ECLI:NL:RBMNE:2022:2480

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
UTR - 21/2416
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor voetbalkooi en geluidsscherm ongegrond verklaard

Op 24 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein. De zaak betreft een beroep tegen de omgevingsvergunning die aan vergunninghouder is verleend voor de legalisering van een voetbalkooi en de bouw van een geluidsscherm. Eisers, die eigenaar zijn van een aangrenzend perceel, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij van mening zijn dat de voetbalkooi een negatieve impact heeft op hun woon- en leefmilieu. Het college heeft de bezwaren van eisers in eerdere besluiten niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard, waarna eisers beroep hebben ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 13 mei 2022 behandeld. Tijdens de zitting hebben eisers hun bezwaren toegelicht, waarbij zij zich beroepen op een akoestisch rapport dat volgens hen aantoont dat het college de vergunning ten onrechte heeft verleend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college bij zijn besluitvorming voldoende beleidsruimte heeft en dat de motivering van het bestreden besluit in redelijkheid tot het verlenen van de vergunning heeft kunnen leiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de aanvraag heeft getoetst aan het geldende bestemmingsplan en dat de voetbalkooi niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de omgevingsvergunning voor de voetbalkooi en het geluidsscherm in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven, waarbij partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak een hogerberoepschrift kunnen indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2416

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.P.A. Oogjen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein(het college)
(gemachtigde: mr. M. de Jong).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij], gevestigd in [plaats] (vergunninghouder)
(gemachtigden: M. Jongerius en A.F. Jungerius).

Inleiding

Met een besluit van 2 augustus 2018 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend om het adres [adres] in [plaats] (het perceel) in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken als locatie voor buitenschoolse opvang (BSO) en kinderentertainment. Vergunninghouder heeft conform deze omgevingsvergunning op het perceel een BSO geopend en er vindt op het perceel kinderentertainment plaats.
Op het buitenterrein van het perceel staat onder andere een voetbalkooi. Vergunninghouder heeft voor deze voetbalkooi een omgevingsvergunning aangevraagd. Het betreft een zogenaamde legaliseringsaanvraag. Vergunninghouder was in de veronderstelling dat de voetbalkooi paste binnen de in 2018 aan haar verleende omgevingsvergunning en had de voetbalkooi daarom al gerealiseerd voordat het college hiervoor aan haar een omgevingsvergunning had verleend. Vergunninghouder heeft met dezelfde aanvraag ook een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een geluidsscherm tussen de voetbalkooi en de naastgelegen percelen.
Met een besluit van 19 oktober 2020 heeft het college aan vergunninghouder conform haar aanvraag een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en handelen in strijd met het bestemmingsplan [1] voor het legaliseren van de voetbalkooi en het plaatsen van een geluidsscherm (de omgevingsvergunning).Vergunninghouder heeft het geluidsscherm inmiddels geplaatst.
Eisers zijn eigenaar van en wonen op het perceel [adres] in [plaats] . Dit perceel grenst aan het perceel. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Met het besluit van 20 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Met een rectificatie van 29 juni 2021 heeft het college het bestreden besluit gewijzigd en de bezwaren van eisers ontvankelijk en ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep – tegelijkertijd, maar niet gevoegd, met het beroep met zaaknummer UTR 21/2463 – op 13 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de door eisers meegenomen deskundige
[A] , namens het college de gemachtigde van het college, [B] en
[C] en de gemachtigden van vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

