ECLI:NL:RBMNE:2022:2440

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
C/16/538612 / KG ZA 22-173
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen tussen jachthavens met betrekking tot parkeerbelemmeringen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, zijn [eiseres] B.V. en [gedaagde] handelend onder de naam [handelsnaam] betrokken bij een geschil over de uitvoering van een eerder vonnis. De partijen exploiteren beide een jachthaven en zijn gevestigd aan dezelfde straat. Het geschil ontstond toen [gedaagde] eiste dat [eiseres] bepaalde belemmeringen, waaronder varkensruggen en parkeervakken, zou verwijderen die de toegang tot het parkeerterrein van [gedaagde] belemmerden. In een eerder vonnis van 17 februari 2022 werd [eiseres] veroordeeld om deze belemmeringen te verwijderen en een dwangsom te betalen voor elke dag dat zij hier niet aan voldeed.

Op 17 maart 2022 heeft [eiseres] de varkensruggen verwijderd, maar er ontstond onenigheid over de parkeervakken. [gedaagde] stelde dat [eiseres] niet voldoende had gedaan om te voldoen aan het vonnis, terwijl [eiseres] betoogde dat zij wel degelijk had voldaan door de letters 'NP' aan te brengen op de parkeervakken. In dit kort geding vorderde [eiseres] onder andere een verbod op verdere executiemaatregelen van [gedaagde] en een dwangsom voor het niet voldoen aan de vorderingen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiseres] voldoende had voldaan aan het vonnis door de varkensruggen te verwijderen en de letters 'NP' aan te brengen. De rechter concludeerde dat er geen overtreding was van het vonnis en dat [eiseres] geen dwangsommen verschuldigd was voor de periode na 28 maart 2022. Wel werd [eiseres] veroordeeld tot betaling van dwangsommen voor de periode waarin zij niet aan het vonnis voldeed. De rechter verbood [gedaagde] om executiemaatregelen te treffen voor een bedrag boven de € 15.000 en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van proceskosten aan [eiseres].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/538612 / KG ZA 22-173
Vonnis in kort geding van 14 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.
gevestigd in [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente 1] ,
eiseres,
advocaat mr. W. Leistra in Arnhem,
tegen
[gedaagde] handelend onder de naam [handelsnaam],
wonend in [woonplaats] , gemeente [gemeente 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.A. van Kooten-de Jong in Montfoort.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [handelsnaam] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met als bijlagen producties 1 tot en met 7;
  • de brief van [eiseres] van 25 mei 2022 met als bijlage productie 8;
  • de brief van [handelsnaam] van 27 mei 2022 met als bijlagen producties 1 tot en met 15;
  • de brief van [eiseres] van 30 mei 2022 met als bijlage productie 9;
  • de mondelinge behandeling op 31 mei 2022;
  • de pleitnota van [handelsnaam] .
1.2.
Daarna is er bepaald dat er op 14 juni 2022 vonnis wordt gewezen.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
[eiseres] en [handelsnaam] exploiteren allebei een jachthaven aan de [.] en zijn gevestigd aan de [straat] . [handelsnaam] heeft op een strook langs de [rijksweg] een afgesloten parkeerterrein voor haar bezoekers gemaakt. Dit parkeerterrein heeft een aansluiting op het gedeelte van de [straat] waar [eiseres] ook een aantal (haakse) parkeervakken heeft gerealiseerd. De in- en uitrit naar het parkeerterrein van [handelsnaam] is belemmerd geweest door twee varkensruggen. In een eerder kort geding bij deze rechtbank heeft [handelsnaam] gevorderd de varkensruggen en het (de) parkeervak(ken) voor de in- en uitrit naar het parkeerterrein te verwijderen. Bij vonnis van 17 februari 2022 (hierna: het vonnis) heeft de voorzieningenrechter het volgende beslist:
“4.1 veroordeelt [eiseres] om uiterlijk op 17 maart 2022 alle door haar aangebrachte belemmeringen, meer in het bijzonder de twee varkensruggen en de parkeervakken te verwijderen en verwijderd te houden op en voor de in- en uitrit van het parkeerterrein van [handelsnaam] , kadastraal bekend Gemeente [gemeente 2] sectie [letter] nummers [nummeraanduiding 1] , [nummeraanduiding 2] , [nummeraanduiding 3] en [nummeraanduiding 4] tot het moment dat onherroepelijk is komen vast te staan dat strook B en C niet tot de openbare weg in de zin van de Wegenwet behoren,
4.2
veroordeelt [eiseres] om aan [handelsnaam] een dwangsom te betalen van € 1.500,- voor iedere dag(deel) dat zij niet aan de in 4.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,”
2.2.
