ECLI:NL:RBMNE:2022:2427

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
C/16/538983 / KL ZA 22-95
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot eerbiediging van erfdienstbaarheid en afwijzing contactverbod in kort geding

In deze zaak heeft eiser, een agrariër, een landbouwkavel in gebruik die ontsloten wordt door een pad over het erf van gedaagde. Sinds 1998 is er een erfdienstbaarheid (recht van overpad) gevestigd, waar eiser sinds 2006 gebruik van maakt. Echter, sinds de zomer van 2021 zijn er incidenten geweest waarbij gedaagde de toegang tot het pad heeft geblokkeerd en dreigend gedrag heeft vertoond, wat heeft geleid tot angst bij eiser. Eiser vordert in kort geding dat gedaagde wordt veroordeeld tot het eerbiedigen van de erfdienstbaarheid en het vrijhouden van het pad, alsook een contactverbod voor gedaagde wanneer eiser het erf van gedaagde betreedt. Gedaagde verzet zich tegen het contactverbod en heeft een tegenvordering ingesteld om eiser te verplichten het pad schoon achter te laten.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot eerbiediging van de erfdienstbaarheid en het vrijhouden van het pad toewijsbaar is, gezien de erkenning van gedaagde dat hij de erfdienstbaarheid zal respecteren. Het gevorderde contactverbod is echter afgewezen, omdat er onvoldoende concrete feiten zijn die een dergelijke inbreuk op de communicatie rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft ook de gevorderde dwangsommen afgewezen, omdat gedaagde zijn verplichtingen inmiddels erkent. Gedaagde is wel veroordeeld in de proceskosten van eiser, terwijl zijn tegenvordering is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/538983 / KL ZA 22-95
Vonnis in kort geding van 24 juni 2022
in de zaak van
[eiser]
t.h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. Y. van der Horst te Emmeloord,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.T. Fuller te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 mei 2022 met 26 producties
  • de voorwaardelijke eis in reconventie met 4 producties
  • de mondelinge behandeling ter plaatse aan de [adres] ( [postcode] ) in [plaatsnaam] op 10 juni 2022 en de aansluitende voortzetting daarvan in Lelystad. Mr. Fuller heeft een pleitnota voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser] heeft in het kader van zijn agrarische onderneming een landbouwkavel in gebruik dat ontsloten wordt door een pad over het erf van [gedaagde] ( [adres] , [postcode] in [plaatsnaam] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , voorheen sectie [letteraanduiding] nummer [nummeraanduiding 1] , nu [letteraanduiding] [nummeraanduiding 2] , hierna: “het pad”). In 1998 is een erfdienstbaarheid (recht van overpad) gevestigd waarvan [eiser] sinds 2006 gebruik maakt. Dit is jarenlang goed gegaan, maar sinds de zomer van 2021 hebben zich een aantal incidenten tussen [eiser] en [gedaagde] voorgedaan met betrekking tot het gebruik van het pad. Zo heeft [gedaagde] een paar keer de toegang tot het pad geblokkeerd en is hij, volgens [eiser] , dreigend op hem en zijn zoon afgekomen. [eiser] ervaart sindsdien angst voor [gedaagde] .
2.2.
[eiser] vordert in deze zaak om [gedaagde] te veroordelen tot het eerbiedigen van de gevestigde erfdienstbaarheid en om [gedaagde] te veroordelen om het pad over zijn perceel volledig vrij te houden. Daarnaast vordert [eiser] een contactverbod voor [gedaagde] als [eiser] en andere gebruikers van het pad, over het erf van [gedaagde] gaan. Aan deze vorderingen moeten dwangsommen worden verbonden en [gedaagde] moet in de proceskosten en nakosten worden veroordeeld.
2.3.
[gedaagde] voert verweer tegen het gevorderde contactverbod en heeft een voorwaardelijke tegenvordering ingesteld. Volgens [gedaagde] moet [eiser] het pad, na gebruik, schoon en ontdaan van modderresten achterlaten. [gedaagde] verzoekt hieraan een dwangsom te verbinden en [eiser] in de kosten van deze procedure te veroordelen.
2.4.
De voorzieningenrechter zal de vordering tot eerbiediging van de erfdienstbaarheid en het vrijhouden van het pad toewijzen. Het gevorderde contactverbod en de dwangsommen zullen worden afgewezen. De tegenvordering van [gedaagde] zal worden afgewezen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

