ECLI:NL:RBMNE:2022:2388

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
16/246006-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking en ontslag van rechtsvervolging met TBS en dwangverpleging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van stalking van haar ex-man, [aangever], gedurende de periode van 1 januari 2020 tot en met 21 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte veelvuldig e-mail-, SMS- en WhatsApp-berichten heeft gestuurd naar [aangever], zijn familieleden, vrienden en verschillende instanties, waarbij zij hem op grove wijze zwartmaakte en beschuldigde van mishandeling en misbruik. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd, evenals de ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen in overweging genomen, evenals de bevindingen van de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, maar heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend vanwege een psychotische stoornis. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor klinische behandeling. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging tot het horen van deskundigen en getuigen afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht voor de beoordeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/246006-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] , locatie [locatie] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 22 maart 2022 en 7 juni 2022 (inhoudelijke behandeling). Verdachte was daarbij aanwezig. Dat betekent – juridisch gezien – dat sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie, mr. A.A. Nieli, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort gezegd, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 21 december 2021 in Utrecht [aangever] heeft belaagd (ofwel gestalkt) door hem, zijn familieleden, vrienden, collega’s en verschillende instanties veelvuldig berichten (over hem) te sturen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in artikel 348 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) genoemde voorvragen is voldaan.
De geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft daartoe allereerst vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de rechtbank bevoegd is om de strafzaak tegen verdachte te beoordelen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Over de ontvankelijkheid van de officier van justitie merkt de rechtbank het volgende op.
Uit het tweede lid van artikel 285b Sr volgt dat het aan verdachte ten laste gelegde feit een klachtdelict is. Dat betekent dat het Openbaar Ministerie niet tot vervolging overgaat anders dan op klacht van degene tegen wie het misdrijf is begaan.
In artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat dat een klacht bestaat uit een aangifte met een verzoek tot vervolging.
Het procesdossier bevat een aangifte van [aangever] , maar geen formele klacht. Uit de rechtspraak volgt dat de rechtbank in zo’n geval moet beoordelen of de aangever ten tijde van het doen van aangifte de wens had dat vervolging zou worden ingesteld. [1]
De rechtbank wijst er in dat verband op dat [aangever] in zijn aangifte van 11 april 2021 – zakelijk weergegeven – het volgende heeft verklaard:
Ik heb in 2018 en 2019 ook al aangifte tegen verdachte gedaan van – onder meer – stalking. Ik wilde dat ze hulp zou krijgen en mij met rust zou laten. Naar aanleiding van de aangifte in 2019 is een rechterlijke machtiging aan verdachte opgelegd. Ze werd verplicht opgenomen, omdat ze elke vorm van hulp weigerde. De strafzaak werd geseponeerd. Ik hoopte dat de behandelingen verdachte zouden helpen, maar dit was niet het geval, want verdachte begon mij na de opname toch weer te stalken.
Inmiddels zijn we twee jaar verder en is er niets veranderd. Verdachte is niet voor rede vatbaar en lijkt steeds verder te gaan in haar stalkingsgedrag. Ik lijd hier enorm onder. Voor mijn gevoel heb ik alles geprobeerd, maar verdachte accepteert geen hulp en heeft er haar levensmissie van gemaakt om mij kapot te maken.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat [aangever] ten tijde van zijn aangifte wenste dat verdachte strafrechtelijk zou worden vervolgd voor stalking, omdat eerdere pogingen van [aangever] om het stalken te doen stoppen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Dat betekent dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
Redenen voor schorsing van de vervolging
De rechtbank is tot slot van oordeel dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de stukken in het procesdossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de aangifte van [aangever] onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Indien de rechtbank de raadsman daarin niet volgt, moet verdachte van een gedeelte van de ten laste gelegde periode worden vrijgesproken, namelijk van de periode van 1 januari 2020 tot medio juni/juli 2020 en van de periode van 12 september 2021 tot en met 21 december 2021, omdat onderbouwende stukken ontbreken. De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
De aangifte en aanvullende verklaring van aangever
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 11 april 2021, genummerd PL0900-2021111580-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon in [woonplaats] . Ik doe aangifte van stalking tegen mijn ex-vrouw, [verdachte] . Wij hebben drie kinderen. [3]
Vanaf januari 2020 tot juli 2020 heb ik 1316 whatsappberichten ontvangen van [verdachte] , waarvan ik haar in januari, februari en maart had geblokkeerd. Ik had [verdachte] weer gedeblokkeerd en zag al snel dat de berichten weer kwamen binnenstromen en blokkeerde [verdachte] dan ook gelijk weer.