[eiseres] heeft op 17 maart 2022 de twee varkensruggen verwijderd en op één parkeervak voor de in- en uitrit van het parkeerterrein van [handelsnaam] de letters ‘NP’ aangebracht (zie foto 1). [handelsnaam] heeft vervolgens aan [eiseres] laten weten dat het aanbrengen van de letters ‘NP’ op één parkeervak onvoldoende is. [eiseres] heeft op 28 maart 2022 op een tweede parkeervak de letters ‘NP’ aangebracht. [handelsnaam] is van mening dat [eiseres] hiermee nog steeds niet voldoet aan de hoofdveroordeling en heeft dwangsommen van in totaal € 50.000 opgeëist.
2.3
[eiseres] is van mening dat zij wel voldoet aan het vonnis en vordert in dit kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
[handelsnaam] te verbieden (verdere) executiemaatregelen te (doen) treffen;
[handelsnaam] te veroordelen het conservatoir derdenbeslag, voor zover zij dat heeft doen leggen, op te heffen;
[handelsnaam] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 2.500 per keer of dag dat zij niet voldoet aan het gevorderde onder 1 en 2, te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair:
4. [handelsnaam] te verbieden (verdere) executiemaatregelen te (doen) treffen ter voldoening van een bedrag meer dan € 15.000;
5. [handelsnaam] te veroordelen om het conservatoir derdenbeslag, voor zover zij dat heeft doen leggen, en voor zover het een bedrag overstijgt van € 15.000 op te heffen;
6. [handelsnaam] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 2.500 per keer of dag dat zij niet voldoet aan het gevorderde onder 1 en 2, te vermeerderen met de wettelijke rente;
in alle gevallen:
7. [handelsnaam] te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.4.
[handelsnaam] heeft verweer gevoerd. Zij vraagt de vorderingen af te wijzen. Volgens haar heeft [eiseres] niet voldaan aan het vonnis. Allereerst blijkt uit het dictum van het vonnis dat een meervoud aan parkeervakken verwijderd moet worden en bovendien kan het aanbrengen van de letters ‘NP’ niet aangemerkt worden als verwijderen van een parkeervak. Voor de verwijdering is het ook nodig dat de belijning van de parkeervakken wordt verwijderd. Omdat dit tot op heden niet is gebeurd heeft [eiseres] niet voldaan aan de hoofdveroordeling en is [handelsnaam] dus gerechtigd de dwangsommen op te eisen. Verder heeft [eiseres] op 4 mei 2022 de in- en uitrit opnieuw geblokkeerd door op die dag de in- en uitrit deels te blokkeren met een lintafzetting. Ook voor die aangebrachte belemmering geldt dat [eiseres] hiermee niet aan het vonnis heeft voldaan en een dwangsom is verschuldigd voor één dag.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de voorzieningenrechter?

Is er een spoedeisend belang?
3.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering en is door [handelsnaam] ook niet weersproken.
Heeft [eiseres] voldaan aan het vonnis?
3.2.