3.De beoordeling

in conventie

Het spoedeisend belang
3.1.
Het spoedeisend belang van [eiser] volgt uit de reeks incidenten die zich, ondanks eerdere toezeggingen van [gedaagde] om [eiser] vrij toegang te verlenen, de afgelopen tijd hebben voorgedaan. [eiser] heeft onlangs zijn land ingezaaid en heeft recht op en belang bij het kunnen bereiken van zijn land. Van [eiser] kan daarom niet verlangd worden dat hij de uitkomsten van een eventuele bodemprocedure afwacht.
De erfdienstbaarheid
3.2.
In de brief van 3 juni 2022 van [gedaagde] aan [eiser] (productie 1 bij de voorwaardelijke eis in reconventie) heeft [gedaagde] aangegeven de erfdienstbaarheid te respecteren en de doorgang over het pad van en naar de landbouwkavel van [eiser] niet te belemmeren op welke wijze dan ook. Dit standpunt, dat [gedaagde] overigens pas na consultering van mr. Fuller heeft ingenomen, is ook tijdens de mondelinge behandeling herhaald. De voorzieningenrechter beschouwt dit als een erkenning van de eerste twee vorderingen van [eiser] , zodat de gevorderde eerbiediging van de erfdienstbaarheid en het volledig vrijhouden van het pad, als onbetwist zullen worden toegewezen.
Het contactverbod
3.3.
Een contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om vrijelijk te communiceren. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Er moet in ieder geval een reële dreiging bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van [gedaagde] tegenover [eiser] . Bij de beantwoording van de vraag of het verbod gerechtvaardigd is, moeten alle omstandigheden van het geval en de belangen van partijen worden meegewogen.
3.4.
[eiser] heeft in dit verband benoemd dat hij angst ervaart door het gedrag van [gedaagde] . [gedaagde] is dreigend op [eiser] afgekomen en [eiser] kon, naar eigen zeggen, geen (verbale) weerstand bieden. Om die reden vordert [eiser] een contactverbod voor [gedaagde] wanneer [eiser] over het erf van [gedaagde] gaat. [eiser] heeft, naast dit incident, verder geen concrete feiten en omstandigheden genoemd waarmee het opleggen van een ingrijpende maatregel als een contactverbod kan worden gerechtvaardigd. Een contactverbod zal daarnaast ook in praktische zin op problemen stuiten. Het erf behoort aan [gedaagde] toe, hij woont er en voert zijn bedrijf daar. Aannemelijk is dat [gedaagde] zich geregeld op zijn eigen erf bevindt en als zich een situatie voordoet waarbij een waarschuwing gepast is (loslopend kind, loslopende hond, etc.) staat een contactverbod aan normaal gedrag tussen mensen in de weg. Wel vindt de voorzieningenrechter het verstandig als [gedaagde] zich voorlopig onthoudt van het zoeken van contact bij het passeren en/of het aanknopen van een praatje. Dit om de gewenste normalisering van de verhoudingen niet te dwarsbomen. Maar het gevraagde contactverbod gaat te ver en zal niet worden opgelegd.
De dwangsommen
3.5.
De door [eiser] gevorderde dwangsommen worden afgewezen, omdat [gedaagde] in zijn brief van 3 juni 2022 heeft toegezegd de erfdienstbaarheid van [eiser] te respecteren en de doorgang over het pad van en naar de landbouwkavel van [eiser] niet te belemmeren op welke wijze dan ook. [eiser] heeft daarom op dit moment geen belang bij een dwangsom. Op zichzelf is juist dat er eerder ook was toegezegd dat de toegang niet zou worden belemmerd, en dat dit op een later moment toch weer gebeurde. Maar de situatie is nu in zoverre anders, dat [gedaagde] zijn verplichtingen jegens [eiser] wegens de erfdienstbaarheid inmiddels uitdrukkelijk erkent. Ter zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat zijn huidige raadsman hem heeft uitgelegd hoe het zit, en dat zijn vorige adviseur op dit punt onjuist advies had gegeven, reden waarom hij voorheen niet overtuigd was van de rechten van [eiser] . Inmiddels is dit dus anders. Onder