Van juli 2020 tot december 2020 heb ik enkele e-mails van [verdachte] ontvangen. Vanaf januari 2021 kwam er een toename in het aantal e-mails dat ik van [verdachte] ontving. Tot week 14 van 2021 [
de rechtbank begrijpt: tot 5 april 2021] had ik in totaal 144 e-mailberichten van [verdachte] ontvangen. Alle e-mailberichten hebben dezelfde strekking.
Tussen 1 september 2020 en 5 december 2020 en op 8 en 9 april 2021 heb ik een grote hoeveelheid sms-berichten van [verdachte] ontvangen. In deze berichten is te lezen hoe [verdachte] mij uitmaakt voor monster en hoe zij mij ervan beschuldigt dat ik onze kinderen mishandel. [verdachte] stuurt dan screenshots mee van berichten die zij aan onze kinderen heeft gestuurd. In de berichten aan de kinderen is te lezen hoe [verdachte] mij zwart maakt.
[verdachte] stuurt niet alleen berichten naar mij en de kinderen. [4] [verdachte] stuurt vele e-mailberichten naar diverse instanties, familie en vrienden. Dit betreffen onder andere de politie, de gemeente Utrecht, SAVE en NUOVO. Ik weet dit omdat [verdachte] mij altijd in CC zet. In deze e-mailberichten spreekt [verdachte] altijd over ouderverstoting, zware kindermishandeling, dat ik een narcist ben en een pathogene vader.
Net wanneer ik dacht dat het niet erger kon worden zag ik dat [verdachte] nu ook e-mailberichten stuurt naar mijn collega's, voormalig bedrijfsarts, voormalige leidinggevende en mijn College van Bestuur. De kinderen en ik worden in deze berichten in de CC meegenomen door [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] weer dezelfde valse beschuldigingen over mij uit. Ik zag bijvoorbeeld dat [verdachte] op 14 januari 2021 een e-mail heeft gestuurd naar de secretaresse van het College van Bestuur van mijn werk. Ik zag dat [verdachte] schreef dat zij een klacht ging indienen tegen mijn werk omdat zij de hand boven het hoofd houden van een moordenaar, een narcist, een pathogene vader en een kindermishandelaar. Ik zag dat [verdachte] in deze e-mail onder andere verzocht om mij direct op non-actief te stellen en om mij te laten diagnosticeren. Ik zag dat [verdachte] de e-mail afsluit met dat zij mijn werk aansprakelijk stelt voor deze brute aanslag op het leven van drie kinderen en haarzelf. Het onderwerp van het e-mailbericht is: ‘noodkreet: [aangever] moet gestopt worden!’.
Ik schrok hier enorm van. Wat [verdachte] allemaal over mij heeft gezegd in haar e-mails aan mijn werk is zeer schadelijk voor mijn carrière en dat steekt mij heel erg. Het maakt dat ik mij elke keer weer opnieuw moet verantwoorden tegenover mensen terwijl het allemaal leugens zijn.
Op 4 april 2021 is [verdachte] bij mijn woning verschenen. Ik was op dat moment zelf niet thuis, maar ik hoorde van mijn dochter dat [verdachte] aan de deur had gestaan. [verdachte] lijkt steeds verder te gaan in haar stalkingsgedrag. Ik lijd hier enorm onder. [verdachte] heeft er haar levensmissie van gemaakt om mij kapot te maken en mij bij iedere instantie, en nu zelfs bij mijn werk, zwart te maken. [5]
Een proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] van 11 augustus 2021, genummerd PL0900-2021111580-7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vanaf het moment van aangifte tot heden is het stalken onverminderd doorgegaan. [verdachte] stuurt soms wel honderden berichten op een dag naar onze kinderen. Ook zet ze de kinderen in de CC van e-mailberichten die zij aan mij stuurt. De kinderen lezen de vreselijke dingen die [verdachte] over mij schrijft. Zoals dat ik een geesteszieke, alcohol-, drugs- en geldverslaafde vader zou zijn.
