ECLI:NL:RBMNE:2022:2473

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
C/16/538482 / JE RK 22-776
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe gezinsrelaties en verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 juni 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige (voornaam)]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 juni 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 1 januari 2023. De zaak betreft een minderjarige die onder toezicht is gesteld vanwege ernstige problemen in de ouder-kind relatie, waaronder autisme, PTSS en verslavingsproblematiek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie van [minderjarige (voornaam)] ongunstig is, aangezien zij verblijft in een groep waar veel alcohol en drugs worden gebruikt, wat niet bevorderlijk is voor haar ontwikkeling.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, in overweging genomen. De GI heeft aangegeven dat een terugplaatsing van [minderjarige (voornaam)] naar huis nog niet aan de orde is, gezien de complexe en verstoorde relatie tussen [minderjarige (voornaam)] en haar moeders. De kinderrechter heeft benadrukt dat er eerst stabiliteit en continuïteit in het contact tussen [minderjarige (voornaam)] en haar moeders moet zijn voordat een terugplaatsing kan worden overwogen.

De kinderrechter heeft de GI verzocht om de rechtbank en de moeders schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken rondom de plaatsing van [minderjarige (voornaam)], het contact met haar moeders en de vorderingen in de verbetering van de ouder-kind relatie. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/538482 / JE RK 22-776
Datum uitspraak: 3 juni 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND,

locatie [plaats 1] , hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder [belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de moeder [belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Voor het procesverloop verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 18 mei 2022, waarbij een machtiging tot uithuisplaatsing voor korte duur is verleend en de beslissingen op de verzoeken voor het overige zijn aangehouden.
Op 3 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [minderjarige (voornaam)] ;
- de moeder [belanghebbende 1] ;
- mevrouw [A] , namens de GI.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is de moeder [belanghebbende 2] niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] wordt uitgeoefend door de moeder [belanghebbende 1] en de moeder [belanghebbende 2] .
[minderjarige (voornaam)] verblijft op de open groep [.] van [instelling 3] in [plaats 2] .
Bij beschikking van 14 juli 2020 is [minderjarige (voornaam)] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 10 juni 2022.
Bij beschikking van 18 mei 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend tot 10 juni 2022.

De verzoeken

De kinderrechter moet nog een beslissing nemen op het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] met een jaar te verlengen. Bovendien moet de kinderrechter nog beslissen op het aangehouden deel van het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] te verlenen tot uiterlijk 18 mei 2023.

De standpunten

De GI licht toe dat een terugplaatsing van [minderjarige (voornaam)] nog niet aan de orde is. [minderjarige (voornaam)] geeft wel aan dat zij naar huis wil, maar zij is daar ook ambivalent in. De relatie tussen [minderjarige (voornaam)] en de moeders is complex en op dit moment ernstig verstoord. Doordat er van alle kanten sprake is van ambivalentie lukt het niet om de verstoorde relatie te herstellen. De situatie is voor [minderjarige (voornaam)] verwarrend en onduidelijk. Het is voor [minderjarige (voornaam)] lastig en ingewikkeld om een gezonde relatie met haar moeders te onderhouden. Er moet sprake zijn van enige continuïteit en stabiliteit in het contact met de moeders voordat de GI kan kijken of [minderjarige (voornaam)] weer naar huis kan. Voorwaarden zijn in ieder geval ook dat de moeders in gesprek gaan en dat zij bereid zijn om met hulpverleners een traject aan te gaan om naar hun eigen aandeel te kijken. De GI benadrukt dat de twee gezinsvoogden tijd vrijmaken die nodig is om contact met alle gezinsleden aan te gaan. Zij laten zich niet tegenhouden door werkdruk en werktijden.
De moeder is van mening dat de GI al een aantal jaar niets nuttigs doet en zij heeft geen vertrouwen in de (werkwijze van de) GI. Daar komt bij dat de GI zich niet bekommert over de andere gezinsleden.

De beoordeling

De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] verlengen met een jaar. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] verlengen tot 1 januari 2023 en de beslissing op het verzoek voor het overige aanhouden. Zij zal deze beslissingen hierna uitleggen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium van de ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] zijn: uit diagnostisch onderzoek bij [minderjarige (voornaam)] toen zij op de [instelling 1] verbleef is autisme, PTSS en problemen in de ouder-kind relatie vastgesteld. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de gezinsvoogden betrokken blijven bij [minderjarige (voornaam)] en de moeders, zodat zij een sturende rol kunnen vervullen richting [minderjarige (voornaam)] en de moeders over wat er nodig is en beslissingen kunnen nemen die in het belang van [minderjarige (voornaam)] zijn.
Ook is de uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). In verband met de ernstig verstoorde relatie tussen [minderjarige (voornaam)] en de moeders kan [minderjarige (voornaam)] niet thuis wonen. [minderjarige (voornaam)] heeft verteld dat zij graag rond augustus/september 2022 weer thuis wil wonen en dat contact met de moeder wordt opgebouwd. Dit vindt de kinderrechter niet mogelijk. Eerst zal in ieder geval de ouder-kind relatie hersteld moeten worden. Daarvoor is nodig dat [minderjarige (voornaam)] en de moeders meewerken aan een traject om tot verandering te komen. De GI heeft toegelicht dat daarvoor commitment nodig is om te kijken naar ieders eigen aandeel in de totstandkoming van de problemen. Dat commitment is er op dit moment nog niet. Daardoor wordt de ouder-kind relatie niet hersteld en kan [minderjarige (voornaam)] niet thuis wonen. Want [minderjarige (voornaam)] heeft veel last van de huidige relatie met de moeders. Zo zijn er situaties geweest dat [minderjarige (voornaam)] vertelde over een gebeurtenis die thuis gebeurd zou zijn, terwijl de moeders aangeven dat die verklaring niet waar is. De ene keer geven de moeders aan dat zij [minderjarige (voornaam)] niet willen zien, waardoor het voor [minderjarige (voornaam)] als een afwijzing voelt, en de andere keer worden de onderlinge banden weer aangetrokken. Voor [minderjarige (voornaam)] is dit heel verwarrend en onduidelijk. De kinderrechter is het dan ook met de GI eens dat er een zekere continuïteit en stabiliteit in het contact tussen [minderjarige (voornaam)] en de moeders moet zijn, voordat de GI kan onderzoeken of het in het belang van [minderjarige (voornaam)] is om weer thuis te wonen.
[minderjarige (voornaam)] verblijft sinds twee weken op de groep [.] van [instelling 3] in [plaats 2] . Zij vindt die groep zelf niet fijn. Op de groep worden veel alcohol en drugs gebruikt. Voor [minderjarige (voornaam)] is dit niet goed, want ze heeft net een traject bij [instelling 2] afgrond onder andere in verband met verslavingsproblematiek. Daarnaast verblijven er 7 jongens op die groep en is [minderjarige (voornaam)] het enige meisje. Bovendien heeft zij geen vrijheden en voor haar gevoel duurt het lang voordat zij wel vrijheden kan krijgen. De GI beaamt dat de groep niet ideaal is voor [minderjarige (voornaam)] . De GI heeft echter te maken met de huidige omstandigheden dat het heel moeilijk is om een geschikte plek voor [minderjarige (voornaam)] te vinden. Die geschikte plek ligt niet voor het oprapen. De GI bekijkt wel de mogelijkheden om [minderjarige (voornaam)] te laten doorstromen naar een meer passende groep binnen [instelling 3] . De kinderrechter gaat ervan uit dat de GI de mogelijkheden om [minderjarige (voornaam)] op een meer geschikte plek te plaatsen nauw in het oog houdt en haar overplaatst op het moment dat dat mogelijk is.
Gelet op het voorgaande ziet de kinderrechter aanleiding de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot 1 januari 2023 en de beslissing over het restant aan te houden. De kinderrechter wenst graag
uiterlijk 11 november 2022door de GI geïnformeerd te worden over de actuele stand van zaken rondom de plaatsing van [minderjarige (voornaam)] binnen [instelling 3] , het contact tussen haar en de moeders en de vorderingen die er zijn rond het verbeteren van de ouder-kind relatie. Daarbij verzoekt de kinderrechter om expliciet aan te geven of het aangehouden deel van het verzoek wordt gehandhaafd, gewijzigd of ingetrokken en om de verhinderdata van de GI en de moeders voor de periode 11 november 2022 – 14 december 2022 door te geven. De GI dient een intrekking te laten toetsen door de Raad voor de Kinderbescherming (artikel 1:265j)

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] tot 10 juni 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 1 januari 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing op het verzoek over de machtiging uithuisplaatsing voor het overige PRO FORMA aan tot 11 november 2022;
verzoekt de GI
uiterlijk 11 november 2022de rechtbank en de moeders schriftelijk te informeren over:
- de actuele stand van zaken rondom de plaatsing van [minderjarige (voornaam)] binnen [instelling 3] , het contact tussen haar en de moeders en de vorderingen die er zijn rond het verbeteren van de ouder-kind relatie,
- daarbij expliciet aan te geven of het aangehouden deel van het verzoek wordt gehandhaafd, gewijzigd of ingetrokken;
- welke verhinderdata van de GI en de moeders er zijn in de periode 11 november 2022 – 14 december 2022;
bepaalt dat het aangehouden deel van het verzoek zal worden behandeld op een nog nader te bepalen zitting gelegen vóór 14 december 2022;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2022 door
mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D.B.T. Koster, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 14 juni 2022
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.