die omstandigheden vindt de voorzieningenrechter het risico dat [gedaagde] de toegang opnieuw zal belemmeren niet groot. Daar komt bij dat een last onder dwangsom de verhoudingen eerder verder op scherp zal stellen, dan dat normalisering in het verschiet ligt. Die normalisering is wel gewenst, juist gelet op de lotsverbondenheid van partijen door de erfdienstbaarheid. Dit neemt niet weg dat zodra [gedaagde] zijn verplichtingen onder de erfdienstbaarheid op enig moment niet nakomt en hij de toegang voor [eiser] op enige wijze belemmert, voor de hand ligt dat (bij overigens gelijk gebleven omstandigheden) alsnog een voorziening met dwangsom eenvoudig kan worden verkregen.
De proceskosten
3.6.
Hoewel [gedaagde] de vorderingen die worden toegewezen heeft erkend, en de overige vorderingen van [eiser] worden afgewezen, zal [gedaagde] in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. [gedaagde] heeft namelijk pas na dagvaarding door [eiser] toegezegd de erfdienstbaarheid te respecteren en de doorgang van en naar de landbouwkavel van [eiser] niet te belemmeren. Kennelijk was daar deze procedure voor nodig.
De kosten van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding 105,31
  • griffierecht 314,00
  • salaris advocaat 1.016,00
Totaal € 1.435,31.
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten zullen worden toegewezen op de in de beslissing te vermelden manier.
in reconventie
3.7.
[gedaagde] heeft gevorderd om [eiser] , op straffe van een dwangsom, te veroordelen tot het schoon en ontdaan van modderresten achterlaten van het pad. [gedaagde] heeft in dit kader één incident genoemd waarbij het pad volgens hem niet goed schoon was achtergelaten door [eiser] dan wel de door [eiser] ingeschakelde derde ( [A] ). [eiser] heeft op zijn beurt weersproken dat hij het pad niet schoon heeft achtergelaten. Dit enkele voorval, waarvan partijen dus een andere lezing hebben, maakt het onvoldoende aannemelijk dat er een voorlopige voorziening moet worden getroffen waarbij [eiser] moet worden veroordeeld tot het schoon achterlaten van het pad. Bovendien heeft mr. Van der Horst, namens [eiser] , tijdens de mondelinge behandeling erkend dat het pad netjes moet worden achtergelaten. Omdat deze vordering wordt afgewezen, zal ook de gevorderde dwangsom worden afgewezen.
De proceskosten
3.8.
Omdat de tegenvordering van [gedaagde] wordt afgewezen, zal hij in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld, die worden begroot op € 508,00 (factor 0,5 x € 1.016,00) aan salaris advocaat.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het eerbiedigen van de ten laste van het perceel, kadastraal bekend gemeente [gemeente] (voorheen sectie [letteraanduiding] nummer [nummeraanduiding 1] , nu [letteraanduiding] [nummeraanduiding 2] ) plaatselijk bekend als [adres] te [plaatsnaam] en ten behoeve van het perceel van [eiser] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] (voorheen [letteraanduiding] [nummeraanduiding 3] , nu [letteraanduiding] [nummeraanduiding 4] ), gevestigde erfdienstbaarheid van recht van overpad,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om het pad over zijn perceel in het kader van de aldaar gevestigde erfdienstbaarheid van recht van overpad volledig vrij te houden, daaronder begrepen het verwijderd houden van obstakels die een ongehinderde doorgang belemmeren, zodat het pad ook in de toekomst voor [eiser] (en personen die namens of in opdracht van hem op de landbouwkavel moeten zijn) volledig toegankelijk blijft,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.435,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.7.
wijst de vordering af,
4.8.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] begroot op € 508,00 aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op
24 juni 2022.