Het geschil
1. Eisers voeren aan dat het college de omgevingsvergunning had moeten weigeren. Volgens eisers heeft de voetbalkooi zo’n impact op hun woon- en leefmilieu dat deze in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Eisers verwijzen hierbij naar het rapport ‘ [derde-partij] /voetbalkooi [plaats] ’ van [adviesbureau] van 5 augustus 2021 (het rapport van [A] ). Volgens dit rapport is het akoestisch onderzoek naar de voetbalkooi dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt gebrekkig en kan het deeladvies geluid van 10 juni 2020 waarin de uitkomsten van dit onderzoek zijn opgeschreven en dat aan de omgevingsvergunning en het bestreden besluit ten grondslag ligt, dit besluit niet dragen. Het college heeft volgens eisers ten onrechte niet de totale impact van de BSO met voetbalkooi en kinderfeestjes op het woon- en leefklimaat onderzocht. Zo had het college onderzoek moeten doen naar komend en gaand verkeer naar het perceel en naar de cumulatie met geluid van andere geluidbronnen, zoals het naastgelegen theater [theater] . In het rapport van [A] staat verder dat de maximale bedrijfssituatie niet is onderzocht, er geluidbronnen ontbreken in het onderzoek en dat in het onderzoek van het college ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale akoestische situatie.
Het toetsingskader
2. De rechtbank stelt voorop dat het college bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan beleidsruimte heeft. Als het college van mening is dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank toetst of het college met de motivering van het bestreden besluit bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Boordeling van het geschil
3. Op de zitting heeft de rechtbank met partijen besproken dat het college de aanvraag van vergunninghouder heeft getoetst aan het voor het perceel geldende bestemmingsplan ‘ IJsselstein Zuid-oost ’ (het bestemmingsplan). Volgens het college is zowel de hoogte van de voetbalkooi, als het gebruik daarvan in strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft er in dit geval voor gekozen om zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan te gebruiken. Volgens het college is de voetbalkooi niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Of een voetbalkooi wel of geen regulier speeltoestel is bij een BSO is dan voor de beoordeling van het beroep niet relevant.
4. In het verweerschrift verwijst het college naar de reactie van de Omgevingsdienst regio Utrecht op het rapport van [A] . Volgens de Omgevingsdienst is een onderzoek naar overige geluidsbronnen dan de voetbalkooi niet zinvol, omdat de voetbalkooi in combinatie met het geluidsscherm in de dagperiode tot een geluidsniveau komt dat 12 dB lager is dan de voorkeurswaarde en 17 dB lager dan de grenswaarde die voor het perceel geldt. Zelfs als sprake zou zijn van een volstrekt onrealistische bedrijfstijd van roepende/schreeuwende kinderen in de voetbalkooi van 50% van de tijd tussen 7.00 en 19.00 uur – dus zes uur onafgebroken – zou het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ruim onder de voorkeurswaarde en grenswaarde liggen. In zo’n geval heeft de geluidsbron, in dit geval de voetbalkooi, geen invloed op de rekenresultaten. Verder zorgt het geluidsscherm voor een significante afname van het geluidsniveau van alle activiteiten op het perceel en is door de omgevingsvergunning dus sprake van een verbetering van de woon- en leefsituatie bij de woning van eisers. Het geluid van de verkeersbewegingen van en naar het perceel en het parkeren is volgens de Omgevingsdienst niet relevant, omdat deze activiteiten plaatsvinden aan de voorzijde en beide zijkanten van het pand op het perceel. De afstand tussen de parkeerplaatsen en de woning van eisers bedraagt minimaal 45 meter, waarbij bovendien afscherming is door het pand en het geluidsscherm. Het gebruiken van de voetbalkooi in de avonduren en ’s nachts (tussen 19.00 en 7.00 uur) is volgens het college wel in strijd met het aspect goed woon- en leefklimaat en daarom op grond van de voorschriften van de omgevingsvergunning niet toegestaan. Dit komt doordat het college conform de uitgangspunten in de ‘Handreiking industrielawaai en vergunningverlening 1998’ de dagperiode heeft beoordeeld op woonkamerniveau, op 1,5 meter hoogte, en de avond- en nachtperiode op slaapkamerniveau, op 5 meter hoogte. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mogen deze uitgangspunten uit de Handreiking ook worden gebruikt bij een toets in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Overigens wordt in het geluidsonderzoek van het college een worst-case waarde voor het piekgeluid van stemgeluid aangenomen. Deze zal in de praktijk slechts bij hoge uitzondering voorkomen.
5. De rechtbank kan het standpunt van het college dat een totale beoordeling niet aan de orde is, omdat het geluidsniveau van de voetbalkooi zover onder de grenswaarde blijft en dus niet relevant is volgen. Wat eisers aanvoeren geeft geen aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van het deeladvies geluid, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of de aansluiting van de conclusies daarop. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [A] geen eigen akoestisch onderzoek heeft uitgevoerd. Het rapport geeft alleen een reactie op het deeladvies geluid en deze reactie is naar het oordeel van de rechtbank met de reactie van de Omgevingsdienst regio Utrecht bij het verweerschrift voldoende weerlegd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning voor de voetbalkooi en het geluidsscherm in stand blijft en dat de voetbalkooi dus mag blijven staan en mag worden gebruikt tussen 7.00 en 19.00 uur. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in combinatie met