Vanaf 11 juni 2021 heb ik in ieder geval ongeveer twintig e-mailberichten ontvangen van [verdachte] . Daarnaast heeft ook mijn werk wederom vier of vijf e-mailberichten van [verdachte] ontvangen. In het e-mailbericht van 16 juli 2021 zag ik dat [verdachte] haar e-mail richt aan de secretaris van het college van bestuur van mijn werk. [6] Ook staan er nog e-mailadressen van enkele andere functionarissen bij. In dit e-mailbericht zag ik dat [verdachte] mij verkrachter noemde. Ik zag dat [verdachte] schreef dat ik haar gedrogeerd zou hebben en op die manier onze kinderen bij haar heb verwekt. Ik vond het al heel erg wat [verdachte] allemaal naar mijn werk stuurde, maar dit gaat weer een stap verder.
Ik word niet alleen op persoonlijk vlak maar ook op professioneel vlak beperkt door wat [verdachte] allemaal over mij zegt tegen zoveel verschillende mensen en instanties. [7]
De verklaringen van de kinderen en de (schoon)moeder van aangever
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (2004) van 17 september 2021, genummerd PL0900-2021111580-19, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn moeder, [verdachte] , stuurt mij elke dag ongeveer 100 á 200 berichtjes. Het zijn heel onrealistische appjes. Dat onze vader slecht voor ons is. Volgens mij krijg ik ook e-mails, maar die check ik niet zo vaak. [8] Ik hoop dat ze geholpen wordt en dat de nare berichtjes stoppen. [9]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] (2001) van 17 september 2021, genummerd PL0900-2021111580-18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik krijg op Facebook ongeveer twee berichten per dag van mijn moeder. Ik heb mijn moeder nu geblokkeerd op Whatspp en sms. Toen ik haar niet had geblokkeerd kreeg ik tussen de 20 en 100 berichten per dag. U vraagt mij wat er in die berichten stond. Eerst was het dat mijn vader alles verkeerd deed. Dat hij ons manipuleert. [10]
Ik krijg ongeveer 1 à 2 e-mails per week van mijn moeder. Daarin staat vooral hoeveel geld ze nog krijgt van mijn vader. Ik sta in de CC. Ik hoop dat ze uit de psychose komt en dat ze weer rustig wordt. [11]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 30 augustus 2021, genummerd PL0900-2021111580-18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben de moeder van [aangever] . Ik krijg al drie jaar lang e-mailberichten van [verdachte] . Ik word overal in de CC meegenomen. Ongeveer twee weken geleden begon [verdachte] privé berichten naar mij te sturen via Facebook. Hierin stond onder andere: ‘Wees wijs doe het beste voor het land. Met je geestverziekende zoon. Val dood neer.’ [12]
Op 23 augustus 2021 belde [verdachte] mij op. Ze vertelde mij dat ik drie keer levenslang zou krijgen. Ze ging in 1 grote toon door. Na dit gesprek heb ik haar telefoonnummer geblokkeerd. Zij kan mij nog steeds bellen maar dit inkomende gesprek wordt gelijk doorgezet naar mijn
voicemail. Ze heeft mij, onder andere op 28 augustus [
de rechtbank begrijpt: 28 augustus 2021], een paar keer gebeld en een paar voicemails ingesproken. Daarin zei ze weer dat ik een monster ben en dat de kinderen naar haar toe moeten. [13]
De bevindingen van de politie
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2021, genummerd PL0900-2021111580-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vanuit mijn voormalige rol als taakaccenthouder stalking én vanuit mijn huidige functie als wijkagent, ben ik veelvuldig betrokken geweest bij de casuïstiek rondom [verdachte] .
Vanaf medio 2020 tot eind 2020 heb ik e-mailberichten bekeken. Hieronder volgt een opsomming van de instanties die zijn benaderd door [verdachte] en de hoeveelheid e-mails in de genoemde periode:
  • Rechtspraak: 18 e-mailberichten aan 5 verschillende afdelingen/personen;
  • Politie: 32 e-mailberichten aan 10 verschillende afdelingen/personen;
  • Huisartsenpraktijk: 4 e-mailberichten;
  • Gemeente Utrecht: 21 e-mailberichten aan 10 verschillende afdelingen/personen;
  • Veilig Thuis: 9 e-mailberichten aan 9 verschillende afdelingen/personen;
  • Altrecht: 27 e-mailberichten aan 12 verschillende afdelingen/personen;
  • Raad voor de Kinderbescherming: 14 e-mailberichten aan 6 verschillende afdelingen/personen;
  • 54 e-mailberichten aan 33 andere personen en/of instellingen, waaronder de minister, advocaten en verzekeraars.
