ECLI:NL:RBMNE:2022:2477

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
UTR - 22 _ 1114-H
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropeningsbeslissing inzake omgevingsvergunning voor de bouw van woongebouwen en geluid- en geurhinder door visrokerij

Op 24 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een heropeningsbeslissing genomen in een zaak over de omgevingsvergunning voor de bouw van drie woongebouwen en zes twee-onder-één-kapwoningen in Bunschoten. De vergunninghouder, een visrokerij, heeft de vergunning gekregen voor het bouwen van deze woningen, maar de eiseres, een nabijgelegen visrokerij, vreest dat de bewoners hinder zullen ondervinden van geur en geluid van haar bedrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de geur- en geluidsnormen en dat de deskundigen van de vergunninghouder en de eiseres het niet eens zijn over de impact van de geur- en geluidsbelasting. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) als deskundige aan te stellen om advies uit te brengen over de geur- en geluidsproblematiek. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het advies van de StAB is ontvangen. De zaak is van belang voor de afweging tussen ruimtelijke ordening en de bedrijfsvoering van de visrokerij, en de rechtbank zal de StAB vragen om zelf onderzoek te doen naar de geuremissie en geluidsemissie van de visrokerij en de impact daarvan op de nieuw te bouwen woningen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1114-H
heropeningsbeslissing van de meervoudige kamer van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Blokhuis),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. M.W. van Nijendaal).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
VOF [derde-partij], gevestigd in [vestigingsplaats] , vergunninghouder (gemachtigde: mr. F.W. Drost ).

Inleiding

Deze zaak gaat over de omgevingsvergunning die het college op 1 februari 2022 heeft verleend aan vergunninghouder voor het in strijd met het bestemmingsplan bouwen van 3 woongebouwen met in totaal 49 appartementen, waarvan één met een parkeerkelder, aan de [adres 1] en 6 twee-onder-één-kapwoningen aan de [adres 2] in [plaats] (de omgevingsvergunning). Het plangebied was voorheen in gebruik als bedrijventerrein.
Het college heeft het besluit op de aanvraag van vergunninghouder voorbereid met de uitgebreide procedure zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo), waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat het college een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage heeft gelegd. Eiseres heeft hierop een zienswijze ingediend. Naar aanleiding van deze zienswijze heeft vergunninghouder het bouwplan gewijzigd. De gevels van de woongebouwen aan de kant van de Anjovisweg zullen als dove gevel worden uitgevoerd. Nadat de gemeenteraad van Bunschoten een verklaring van geen bedenkingen had afgegeven, heeft het college de omgevingsvergunning verleend.
Eiseres is een visrokerij en zeevisgroothandel op circa 30 meter afstand van het plangebied. Binnen het bedrijf worden diverse soorten vis gerookt. Zij vreest dat de bewoners van de nieuw te bouwen woningen hinder zullen ondervinden van de geur die en het geluid dat het bedrijf emitteert en zij daardoor wordt belemmerd in haar bedrijfsvoering. Eiseres heeft daarom beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning.
Ook heeft eiseres bij de voorzieningenrechter een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Hierdoor is de omgevingsvergunning niet in werking getreden [1] .
Het beroep wordt door de rechtbank op grond van de Crisis- en herstelwet (Chw) [2] versneld behandeld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening – zaaknummer UTR 22/1113 – zijn behandeld op de zitting van 10 juni 2022. Hierbij waren de volgende personen aanwezig.
Namens eiseres: [A] , bijgestaan door de gemachtigde van eiseres, en de door eiseres meegenomen deskundige ir. [deskundige 1] van Buro Blauw.
Namens het college: de gemachtigde van het college die werd vergezeld door [B] , [C] en [D ] .
Namens vergunninghouder: [E] , [F] , [G] en [H] , bijgestaan door de gemachtigde van vergunninghouder en de door vergunninghouder meegenomen deskundige dr. [deskundige 2] van LBP Sight.
Aan het eind van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Tussen partijen is in geschil of de omgevingsvergunning wel of niet in strijd is met de goede ordening. Dat spitst zich toe op de vraag of het college heeft onderbouwd dat in het plangebied, ondanks de geur die, en het geluid dat het bedrijf van eiseres emitteert, ter plaatse van de nieuwe te bouwen woningen een goed woon- en leefklimaat zal zijn.