De vraag die in dit kort geding centraal staat is of [eiseres] heeft voldaan aan het vonnis. Bij deze beoordeling moet gekeken worden wat het doel en de strekking is van het vonnis. Daarbij is niet alleen het dictum van belang, maar ook waarop het dictum stoelt. In het dictum staat dat [eiseres] uiterlijk op 17 maart 2022 de twee varkensruggen en de parkeervakken verwijdert en verwijderd houdt op en voor de in- en uitrit van het parkeerterrein. De twee varkensruggen zijn inmiddels verwijderd en staan in deze zaak niet ter discussie. Maar er is tussen partijen wel discussie ontstaan over de te verwijderen parkeervakken. Dat komt omdat in het dictum niets staat over het aantal parkeervakken dat verwijderd moet worden en ook niets over de manier waarop de parkeervakken verwijderd moeten worden.
3.3.
De voorzieningenrechter zal daarom ter beoordeling van deze zaak ingaan op de vraag of het plaatsen van de letters ‘NP’ worden aangemerkt als verwijdering van een parkeervak. Vervolgens zal worden ingegaan op de vraag hoeveel parkeervakken [eiseres] moet verwijderen. Tot slot komt nog aan de orde of het [eiseres] was toegestaan op 4 mei 2022 een afzetlint deels voor de in- en uitrit te plaatsen.
De letters ‘NP’
3.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in het vonnis niet staat op welke manier de parkeervakken verwijderd moeten worden. Volgens [handelsnaam] kan het verwijderen van een parkeervak alleen gebeuren door de omlijning van het parkeervak te verwijderen. De letters ‘NP’ voldoen hier volgens haar dus niet aan en zijn bovendien erg verwarrend voor bezoekers van [handelsnaam] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aanbrengen van de letters ‘NP’ aangemerkt kan worden als het verwijderen van een parkeervak. Het is een feit van algemene bekendheid dat de letters ‘NP’ in de context van een parkeerterrein staan voor ‘Niet Parkeren’. Zoals op foto 1 en foto 2 is te zien zijn de letters groot en duidelijk aangebracht. Voldoende duidelijk is dat op deze plekken niet geparkeerd mag worden. [eiseres] heeft daarmee voldaan het vonnis. Dat er desondanks bezoekers zijn die hun auto toch nog op deze plekken parkeren kan niet aan [eiseres] tegengeworpen worden.
3.5.
[handelsnaam] heeft in dit kader ook nog gewezen op het feit dat de letters aan het vervagen zijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op de door partijen ingebrachte foto’s het vervagen van de letters niet is gebleken. Bovendien kunnen de letters opnieuw aangebracht worden als er sprake is van vervaging.
Aantal te verwijderen parkeervakken
3.6.
Tussen partijen is verder in geschil hoeveel parkeervakken verwijderd moeten worden. Dit twistpunt is onder andere ontstaan door enkele passages in de dagvaarding in de eerdere kort geding procedure (productie 2 bij dagvaarding, randnummer 56 en 62). Hierin staat dat [eiseres] voorafgaand aan de procedure had gezegd dat het vrijmaken van de in- en uitrit zeker drie parkeervakken zou kosten. Hierop heeft [handelsnaam] gesteld dat hooguit één parkeervak verwijderd zal moeten worden. In het petitum van die dagvaarding staat parkeervak zowel in enkel- als in meervoud.
3.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij de beoordeling het vonnis in beginsel leidend is. In het dictum staat parkeervakken in
meervoud.Dus dat betekent dat er in ieder geval meer dan één parkeervak verwijderd moet worden. Het staat vast dat tussen 17 maart en 28 maart 2022 hieraan niet is voldaan door [eiseres] (zie foto 1). Daarom moet [eiseres] over die periode de dwangsommen betalen.
3.8.
