In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, zijn [eiseres] B.V. en [gedaagde] handelend onder de naam [handelsnaam] betrokken bij een geschil over de uitvoering van een eerder vonnis. De partijen exploiteren beide een jachthaven en zijn gevestigd aan dezelfde straat. Het geschil ontstond toen [gedaagde] eiste dat [eiseres] bepaalde belemmeringen, waaronder varkensruggen en parkeervakken, zou verwijderen die de toegang tot het parkeerterrein van [gedaagde] belemmerden. In een eerder vonnis van 17 februari 2022 werd [eiseres] veroordeeld om deze belemmeringen te verwijderen en een dwangsom te betalen voor elke dag dat zij hier niet aan voldeed.
Op 17 maart 2022 heeft [eiseres] de varkensruggen verwijderd, maar er ontstond onenigheid over de parkeervakken. [gedaagde] stelde dat [eiseres] niet voldoende had gedaan om te voldoen aan het vonnis, terwijl [eiseres] betoogde dat zij wel degelijk had voldaan door de letters 'NP' aan te brengen op de parkeervakken. In dit kort geding vorderde [eiseres] onder andere een verbod op verdere executiemaatregelen van [gedaagde] en een dwangsom voor het niet voldoen aan de vorderingen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiseres] voldoende had voldaan aan het vonnis door de varkensruggen te verwijderen en de letters 'NP' aan te brengen. De rechter concludeerde dat er geen overtreding was van het vonnis en dat [eiseres] geen dwangsommen verschuldigd was voor de periode na 28 maart 2022. Wel werd [eiseres] veroordeeld tot betaling van dwangsommen voor de periode waarin zij niet aan het vonnis voldeed. De rechter verbood [gedaagde] om executiemaatregelen te treffen voor een bedrag boven de € 15.000 en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van proceskosten aan [eiseres].