.
Onderdeel b. van de subsidiaire vordering en de meer subsidiaire vorering betreffen beiden modaliteiten van wederhoor die [eiseres] in de Uitzending verwerkt wil zien. Deze vorderingen zullen worden afgewezen op grond van het volgende.
4.9.
Vooropgesteld wordt dat wederhoor geen absoluut recht is. Wel is het een journalistiek uitgangspunt, en bovendien is het een omstandigheid die zwaar meeweegt in de belangenafweging. De wijze waarop wederhoor wordt verwerkt behoort tot de journalistieke vrijheid: er bestaat geen verplichting om het weerwoord integraal of kritiekloos over te nemen.
4.10.
In dit geval is aannemelijk geworden dat BNNVARA voldoende gelegenheid heeft gegeven tot wederhoor, en dat dit ook in de uitzending zal worden verwerkt.
Zo heeft BNNVARA ter zitting verklaard dat in de Uitzending (die op dat moment nog niet helemaal af was) te zien zal zijn dat het gesprek met de directeur van [eiseres] op 24 mei 2022 uitgebreid is geweest, dat het rustig is verlopen en dat het weerwoord van [eiseres] erin is verwerkt. Zo zal onder meer worden uitgezonden dat de directeur toezegt dat voor zover mogelijk iedereen op 3 juni terugbetaald zal zijn, dat volgens hem [eiseres] financieel stabiel is en goed voor haar geld.
In de belangenafweging komt verder nog gewicht toe aan het feit dat BNNVARA heeft toegezegd de schriftelijke reacties van [eiseres] via het YouTube kanaal van [naam] toegankelijk te maken en dat de link daarheen in de Uitzending wordt genoemd. Dit was ook al aangeboden in de brieven van 30 mei en 3 juni 2022.
BNNVARA heeft ter zitting nog het volgende toegezegd. Het weerwoord van [eiseres] dat op dit moment 48 mensen niet betaald kunnen worden omdat gegevens ontbreken en dat verder iedereen is terugbetaald, zal in de Uitzending dan wel op de website van [naam] worden vermeld. De naam van de directeur van [eiseres] (de heer [C] ) wordt alleen in de Uitzending genoemd, maar wordt niet in vindbare tekst op het YouTube kanaal van [naam] vermeld. Een nieuw aanvullend weerwoord van [eiseres] zal zo nodig worden verwerkt in de Uitzending en/of op het YouTube kanaal van [naam] .
Wat tenslotte meeweegt is dat de directeur van [eiseres] desgevraagd op zitting niet concreet kon maken welke argumenten hij nog als weerwoord opgenomen had willen hebben die nu nog ontbreken. Dat de lijst met klagers en klachten noodzakelijk was voor het formuleren van aanvullend wederhoor is dus niet gebleken.
4.11.
Alles afwegend is niet aannemelijk dat grond bestaat voor toewijzing van deze voorzieningen.
De meer meer subsidiaire vordering
4.12.
Niet gesteld is dat opnames zijn gemaakt van medewerkers van [eiseres] en/of overige personen die werken in het kantoorpand van [eiseres] , afgezien van de beelden van de directeur, de heer [C] . [eiseres] heeft ook niet toegelicht wat haar belang is bij toewijzing van deze vordering.
4.13.
Ter zitting heeft [C] een beroep gedaan op zijn portretrecht en heeft hij laten weten dat hij eigenlijk helemaal niet in beeld wil en dat hij het er niet mee eens is dan zijn naam wordt genoemd. Nu [C] zelf in de dagvaarding niet als eiser was aangeduid heeft hij ter zitting [eiseres] mondeling lastgegeven deze vordering namens hem in te stellen.
4.14.
Ook de hier te maken belangenafweging valt uit in het voordeel van BNNVARA.
[C] is door de medewerkers van [naam] aangesproken in zijn professionele hoedanigheid als directeur van [eiseres] . BNNVARA heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het gesprek op kantoor van [eiseres] rustig is verlopen en dat [C] alle gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt duidelijk te maken. BNNVARA heeft toegezegd de naam van [C] niet in de tekst op het YouTube kanaal van [naam] te vermelden, zodat het geen extra hits oplevert als zijn naam wordt gegoogeld. Dat [C] bij deze stand van zaken desondanks onevenredig in zijn belangen wordt geschaad heeft hij onvoldoende toegelicht. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
De onder I gevorderde dwangsom
4.15.
Omdat de onder I ingestelde primaire en subsidiaire vorderingen niet toewijsbaar zijn, komt ook de gevorderde dwangsom niet voor toewijzing in aanmerking.
De vordering onder II
4.16.
Omdat alle onder I ingestelde vorderingen niet toewijsbaar zijn, hoeft de onder II ingestelde vordering niet te worden behandeld.
De proceskosten
4.17.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BNNVARA worden, uitgezonderd de nakosten, begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1
wijst de vorderingen af,
5.2
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van BNNVARA tot op heden begroot op € 1.692,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten. Deze kosten worden begroot op:
  • € 163,00 aan salaris advocaat, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
  • € 85,00 aan salaris advocaat alsmede de explootkosten van betekening van dit vonnis, indien vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening,
5.4
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: TS (4428)