2. De rechtbank komt tot de conclusie dat zij op basis van de informatie die nu in het dossier zit nog geen antwoord kan geven op deze vraag. De deskundigen van vergunninghouder en die van eiseres zijn het niet met elkaar eens over de aspecten geur en geluid. Volgens de deskundigen van vergunninghouder is na realisatie van het bouwplan sprake van een acceptabel niveau van geurhinder en zal de geluidsbelasting in de nieuw te bouwen appartementen en woningen voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit). De deskundigen van eiseres bestrijden dit gemotiveerd.
3. De rechtbank beschikt zelf niet over de expertise om te kunnen beoordelen welke deskundigen gelijk hebben, en heeft daarom advies nodig van een onafhankelijke deskundige voordat zij een beslissing kan nemen in deze zaak. Dit betekent dat het onderzoek in deze procedure niet volledig is geweest. De rechtbank heropent daarom het onderzoek en zal de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) benoemen als deskundige voor het uitbrengen van een advies. [3]
4. Voor de advisering door de StAB overweegt de rechtbank het volgende over de aspecten geur en geluid.
Geur
5. Eiseres rookt vis in 8 rookkamers: 5 traditionele rookkamers en 3 geconditioneerde rookkamers. Eiseres heeft bij haar beroepschrift een Excelsheet met haar productiegegevens gevoegd. Eiseres heeft in het beroepschrift en op de zitting aan de hand daarvan toegelicht dat haar werkelijke productiecapaciteit op dit moment 14 tot 16 ton vis per week is; dat is 728 tot 832 ton vis per jaar. Binnen de huidige vergunningen en de melding op grond van het Activiteitenbesluit kan eiseres haar productie voor het roken van vis opschroeven tot circa 2.470 ton per jaar. Door het college worden deze productiecijfers niet betwist. Vergunninghouder heeft de productiecijfers op de zitting wel betwist, maar heeft niet toegelicht waarom niet kan worden uitgegaan van de Excelsheet van eiseres. Dat had wel op haar weg gelegen. Zeker omdat de kern van de sheet als bijlage 5 bij het inleidend beroepschrift is gevoegd. De rechtbank gaat er daarom bij de beoordeling van de zaak van uit dat eiseres op dit moment rond de 832 ton vis per jaar produceert en dat zij die op basis van de bestaande omgevingsvergunning kan verhogen tot ongeveer 2.470 ton per jaar.
6. Partijen zijn het er over eens dat er geen best beschikbare technieken-maatregelen (BBT-maatregelen) bestaan om de geuremissie van eiseres te verminderen. Tussen partijen staat ook niet ter discussie dat de afstand tussen de visrokerij en de in het plangebied nieuw te bouwen woningen circa 30 meter bedraagt. Deze afstand is kleiner dan de richtafstand die hiervoor in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, editie 2009 (de VNG-brochure) wordt gehanteerd. Tussen partijen is niet in geschil dat de richtafstanden uit de VNG-brochure op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) indicatief zijn en dat het college hiervan gemotiveerd kan afwijken. [4]
7. Het college heeft toegelicht waarom hij vindt dat kan worden afgeweken van de richtafstanden uit de VNG-brochure. Volgens het college is een geurbelasting van
2,5 ouE/m3 voor woningen en 5 ouE/m3 voor bedrijfswoningen een acceptabel hinderniveau als 98 percentielwaarde. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de voormalige Bijzondere regeling B5 van de NeR (vleesverwerking).
8. Bij de omgevingsvergunning is een ruimtelijke onderbouwing en het rapport ‘Herontwikkeling terrein te [plaats] – Geur prognoseberekening’ van LBP Sight van 3 april 2019 gevoegd. Hierin is de geurbelasting berekend bij verschillende productiehoeveelheden. De conclusie daarin luidt dat de 98 percentielwaarde geurblootstelling als gevolg van het roken van vis door eiseres in het plangebied zeer laag te noemen is. Bij een productie van 1.150 ton per jaar is de geurbelasting in het plangebied bij een percentielwaarde van 98 (ruim) onder de door het college gehanteerde richtwaarde van 2,5 ouE/m3 voor woningen [5] . Bij een productie van 1.800 ton per jaar stijgt de
98 percentielwaarde geurbelasting tot boven de gehanteerde richtwaarde [6] , maar volgens het college is uitbreiding van de productie tot 1.800 ton sowieso al niet mogelijk vanwege de aanwezigheid van de bedrijfswoning aan de [adres 3] . Het college leidt uit de berekeningen van LBP Sight af dat de bedrijfswoning de belemmerende factor is in de
98 percentielwaarde, omdat de geurbelasting op de bedrijfswoning eerder op een onaanvaardbaar niveau komt dan in het plangebied.