De strekking van de e-mailberichten die [verdachte] stuurt is vrijwel altijd dezelfde, namelijk een vertelling van wat [verdachte] allemaal overkomt en lasterlijke uitspraken over haar ex- man [aangever] .
Om een recent beeld te schetsen van de hoeveelheid e-mailberichten die [verdachte] stuurt, heb ik een afdeling binnen de politie gevraagd naar de hoeveelheid die zij ontvangen. Het secretariaat heeft vanaf januari 2021 tot 15 juli 2021 34 e-mailberichten ontvangen van [verdachte] . [15]
De verklaringen van verdachte
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 12 september 2021, genummerd PL0900-2021111580-13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: vraag van verbalisant
A: antwoord van verdachte
A: Ik woon in [woonplaats] .
V: Wanneer heb je jouw ex-man [aangever] voor het laatst gezien?
A: Ik weet niet wanneer. Op 23 augustus ben ik bij hem aan de deur geweest om een brief af te leveren, maar hem heb ik toen niet gezien.
V: Zoek jij op andere manieren contact met [aangever] ?
A: Vanaf 23 augustus 2021 heb ik hem iedere dag gebeld en zijn voicemail ingesproken. Voor deze datum nam ik hem en de kinderen mee in de CC van e-mailberichten die ik verstuurde. [16]
V: De afgelopen maanden heb jij meerdere instanties, je ex-man en je kinderen, vaak en in overvloed mails gestuurd. Wat kan jij hierover verklaren?
A: Dat klopt.
V: Iedereen blijft mails krijgen, maar iedereen wil dat dit stopt. Wanneer stopt dit?
A: Zodra hij vast zit en wordt gestraft voor wat hij heeft gedaan.
V: De aangever verklaart dat jij hem zwart maakt. Wat bedoelt hij daarmee?
A: Ik maak hem graag heel zwart. Het liefst zie ik hem dood onder de grond. Ik maak
hem graag zwart tegen iedereen.
V: De aangever verklaart dat jij hem beschuldigt van kindermishandeling, seksueel
misbruik, fraude en stalking. Wat kan jij hierover verklaren? [17]
A: Dat klopt, dat heeft hij ook gedaan.
V: Wie stuur jij hier mails over?
A: De politie en wie ik nodig vindt. Iedereen gaat in de CC mee.
V: De aangever verklaart dat jij deze mails ook stuurt naar zijn werk, de [naam werkgever] . Wat kan jij hierover verklaren?
A: Klopt.
V: Ook stuur je mails naar SAVE, de gemeente Utrecht, Politie en Nuovo. Waarom?
A: Omdat jullie je werk niet goed doen. Hij heeft ooit een belofte afgelegd toen we gingen trouwen, maar daar houdt hij zich absoluut niet aan. Dus daarom maak ik hem belachelijk.
V: De aangever verklaart dat jij op 4 april 2021 voor zijn woning verscheen.
V: Ik heb aangebeld. Ik kwam daar om de kinderen te verlossen uit zijn greep. [18]
Overtreden van het contactverbod
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 oktober 2021, genummerd PL0900-2021111580-20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, zag tijdens mijn werk op 5 oktober 2021 dat ik een email ontving van [verdachte] . Mij is ambtshalve bekend dat de voorlopige hechtenis van [verdachte] onder voorwaarden is geschorst in september 2021. In deze voorwaarden staat dat zij geen direct of indirect contact mag hebben met haar ex-man [aangever] .
Ik zag dat de mail was gericht aan een aantal politiefunctionarissen en dat in de CC haar ex-man was opgenomen. Ik las dat in de mail stond dat nog een e-mailbericht als bijlage was gevoegd die [verdachte] ook vandaag verzonden had. Ik opende deze bijlage en ik zag dat deze mail was gestuurd aan onder andere haar ex-man [aangever] . Ik belde op 5 oktober 2021 met [aangever] . Ik hoorde hem zeggen dat hij inderdaad twee e-mails van [verdachte] had ontvangen.
