ECLI:NL:RBMNE:2022:2489
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Tozo-uitkeringen en de status van zelfstandigheid in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de Tozo-uitkeringen. Eiser, die een eenmanszaak heeft, had Tozo 1 tot en met 3 aangevraagd en ontvangen van 1 maart 2020 tot en met 30 maart 2021. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, als verweerder, heeft echter besloten om de Tozo-uitkeringen van eiser in te trekken en terug te vorderen, omdat eiser volgens hen niet voldeed aan de voorwaarden voor zelfstandigheid zoals gesteld in de Tozo-regeling. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard op 1 februari 2022.
De rechtbank heeft in deze uitspraak beoordeeld of verweerder terecht het bezwaar van eiser ongegrond heeft verklaard. De kern van de zaak draait om de vraag of eiser als zelfstandige kan worden aangemerkt volgens artikel 1 van de Tozo. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2019, het peiljaar voor de Tozo, niet afhankelijk was van zijn bedrijf voor zijn inkomsten, aangezien hij studiefinanciering ontving en ook inkomen uit loondienst had. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om als zelfstandige te worden aangemerkt, omdat de omzet van zijn bedrijf in 2019 €0,- was.
De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de intrekking en terugvordering van de Tozo-uitkeringen door verweerder rechtmatig was. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.