9. LBP Sight heeft ook de geurbelasting bij een percentielwaarde van 99,9 berekend voor de verschillende productiehoeveelheden. De deskundigen van LBP Sight en eiseres zijn het erover eens dat de geurconcentratie in het plangebied voor de 99,9 percentielwaarde hoog is. De richtwaarde van 10 ouE/m3 bij woningen [7] wordt (ruimschoots) overschreden [8] . Volgens het college is er toch sprake van een goed woon- en leefklimaat. Hij verwijst hiervoor naar de toelichting die LBP Sight heeft gegeven in het rapport 3 april 2019 en in een aanvullende memo van 22 mei 2022. Volgens LBP Sight gaat het om kortdurende pieken die bij elkaar minder dan 9 uur per jaar duren. Verder is de 98 percentielwaarde blootstelling in het plangebied relatief laag en is in [plaats] , waar van oudsher vis wordt gerookt, enige vorm van geurwaarneming van het rookproces altijd kenmerkend voor de omgeving geweest. Verder vindt LBP Sight van belang dat uit hinderbelevingsonderzoek blijkt dat de bestaande situatie niet tot overlast leidt in de omgeving. Op de zitting heeft het college nog toegelicht dat er op korte afstand van het bedrijf van eiseres sinds ongeveer vijf jaar een nieuwe woonwijk is en dat die bewoners niet klagen over geuroverlast.
10. Eiseres voert (onder meer) aan dat voor de geurhinder van bronnen die niet continue emitteren, zoals een visrokerij waarbij alleen geur vrij komt op het moment dat de rook uit de rookkamer wordt geblazen, moet worden gekeken naar de 99,9 percentielwaarde. De
98 percentielwaarde is volgens eiseres niet bruikbaar voor het inzichtelijk maken van de geurbelasting van haar bedrijf, omdat de geurbelasting zich kenmerkt door hoge pieken en dit onvoldoende tot uitdrukking kan worden gebracht in de 98 percentielwaarde. Eiseres verwijst hierbij naar twee rapporten van Buro Blauw ‘Second opinion geurrapport herontwikkeling terrein [plaats] ’ van april 2020 en ‘Notitie geuronderzoek woningbouw bij [locatie] ’, van 19 november 2021.
11. De deskundigen van LBP Sight en van Buro Blauw zijn het dus niet eens over het antwoord op de vraag of de 98 percentielwaarde geurblootstelling, of de
99,9 percentielwaarde geurblootstelling maatgevend is voor de geurhinder van het bedrijf van eiseres.
12. De rechtbank overweegt dat het haar aan informatie en kennis ontbreekt om zelf te bepalen of het in dit geval voor de hand ligt om bij het bepalen van het geurhinderniveau bij de nieuw te bouwen woningen uit te gaan van de 98 percentielwaarde, danwel de
99,9 percentielwaarde. De rechtbank zal daarom de StAB als deskundige benoemen en haar verzoeken aan de rechtbank een advies uit te brengen over de vraag of het bij het productieproces van eiseres – waarbij de geuremissie niet continue is – voor de hand ligt om bij het bepalen van een aanvaardbaar hinderniveau in het kader van de goede ruimtelijke ordening uit te gaan van 98 percentielwaarde of 99,9 percentielwaarde geurblootstelling. De rechtbank zal de StAB vragen daarbij niet uit te gaan van de gegevens die hierover in het dossier staan, maar zelf onderzoek te doen naar het productieproces bij eiseres en de geuremissie die daarbij plaatsvindt. Als de conclusie is dat moet worden uitgegaan van de
98 percentielwaarde geurbootstelling, verzoekt de rechtbank de StAB om te adviseren over de te hanteren richtwaarde voor woningen: moet, zoals het college heeft gedaan, een richtwaarde van 2,5 ouE/m3 worden gehanteerd, of moet dit de helft zijn, zoals de deskundige van eiseres meent [9] ?
Geluid
13. In de omgevingsvergunning is het voorschrift opgenomen dat de geluidwering (dove gevel en 28dB geluidisolatie) duurzaam moet worden aangebracht als aangegeven op de tekeningen bij de bouwaanvraag (situatie voorzien van geluidwering en gevelaanzichten woonblokken); voornoemde dove gevels dienen als zodanig in stand te worden gehouden.