De mails gingen over de ellende waar [verdachte] nu in terecht is gekomen. Zij geeft haar ex-man [aangever] hiervan de schuld. [19]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] in de raadkamer van de rechtbank Midden-Nederland op 8 oktober 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U houdt mij voor dat ik geschorst was en dat één van mijn voorwaarden is dat ik op geen enkele manier contact met mijn ex-man mocht opnemen. Ik heb een bericht gestuurd, het klopt. Ik heb één e-mail naar de politie gestuurd met een bijlage en mijn ex-man in de CC. [20]
Een proces-verbaal van bevindingen van 22 december 2021, genummerd PL0900-2021401342-1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is mij, verbalisant, ambtshalve bekend dat de voorlopige hechtenis van [verdachte] (opnieuw) is geschorst onder voorwaarden, waaronder een contactverbod met [aangever] .
Op 21 december 2021 zag ik dat ik een e-mail had ontvangen van [aangever] waarin hij schrijft dat [verdachte] hem weer een aantal keer had benaderd via e-mail en voicemail. Ik had [aangever] gevraagd deze e-mails aan mij door te sturen. Ik zag in de doorgestuurde e-mails dat [verdachte] ze had gericht aan het e-mailadres dat ik ken als het e-mailadres van [aangever] .
Ik zag dat [aangever] op 13 december 2021 en op 21 december 2021 een e-mail van [verdachte] had ontvangen. In de e-mail van 21 december 2021 wordt [aangever] in de CC meegenomen, maar de e-mail van 13 december 2021 is gericht aan [aangever] .
In de e-mail van 13 december 2021 zag ik dat [verdachte] haar e-mail aan [aangever] en meerdere van zijn familieleden richt. De strekking van de e-mail is dat deze personen haar leven en het leven van haar kinderen hebben verwoest en dat zij aansprakelijk zijn voor de brute aanslag op vier levens. In de e-mail van 21 december 2021 zag ik dat [verdachte] haar e-mail richt aan collega's van de politie. [21]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] in de raadkamer van de rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Vraag van de voorzitter van de raadkamer
A: Antwoord van verdachte
V: U zegt dat u geen contact heeft gezocht met [aangever] , maar het e-mailbericht van 13 december 2021 is toch een bericht van u aan hem?
A: Ja, dat klopt.
V: Ik zie dat u op 21 december 2021 een e-mailbericht heeft gestuurd met [aangever] in
de CC?
A: Ja, dat klopt. [22]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Belaging
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangever.
De feiten
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, vast dat verdachte aangever, hun kinderen, de moeder van aangever en collega’s van aangever in de periode van 1 april 2020 tot en met 21 december 2021 veelvuldig e-mailberichten, sms-berichten, Facebookberichten en/of Whatsappberichten heeft gestuurd. Daarnaast heeft verdachte verschillende instanties, waaronder de politie, gemeente, Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming e-mailberichten gestuurd, waarbij aangever in de CC werd opgenomen. De strekking van nagenoeg alle berichten van verdachte is hetzelfde. Aangever wordt door verdachte zwartgemaakt en beschuldigd van – onder meer – mishandeling en misbruik van verdachte en/of hun kinderen. Uit de verklaringen van aangever en zijn moeder blijkt dat verdachte hen niet alleen berichten heeft gestuurd, maar ook meermalen heeft gebeld en voicemailberichten heeft ingesproken. Verdachte heeft verklaard dat ze aangever, de kinderen, zijn moeder, collega’s en verschillende instanties berichten heeft gestuurd omdat ze verdachte graag wilde zwartmaken. Ook heeft verdachte verklaard dat ze tweemaal bij de woning van aangever is langsgegaan.
De beoordeling van het ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de lange duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangever – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De rechtbank wijst daartoe in het bijzonder op de omstandigheid dat verdachte niet alleen aangever zelf, maar ook zijn familieleden, collega’s en verschillende (hulp- en/of overheids)instanties veelvuldig en gedurende een lange periode berichten heeft gestuurd waarin zij ernstige beschuldigingen uit aan het adres van aangever. Uit de verklaringen van aangever blijkt dat de gedragingen van verdachte veel invloed hebben gehad op zijn persoonlijk leven. Daar komt bij dat de berichten aan zijn collega’s hem in zijn werkende leven hebben beperkt.