Dit is anders voor de periode ná 28 maart 2022. Sindsdien heeft [eiseres] twee parkeervakken verwijderd (zie foto 2). De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarmee aan het vonnis is voldaan. [handelsnaam] heeft in dit kader ook nog benoemd dat zij weliswaar heeft gesteld dat het verwijderen van één parkeervak voldoende is, maar zij bedoelde hiermee een parkeervak in de lengte, en niet een haaks parkeervak. Het gaat er volgens haar om dat de doorgang voldoende breed is en dat is volgens haar op dit moment niet het geval met twee parkeervakken. De voorzieningenrechter volgt [handelsnaam] hierin niet. Het doel en de strekking van het vonnis is dat de doorgang naar de in- en uitrit niet belemmerd wordt. Op dit moment is de doorgang naar de in- en uitrit voldoende breed. Bovendien zijn er in de eerdere procedure verder ook geen breedtematen genoemd en is er door [handelsnaam] zelf onduidelijkheid gecreëerd door in een situatie van haakse parkeervakken te spreken over parkeervakken in de lengte. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende ruimte heeft gemaakt door twee parkeervakken te verwijderen. De in- en uitrit is nu goed begaanbaar. Hiermee heeft zij dus voldaan aan het doel en de strekking van het vonnis.
Afzetlint deels voor de in- en uitrit
3.9.
Op 4 mei 2022 heeft [eiseres] een afzetlint geplaatst omdat er op die dag een grote jacht via de [straat] verplaatst moest worden (zie foto 3 en foto 4). De directeur van [eiseres] , de heer [A] senior, heeft op de zitting verklaard dat hij er op heeft toegezien dat de afzetting niet op de verwijderde parkeervakken zou staan zodat de in- en uitrit naar het parkeerterrein van [handelsnaam] vrij zou blijven. [eiseres] betwist verantwoordelijk te zijn voor het stuk afzetlint dat uiteindelijk toch voor de in- en uitrit terecht is gekomen. Op de foto’s is duidelijk te zien dat anderhalf parkeervak vrij is gelaten. De voorzieningenrechter ziet dit echter niet als overtreding van het vonnis waarvoor [eiseres] een dwangsom van een dag verschuldigd is. Op zichzelf is het aanbrengen van een afzetlint in deze situatie bij een jachthaven waarin vaker grotere boten over het terrein vervoerd worden niet ongebruikelijk. Bovendien blijkt uit de overige feiten en omstandigheden dat [eiseres] dit niet heeft gedaan om niet aan het vonnis te voldoen. Dat betekent dat [eiseres] voor deze dag geen dwangsom is verschuldigd.
Conclusie
3.10.
Uit het voorgaande volgt dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij sinds 28 maart 2022 heeft voldaan aan het vonnis en vanaf die datum geen dwangsommen zal verbeuren. Wel is [eiseres] dwangsommen verschuldigd voor de periode dat zij niet heeft voldaan aan het vonnis. Dat is totaal voor 10 dagen, dus € 15.000. Om deze reden verbiedt de voorzieningenrechter [handelsnaam] om executiemaatregelen te (doen) treffen ter voldoening van een bedrag meer dan € 15.000, op straffe van een dwangsom. Dit betekent dat de subsidiaire vordering onder 4 en 6 zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld. De vordering onder 5 zal worden afgewezen omdat niet is gebleken dat [handelsnaam] (vooralsnog) geen beslag heeft gelegd.
Proceskosten
3.11.
Omdat [eiseres] niet direct volledig aan het vonnis heeft voldaan zal [eiseres] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [handelsnaam] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris gemachtigde €
1.016,00
Totaal € 1.330,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verbiedt [handelsnaam] iedere (verdere) executiemaatregel jegens [eiseres] te (doen) treffen ter voldoening van een bedrag meer dan € 15.000 in welke vorm en/of op welke wijze dan ook, daaronder begrepen, doch niet daartoe beperkt, beslagmaatregelen onder derden en/of op eigendommen van eiser;
4.2.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.500 per keer of per dat [handelsnaam] niet aan de in 4.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000 is bereikt;
4.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [handelsnaam] tot op heden begroot op € 1.330;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: