ECLI:NL:RBMNE:2022:2489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
22/1145
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tozo-uitkeringen en de status van zelfstandigheid in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de Tozo-uitkeringen. Eiser, die een eenmanszaak heeft, had Tozo 1 tot en met 3 aangevraagd en ontvangen van 1 maart 2020 tot en met 30 maart 2021. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, als verweerder, heeft echter besloten om de Tozo-uitkeringen van eiser in te trekken en terug te vorderen, omdat eiser volgens hen niet voldeed aan de voorwaarden voor zelfstandigheid zoals gesteld in de Tozo-regeling. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard op 1 februari 2022.

De rechtbank heeft in deze uitspraak beoordeeld of verweerder terecht het bezwaar van eiser ongegrond heeft verklaard. De kern van de zaak draait om de vraag of eiser als zelfstandige kan worden aangemerkt volgens artikel 1 van de Tozo. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2019, het peiljaar voor de Tozo, niet afhankelijk was van zijn bedrijf voor zijn inkomsten, aangezien hij studiefinanciering ontving en ook inkomen uit loondienst had. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om als zelfstandige te worden aangemerkt, omdat de omzet van zijn bedrijf in 2019 €0,- was.

De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de intrekking en terugvordering van de Tozo-uitkeringen door verweerder rechtmatig was. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1145
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (verweerder)

(gemachtigde: M. Notenboom).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 1 februari 2022 via Teams op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

Eiser heeft Tozo 1 tot en met 3 aangevraagd en gekregen van 1 maart 2020 tot en met 30 maart 2021. Verweerder heeft tussentijds meerdere besluiten genomen waarin teveel ontvangen uitkering van eiser wordt teruggevorderd. Deze vorderingen zijn verrekend met de Tozo-uitkeringen.
Verweerder heeft in het besluit van 29 september 2021 eisers Tozo-uitkeringen 1, 2 en 3 ingetrokken en teruggevorderd tot een bedrag van € 3.317,66. Eisers bezwaar hiertegen is op 1 februari 2022 door verweerder ongegrond verklaard. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder het bezwaar van eiser ongegrond mocht verklaren.

Beoordeling door de rechtbank

1. In deze zaak draait het om de vraag of eiser zelfstandige is in de zin van artikel 1 van de Tozo [1] . Eiser moet hij in ieder geval aan de volgende voorwaarden voldoen om als zelfstandige te worden aangemerkt:
- Eiser is voor de voorziening in het bestaan aangewezen op arbeid in zijn eigen bedrijf; en
- Eiser besteedt ten minste 1.225 per jaar aan werkzaamheden voor het bedrijf.
2. In dit verband is van belang dat eiser sinds 2017 de eenmanszaak ‘ [bedrijf] ’ heeft. Dit bedrijf houdt zich onder meer bezig met videografie. In 2018/2019 heeft eiser fulltime een studie gevolgd die volgens hem betrekking heeft op zijn bedrijf. Eiser ontving studiefinanciering tot hij eind november 2019 afstudeerde. Ook heeft eiser van 2015 tot en met april 2021 in loondienst gewerkt.
3. De Tozo is een speciale regeling die in het leven is geroepen om zelfstandig ondernemers te helpen die door de coronacrisis en door de maatregelen van de overheid om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan in de financiële problemen zijn gekomen. Indien een zelfstandig ondernemer als gevolg van de coronacrisis niet zelf in zijn bestaan kan voorzien, dan biedt de Tozo een inkomensvoorziening. De wetgever heeft als peiljaar voor 2019 gekozen, zo blijkt uit de Handreiking Tozo. [2]
4. Naar het oordeel van de rechtbank was eiser in 2019 voor zijn inkomsten niet afhankelijk van zijn bedrijf [bedrijf] . In 2019 kreeg eiser namelijk studiefinanciering en had hij inkomen uit arbeid in loondienst. Weliswaar heeft eiser in 2019 naast zijn studie een aantal opdrachten gedaan voor zijn bedrijf, maar de omzet van het bedrijf was in 2019 €0,-. Eiser is dus geen zelfstandige in de zin van artikel 1 van de Tozo. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de vraag of de studie die eiser volgde ten behoeve was van zijn bedrijf en of de studie-uren meetellen voor het urencriterium.
5. Het is de rechtbank niet gebleken dat er dringende redenen zijn om van de terugvordering af te zien. Het beroep is ongegrond

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de Tozo-uitkeringen heeft mogen intrekken en terugvorderen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2022 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.
2.Handreiking Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers.