ECLI:NL:RBMNE:2022:2470

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
UTR_20_1955
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van proceskostenvergoeding na intrekking van beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 9 juni 2022, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoeker had eerder een uitkering op grond van de Ziektewet, maar deze was door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ingetrokken. Na een nieuw besluit op 15 maart 2022 werd de ZW-uitkering van verzoeker voortgezet, en werd het recht op een WIA-uitkering opnieuw beoordeeld. De rechtbank oordeelt op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting over het verzoek om proceskostenvergoeding, omdat de verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van de verzoeker. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.897,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en voegt daar € 85,80 aan reiskosten voor het bezoeken van deskundigen aan toe. De totale proceskosten die de verweerder aan de verzoeker moet vergoeden, komen daarmee op € 1.983,30. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de verweerder verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1955

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft in de beslissing op bezwaar van 14 april 2020 besloten dat verzoeker vanaf 27 oktober 2019 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) en dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Op 15 maart 2022 heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waarin hij terugkomt op de beslissing op bezwaar. De
ZW-uitkering van verzoeker wordt voortgezet. Omdat de wachttijd van 104 weken hierdoor wel is volbracht, wordt het recht van verzoeker op een WIA-uitkering alsnog beoordeeld.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenvergoeding. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.
Kosten voor rechtsbijstand
4. Verzoeker verzoekt om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Verzoeker heeft in de bezwaarfase geen gebruik gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De beoordeling van de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleend rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het aanwezig zijn bij de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na het verslag van het deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 1).
Reiskosten
6. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder ook te veroordelen in de reiskosten voor het bijwonen van het deskundigenonderzoek. Hij vraagt om vergoeding van een totaalbedrag van € 85,80 voor het drie maal bezoeken van deskundigen.
7. De reiskosten voor het bezoeken van de deskundigen op 27 september 2021 (psychiater) en 25 en 26 oktober 2021 (neuropsycholoog) komen op basis van het openbaarvervoertarief, tweede klas, tot een bedrag van € 85,80 voor vergoeding in aanmerking.
Conclusie
8. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op een bedrag van € 1.983,30 (€ 1.897,50 + € 85,80).
9. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.983,30 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.