Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Procesverloop
Beslissing
Overwegingen
- een machtiging namens [bedrijf 2] B.V., ondertekend door [B] ;
Rechtbank Midden-Nederland
Op 17 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen [A], veronderstellenderwijs handelend namens [bedrijf 1] B.V., en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2020 had vastgesteld op € 176.000,-. Eiseres, vertegenwoordigd door [A], heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep behandeld via een beeldverbinding, waarbij [A] aanwezig was en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, vergezeld door taxateurs. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] geen geldige machtiging had overgelegd om namens eiseres op te treden, wat in strijd is met artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De rechtbank heeft [A] eerder verzocht om de benodigde documenten te overleggen, maar deze zijn niet tijdig ingediend.
De rechtbank concludeert dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid van eiseres terug te leiden is tot drie natuurlijke personen, namelijk [B], [C] en [D], die gezamenlijk bevoegd zijn om eiseres te vertegenwoordigen. Aangezien de machtiging slechts door [B] was ondertekend, was deze niet geldig. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [A] gerechtigd was om namens eiseres beroep in te stellen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.