ECLI:NL:RBMNE:2022:244
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de aflossingscapaciteit in het kader van de Tozo-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.A. van Ham, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat de aflossingscapaciteit van eiser en zijn echtgenote op € 90,77 per maand heeft vastgesteld. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 4 december 2020, waarin verweerder de bijstandsuitkering van eiser en zijn echtgenote had ingetrokken over een bepaalde periode en een terugvorderingsbedrag had vastgesteld.
Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, heeft eiser aangevoerd dat hij onvoldoende middelen heeft om de schuld te betalen, en dat hij schulden heeft bij leveranciers en de Belastingdienst. Eiser heeft ook aangegeven dat hij voor zijn dochter moet zorgen, die binnenkort een opleiding gaat volgen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de schuld van € 2.794,26 in rechte vaststaat, en dat zij alleen kan oordelen over het maandelijks in te houden bedrag op de Tozo-uitkering.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder bij de vaststelling van de aflossingscapaciteit rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet, die op 1 januari 2021 is verhoogd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder de beslagvrije voet niet in acht heeft genomen, en zijn stelling dat hij andere schulden heeft, is niet nader onderbouwd. De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard en eiser geen gelijk gegeven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.