4.3Het oordeel van de rechtbank
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer het volgende:
Op 8 december 2021, omstreeks 12:10 uur, werd een brand in de woning aan de
[adres] te [woonplaats] gemeld door een buurtbewoner. Deze buurtbewoner ziet omstreeks
het ontstaan van de brand, de bewoner van de genoemde woning verward over straat
lopen in de nabijheid van de woning. Door de gealarmeerde politie werd deze bewoner,
[verdachte] , als verdachte aangehouden op verdenking van brandstichting.
Door de brandweer werd, omstreeks 12:20 uur de voordeur van de woning geforceerd
waarna door hen de brand bestreden werd. Door bevelvoerder van de brandweer, [bevelvoerder]
, werd geconstateerd dat de brand bij de zitbank in de woonkamer ontstaan was.
In het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] staat onder meer het volgende:
Op 8 december 2021 rond 12.00 uur was ik in mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik rook de geur van brand. Ik deed de voordeur open en zag toen [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte) lopen. [verdachte] liep beneden op straat. Hij liep er verdwaasd bij. Hij leek helemaal de weg kwijt. Terwijl ik vanaf de portiek naar beneden liep sprak ik [verdachte] aan. Ik riep: "Wat heb je gedaan vuile klootzak." Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij zelfmoord wilde plegen. Ik heb nog 2 of drie keer mijn vraag herhaald. [verdachte] antwoordde telkens hetzelfde, dat hij zelfmoord wilde plegen. Ik vroeg waar zijn vrouw [A] was. Ik hoorde hem zeggen dat zij al was weg gelopen. Ik heb tegen hem gezegd: "Heb je serieus je huis in de fik gestoken?" Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik wilde zelfmoord plegen".
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Op 8 december 2021 was ik samen met verbalisant [verbalisant 1] in het arrestantencomplex in Houten. Wij hadden de intentie de verdachte [verdachte] te horen.
Ik hoorde toen dat [verdachte] tegen mij zei: “Ik heb de boel in de hens gestoken”.
De partner van [verdachte] heet [A] , ze zijn al jaren samen. Dit jaar is [A] echter al verschillende keren weggelopen en opgevangen bij Fivoor in Utrecht. Ze is iedere keer wel weer thuis gekomen maar nu al weer enige weken weg.
In het proces-verbaal forensisch onderzoek woningbrand ( [adres] [woonplaats] ) van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:
Op 8 december 2021, omstreeks 15:30 uur, kwamen wij, als forensisch onderzoekers, naar aanleiding van een brandstichting, voor een onderzoek aan op de locatie [adres] te [woonplaats] .
Verdachte
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [voornamen]
Geboortedatum: [1969] .
Vuurbelasting
Wij zagen dat het plafond boven de bank schoongebrand was (foto 15). Wij interpreteerden dat dit door een hoge vuurbelasting kwam.
Brandoorzaak
Wij onderzochten de brandresten op en onder dit deel van de bank en zagen geen restanten waaruit wij konden zien waardoor de brand ontstaan was. Wij zagen in de nabije omgeving van dit deel van de bank geen elektrische apparaten of aansluitingen waardoor wij kortsluiting als oorzaak van deze brand konden uitsluiten (foto 24). Wij onderzochten de plaats van de brandhaard met de PID meter. Wij konden geen aanwijzing vinden van het gebruik van ontbrandbare stoffen.
Uit ons onderzoek blijkt dat de brand ontstaan is op de bank in de woonkamer. Wij konden door ons onderzoek een technische oorzaak van de brand uitsluiten. Wij hebben geen aanwijzingen gevonden dat er ontbrandbare middelen bij de brandhaard aanwezig waren. Hierdoor is het scenario dat de brand ontstaan is door handelen van de mens het meest waarschijnlijke. Door de brand is er gemeen gevaar voor goederen ontstaan.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Wij hoorden op 8 december 2021 via de mobilofoon dat collega's een melding kregen van brand in de woning, en dat de brandweer aanrijdend zou zijn, naar het adres [adres] . Nadat wij ter plaatse kwamen, roken wij een scherpe brandlucht en zagen uit het dak van genoemde woning rook komen. Ook in het perceel naast de woning, welke deel uit maakt van appartementencomplex, zagen wij rook komen.
Kort voordat wij bij het arrestantencomplex aankwamen, zag ik, verbalisant [verbalisant 7] dat verdachte [verdachte] een voorwerp in zijn rechterbroekspijp had zitten. Ik hoorde dat verdachte zei dat hij deze aan mij wou geven, omdat hij zichzelf anders ook in de fik zou steken. Ik zag dat verdachte reikte naar het eerder door mij geziene voorwerp. Ik zag dat hij een geelgroene
gasaansteker uit zijn broekspijp haalde.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte zijn woning op het adres [adres] te [woonplaats] opzettelijk in brand heeft gestoken. Het verweer van de verdediging met betrekking tot het opzet wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Uit deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte meerdere malen had geroepen dat hij zelfmoord wilde plegen en dat hij, nadat hij was aangehouden, tegenover een verbalisant heeft geroepen: “Ik heb de boel in de hens gestoken”. Verdachte bleek een aansteker in zijn zak te hebben. Uit technisch onderzoek is gebleken dat de brand is ontstaan op de bank in de woonkamer en dat een technische oorzaak is uitgesloten, zodat het scenario dat de brand ontstaan is door handelen van de mens het meest waarschijnlijke wordt geacht. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er ontbrandbare middelen bij de bank aanwezig waren. Het geheel overziend en uitgaande van de feiten en omstandigheden zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komen en hiervoor uiteengezet, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte, die op dat moment alleen in de woning was, degene is geweest die met opzet de brand in zijn woning heeft gesticht.
Met betrekking tot het ten laste gelegde levensgevaar voor een ander stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste jurisprudentie vereist is dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Uit de voornoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte de brand heeft gesticht in een appartementencomplex met meerdere woningen, waar ook meerdere personen woonachtig en aanwezig waren en waarbij ook rookontwikkeling is ontstaan in het perceel naast de woning van verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat levensgevaar voor de overige bewoners van het appartementencomplex ten tijde van de brandstichting voorzienbaar was.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.