ECLI:NL:RBMNE:2022:2491

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
22/1577
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij bijstandsaanvraag wegens gebrek aan informatie over vermogen

Op 11 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Turkije percelen grond bezat, had meerdere aanvragen voor bijstand ingediend op basis van de Participatiewet, maar deze waren door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht afgewezen of buiten behandeling gesteld. De reden hiervoor was het ontbreken van cruciale informatie over de verkoopopbrengst van de percelen en de financiële situatie van verzoeker.

Tijdens de zitting op 11 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van spoedeisend belang, aangezien verzoeker en zijn echtgenote niet in acute financiële nood verkeerden. Bovendien had verzoeker niet aangetoond dat zijn bezwaar een redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het aanleveren van bewijs met betrekking tot zijn financiële situatie en de verkoop van de percelen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het risico bestond dat verzoeker een bijstandsuitkering zou moeten terugbetalen, wat problematisch zou zijn gezien zijn financiële situatie. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1577
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (verweerder)

(gemachtigde: E. Chahid).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de echtgenote van verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, E. Ceernkaya als tolk en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. Verzoeker had op enig moment (in ieder geval in 2016) in Turkije een aantal percelen grond op zijn naam met een waarde van € 27.039,-. De percelen zijn volgens verzoeker executoriaal verkocht om zijn schulden in Turkije af te betalen. Sinds oktober 2019 hebben verzoeker en zijn echtgenote meerdere bijstandsaanvragen op grond van de Participatiewet (Pw) ingediend, die allemaal door verweerder zijn afgewezen of buiten behandeling zijn gesteld vanwege het ontbreken van benodigde informatie. Verweerder wil namelijk weten wat er met de verkoopopbrengst van de percelen is gebeurd, of verzoeker een restschuld heeft of dat na de verkoop en afbetaling van de schuldeisers juist geld over is gebleven. Volgens verweerder kan zij verzoekers vermogen zonder deze gegevens niet vaststellen.
2. Verzoeker heeft op 24 januari 2022 opnieuw een aanvraag ingediend voor bijstand. Verweerder heeft ook deze aanvraag met het besluit van 31 maart 2022 niet in behandeling genomen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt omdat hij vindt dat het recht op bijstand kan worden vastgesteld. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het buiten behandeling stellen van zijn aanvraag.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen eerst of er sprake is van spoedeisend belang en pas daarna of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Wat dat betreft is het kader van de voorzieningenrechter beperkt.
4. Gelet op hetgeen verzoeker over het spoedeisend belang heeft aangevoerd is de voorzieningenrechter van oordeel dat er niet op voorhand kan worden gezegd dat er sprake is van onverwijlde spoed. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, zoals acute financiële nood, dan neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt. Verzoeker en zijn echtgenote zullen op dit moment nog niet hun huis worden uitgezet en op de zitting is gebleken dat het gas, water en licht niet over twee dagen wordt afgesloten. In die zin is er nog geen sprake van een dreigende onomkeerbare situatie.
5. Voor zover er toch sprake zou zijn van spoedeisend belang, heeft het bezwaar naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen. Verweerder kan het vermogen van verzoeker niet vaststellen als zij geen informatie heeft over wat er met de verkoopopbrengst van de percelen is gebeurd en of er sprake is van een restschuld of restvermogen. Verzoeker stelt dat de executieverkoop van de percelen buiten hem om is gegaan en dat hij daar op dit moment geen papieren van heeft. Op basis van de stukken in het dossier kan de voorzieningenrechter niet vaststellen dat er sprake is geweest van executieverkoop. Ook al zou daar wel sprake van zijn, dan nog zou verzoeker bewijs moeten kunnen leveren wat er met de verkoopopbrengst is gebeurd. Ter zitting heeft verzoeker te kennen gegeven dat hij contact kan opnemen met de (voormalige) schuldeisers of dat hij via de rechtbank in Turkije aan stukken kan komen. Dit laatste kan hij alleen in persoon doen omdat er recent wetgeving in Turkije is aangenomen die zou voorschrijven dat je iemand daarvoor niet kan volmachten. Het ligt op de weg van verzoeker om deze stelling aannemelijk te maken. Dan nog sluit dit niet uit dat verzoeker ook iemand (in Turkije) kan volmachten om bij de (voormalige) schuldeisers langs te gaan én dat hij vanuit Nederland via e-mail contact kan opnemen met de schuldeisers. Als verzoeker toch in bewijsnood zou verkeren, dan zal hij dat aannemelijk moeten maken.
6. Het bezwaar heeft dus geen redelijke kans van slagen en verweerder heeft de aanvraag om een bijstandsuitkering buiten behandeling mogen stellen. Als de voorzieningenrechter nu zou bepalen dat verzoeker een (voorlopige) bijstandsuitkering moet krijgen, is het risico te groot dat verzoeker die uitkering weer zou moeten terugbetalen. Verzoeker zegt zelf dat hij geen geld heeft, dus dat zou betekenen dat verzoeker niet zou kunnen terugbetalen. Op grond van het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
7. Partijen zijn er op gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet open staat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022 door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.