14. Aan de omgevingsvergunning liggen diverse geluidrapporten van LBP Sight en Witteveen + Bos ten grondslag. In de laatste notitie van LBP Sight van 25 mei 2022, die als bijlage bij het verweerschrift is gevoegd, staat dat het maatgevende object voor de geluidsemissie van eiseres de bedrijfswoning aan de [adres 3] is en niet de nieuw te bouwen woningen. Eiseres is het hier niet mee eens.
15. Op de zitting heeft eiseres haar beroepsgrond dat onvoldoende is geborgd dat de gevels doof blijven ingetrokken. Wel voert eiseres aan dat onduidelijk is of aan de kanten waar de woningen niet worden voorzien van dove gevels kan worden voldaan aan de grenswaarden, van artikel 2.17 e.v. van het Activiteitenbesluit. Verder wijst zij er op dat de rapporten van LBP Sight en Witteveen + Bos geen duidelijkheid geven over het langtijdgemiddelde. Eiseres verwijst hiervoor naar de notities van [deskundige 3] akoestisch advies die zij heeft overgelegd. In de notitie van 15 oktober 2021 concludeert [deskundige 3] dat het langtijdgemiddelde niet goed is onderzocht. Volgens [deskundige 3] is het waarschijnlijk dat de piekniveaus die worden veroorzaakt door de laad- en losactiviteiten een significante bijdrage leveren aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van het bedrijf van eiseres, omdat dit geen piekgeluiden zijn die sporadisch voorkomen.
16. De rechtbank overweegt dat het haar aan informatie en kennis ontbreekt om zelf te bepalen of bij de nieuw te bouwen woningen aan de kanten waar deze niet zijn voorzien van dove gevels kan worden voldaan aan de grenswaarden – waaronder het langtijdgemiddelde – van artikel 2.17 e.v. van het Activiteitenbesluit. De rechtbank zal daarom de StAB als deskundige benoemen en haar verzoeken aan de rechtbank hierover een advies uit te brengen. De rechtbank verzoekt de StAB om ook voor de beantwoording van deze vraag zelf onderzoek te verrichten naar de geluidsemissie van het bedrijf van eiseres en de geluidsbelasting op de niet-dove gevels van de nieuw te bouwen woningen. De rechtbank verzoekt de StAB om daarbij te beoordelen of, zoals het college en vergunninghouder menen, de bedrijfswoning aan de [adres 3] bepalend is voor het toetsen van de geluidsemissie van het bedrijf van eiseres, of – zoals eiseres meent – de nieuw te bouwen woningen.
Procedure
17. De rechtbank zal ervoor zorgen dat de StAB een kopie van het volledige rechtbankdossier krijgt en haar verzoeken om het conceptadvies aan partijen voor te leggen met de mogelijkheid daarop te reageren en de reactie van partijen te verwerken in het uiteindelijke definitieve advies. Na ontvangst van het definitieve advies van de StAB zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld binnen een nader te stellen termijn op het advies te reageren. Vervolgens zal de rechtbank partijen laten weten op welke wijze de procedure voortgang zal vinden.
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan. Dit betekent dat zij over de beroepsgronden, de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • heropent het onderzoek;
  • benoemt de StAB als deskundige voor het uitbrengen van een advies over de vragen die de rechtbank in overweging 12 en 16 heeft geformuleerd, waarbij de StAB wordt verzocht om, met in achtneming van wat de rechtbank in 12 en 16 heeft overwogen, zelf onderzoek te verrichten;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is in het openbaar genomen op 24 juni 2022 door mr. R.C. Moed, voorzitter, en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen en mr. S.C.A. van Kuijeren, leden, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-‘t Lam, griffier.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel:

Tegen deze heropeningsbeslissing staat geen hoger beroep open. Pas nadat de rechtbank einduitspraak heeft gedaan kan hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Artikel 6.1, derde lid, van de Wabo.
2.Artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw in combinatie met artikel 3.1 van Bijlage I bij de Chw en afdeling 2 van de Chw.
3.De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb.
4.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1682.
5.Zie bijlage III bij het rapport van LBP Sight van 3 april 2019.
6.Zie bijlage IV bij het rapport van LBP Sight van 3 april 2019.
7.Het college ontleent deze richtwaarde aan het Gelders geurbeleid. Voor bedrijfswoningen geldt op grond van dat beleid een richtwaarde van 20 ouE/m3
8.Zie bijlagen II, III en IV bij het rapport van LBP Sight van 3 april 2019.
9.Dit heeft [deskundige 1] aangevoerd op de zitting.