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
De periode
De raadsman heeft subsidiair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van een gedeelte van de ten laste gelegde periode, te weten de periode van 1 januari 2020 tot medio juni/juli 2020 en de periode van 12 september 2021 tot en met 21 december 2021. Volgens de raadsman kan op grond van de stukken in het procesdossier niet worden bewezen dat verdachte zich in die maanden heeft schuldig gemaakt aan belaging.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2020 tot 1 april 2020 schuldig heeft gemaakt aan belaging, omdat aangever heeft verklaard dat hij verdachte in die maanden had geblokkeerd op zijn telefoon en dus geen berichten van haar ontving. Ook is niet gebleken dat verdachte in die periode op andere wijze stalkingshandelingen heeft verricht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dat gedeelte van de ten laste gelegde periode.
De rechtbank vindt dat wél kan worden bewezen dat aangever verdachte vanaf 1 april 2020 een groot aantal Whatsappberichten heeft gestuurd. De rechtbank leidt dit af uit de verklaring van aangever van 11 april 2021. Dat in andere bewijsmiddelen niet (letterlijk) wordt bevestigd dat verdachte aangever vanaf 1 april 2021 Whatsappberichtenberichten heeft gestuurd staat, anders dan door de raadsman betoogd, niet in de weg aan een bewezenverklaring van dit gedeelte van de ten laste gelegde periode. De rechtbank wijst er daartoe op dat de bewijsminimumregel als bedoeld in artikel 342 lid 2 Sv betrekking heeft op de bewezenverklaring in haar geheel en niet op de afzonderlijke onderdelen van de tenlastelegging. Zoals hierboven al overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangever voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank wijst daartoe in het bijzonder op de verklaringen van verdachte zelf.
Ten aanzien van het einde van de ten laste gelegde periode wijst de rechtbank op het proces-verbaal van bevindingen van 22 december 2021 en de verklaringen van verdachte in raadkamer op 23 december 2021. Uit die bewijsmiddelen blijkt zonder meer dat verdachte aangever op 21 december 2021 nog een e-mailbericht heeft gestuurd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte aangever heeft belaagd in de periode van 1 april 2020 tot en met 21 december 2021.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever in de periode van 1 april 2020 tot en met 21 december 2021 in Utrecht en/of elders in Nederland heeft belaagd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 april 2020 tot en met 21 december 2021 in Utrecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever] , door:
- veelvuldig e-mail-, SMS- en WhatsApp-berichten te sturen
naar die [aangever] ,
  • veelvuldig e-mail-, SMS-, Facebook- en/of WhatsApp-berichten te sturen naar familie en het werk van die [aangever] ,
  • meermaals die [aangever] en de moeder van die [aangever] te bellen en/of voicemailberichten in te spreken,
  • veelvuldig (personen van) instanties (zoals de politie, gemeente Utrecht, Save, NUOVO, Veilig Thuis, de rechtbank, huisartsenpraktijk, Altrecht, de [naam werkgever] en de Raad voor de Kinderbescherming) berichten te sturen en daarin die [aangever] te benoemen en
  • bij de woning van die [aangever] langs te gaan,
met het oogmerk die [aangever] te dwingen iets te dulden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
belaging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De deskundigen
Bij de beantwoording van de vraag naar de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van psychiater M. van Berkel van 2 mei 2022 en de Pro Justitia rapportage van psycholoog E.I.J. Peeters van 29 april 2022.
De psychiater en psycholoog concluderen dat bij verdachte sprake is van een (manisch) psychotisch toestandsbeeld. Omdat verdachte niet volledig aan de onderzoeken van de deskundigen heeft meegewerkt, staat nog niet vast wat de oorzaak van dit psychotische toestandsbeeld is.
Volgens de deskundigen heeft verdachte de waan ontwikkeld dat aangever haar jarenlang heeft mishandeld en gemanipuleerd en er alles aan heeft gedaan om haar bij hun kinderen weg te houden. Ze is er obsessief mee bezig om dit wereldkundig te maken en stuurt hierover ook in detentie nog veelvuldig brieven naar allerlei personen en instanties.
De deskundigen zijn het erover eens dat de gedragingen van verdachte ten tijde van het aan haar ten laste gelegde feit volledig werden bepaald door het psychotische toestandsbeeld. Zij adviseren de rechtbank dan ook om het ten laste gelegde feit (indien bewezen verklaard) niet aan verdachte toe te rekenen.
De standpunten van partijen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het ten laste gelegde feit haar niet kan worden toegerekend. Dat betekent dat verdachte niet strafbaar is, aldus de officier van justitie.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de strafbaarheid van verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij niet lijdt aan een stoornis. De bevindingen van de psychiater en psycholoog die haar hebben onderzocht zijn dan ook onjuist.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het bewezen verklaarde – conform de adviezen van de deskundigen – niet aan verdachte toerekenen. Dat betekent dat de rechtbank verdachte niet strafbaar acht en haar zal ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.DE MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen en daarbij te bepalen dat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet in tijd is beperkt. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking op te leggen (als bedoeld in artikel 38z Sr).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte conform artikel 9a Sr geen straf of maatregel op te leggen. Indien de rechtbank van plan is verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, heeft de raadsman voorwaardelijk verzocht om psychiater M. van Berkel, psycholoog E.I.J. Peeters als deskundigen, en aangever en de kinderen als getuigen te horen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft aangever, haar ex-man, ruim anderhalf jaar gestalkt. Ze heeft niet alleen hem, maar ook zijn familieleden, collega’s, leidinggevenden en verschillende (hulpverlenings- en overheids)instanties veelvuldig berichten gestuurd waarin aangever op grove en onaangename wijze wordt zwartgemaakt en beschuldigd van – onder meer – het mishandelen van de kinderen van aangever en verdachte. Verdachte heeft op indringende wijze inbreuk gemaakt op het privéleven van aangever. Uit de verklaringen van aangever blijkt dat het handelen van verdachte niet alleen op zijn persoonlijk leven, maar ook op zijn carrière veel impact heeft gehad.
Persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op haar justitiële documentatie (strafblad) van 15 februari 2022. Hieruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Uit het strafblad en andere stukken in het procesdossier blijkt dat aangever in 2019 aangifte van stalking tegen verdachte heeft gedaan, maar dat die zaak is geseponeerd omdat ‘ander dan strafrechtelijk handelen prevaleerde’. Verdachte is destijds op grond van een rechterlijke machtiging gedurende een half jaar gedwongen opgenomen geweest bij Altrecht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de al eerder genoemde rapportages van psychiater M. van Berkel en psycholoog E.I.J. Peeters.
De deskundigen schatten het risico op recidive hoog in, omdat verdachte geen ziektebesef en -inzicht heeft, niet gemotiveerd is zich te laten behandelen en ook in detentie obsessief bezig is met het schrijven van brieven aan verschillende instanties, omdat zij nog steeds in de waan verkeert dat wereldkundig moet worden gemaakt wat aangever haar zou hebben aangedaan.
Beide deskundigen adviseren de rechtbank om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen. Gelet op het hoge recidiverisico en de complexiteit en ernst van de pathologie is het noodzakelijk dat verdachte klinisch wordt onderzocht en behandeld. Het risico op recidive kan onvoldoende worden ingeperkt binnen een voorwaardelijk kader. Daarbij komt dat verdachte niet in staat is zich aan voorwaarden te houden, nu zij geen ziektebesef heeft en daardoor niet gemotiveerd is zich te laten behandelen. Ook is behandeling in het kader van een zorgmachtiging volgens de deskundigen ontoereikend om het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau in te perken.
Oplegging maatregel
De maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan, gelet op de artikelen 37a, 37b en 38 Sr, worden opgelegd indien:
  • verdachte één van de misdrijven heeft gepleegd zoals genoemd in artikel 37a lid 1 sub 2 Sr;
  • bij verdachte ten tijde van het plegen van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond;
  • de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel met verpleging van overheidswege eist.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het bewezen verklaarde feit, te weten de belaging, wordt genoemd in artikel 37a lid 1 sub 2 Sr. Uit de hiervoor reeds genoemde met redenen omklede Pro Justitia rapportages (gedagtekend en ondertekend door twee gedragskundigen van verschillende disciplines) blijkt ondubbelzinnig dat ten tijde van het plegen van dit feit bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond in de zin van een psychotisch toestandsbeeld. De rechtbank heeft reeds overwogen het bewezen verklaarde feit niet aan verdachte toe te rekenen, omdat haar handelen ten tijde van het bewezen verklaarde feit volledig werd bepaald door haar stoornis.
Over de vraag of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist, overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft aangever gedurende een periode van meer dan anderhalf jaar op zeer indringende wijze gestalkt en uit de verklaringen van aangever blijkt dat hij hier onder lijdt en ten einde raad is. Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat verdachte een langdurige klinische behandeling nodig heeft in een beveiligde setting. Zonder die behandeling acht de rechtbank het door de deskundigen ingeschatte risico dat verdachte aangever (en anderen) opnieuw zal stalken hoog. Het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is geen optie, omdat verdachte geen enkel ziektebesef heeft en niet wil meewerken aan behandeling. Ook met het verlenen van een zorgmachtiging kan het recidiverisico onvoldoende worden ingeperkt, gelet op de ernst van de pathologie en de verwachte duur van de behandeling. Daar komt bij dat aan verdachte in 2019 al een rechterlijke machtiging is verleend, maar de behandeling in dat kader niet het gewenste resultaat heeft gehad. Dit alles maakt dat de veiligheid van anderen (in het bijzonder die van aangever) de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist.
De rechtbank zal aan verdachte dan ook de maatregel opleggen van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Gemaximeerde tbs
De rechtbank is het niet met de officier van justitie eens dat het bewezen verklaarde feit is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dat betekent dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, zoals bepaald in artikel 38 Sr, slechts eenmaal kan worden verlengd en in totaal niet langer mag duren dan vier jaren.
De maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr
De rechtbank zal verdachte – anders dan door de officier van justitie gevorderd – geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (als bedoeld in artikel 38z Sr) opleggen. De rechtbank overweegt daartoe dat de deskundigen verwachten dat verdachte binnen een termijn van maximaal vier jaren met succes kan worden behandeld.
Afwijzing voorwaardelijke verzoeken verdediging
De raadsman heeft de rechtbank voorwaardelijk verzocht om M. van Berkel en E.I.J. Peeters als deskundigen, en aangever en zijn kinderen als getuigen te horen, indien de rechtbank van oordeel is verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Hoewel de rechtbank verdachte voornoemde maatregel zal opleggen, zal zij de voorwaardelijke verzoeken van de verdediging afwijzen.
De raadsman wenst de deskundigen te vragen waarom zij aangever in het kader van hun onderzoek niet hebben geraadpleegd en waarom zij geen onderzoek hebben gedaan naar de psychische gesteldheid van aangever. Ook wil de raadsman de deskundigen vragen stellen over hun adviezen. De rechtbank stelt voorop dat aangever niet door de deskundigen is geraadpleegd, omdat verdachte de daarvoor vereiste toestemming niet heeft gegeven. Ook los daarvan vindt de rechtbank het horen van de deskundigen over de door de raadsman opgeworpen vragen niet noodzakelijk. De rapportages en adviezen zijn uitgebreid en helder en de rechtbank acht zich dan ook voldoende voorgelicht.
Over het verzoek van de verdediging tot het horen van aangever en zijn kinderen overweegt de rechtbank het volgende.
De Hoge Raad heeft in zijn zogeheten ‘post Keskin’ arrest van 20 april 2021 bepaald dat in gevallen waarin een getuige een belastende verklaring heeft afgelegd, het belang bij het horen van die getuige moet worden voorondersteld, zodat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. Het gaat dan om een verklaring die door de rechter voor het bewijs van het ten laste gelegde feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt. [23] De rechter moet bij de beoordeling van een verzoek tot het horen van getuigen dan ook eerst bepalen of het ‘belastende of ontlastende getuigen’ betreffen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aangever en zijn kinderen belastende getuigen zijn als bedoeld in het ‘post Keskin’ arrest van de Hoge Raad.
De rechtbank is het met de raadsman eens dat aangever en zijn kinderen kunnen worden aangemerkt als belastende getuigen in de zin van voormeld arrest. Aangever en de kinderen hebben belastende verklaringen afgelegd en de rechtbank heeft die verklaringen gebruikt voor het bewijs van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Uit het pleidooi van de raadsman ter terechtzitting blijkt echter dat de verdediging aangever en de kinderen niet over die belastende verklaringen wil horen, maar over de adviezen van de psycholoog en psychiater tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling (of aangever en de kinderen oplegging van de maatregel wensen). Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat zij aangever en zijn kinderen
in het kader van dit verzoekniet hoeft aan te merken als belastende getuigen in de zin van het ‘post Keskin’ arrest van de Hoge Raad. Nu de rechtbank het – anders dan de raadsman – niet noodzakelijk vindt de getuigen te horen over de adviezen van de deskundigen en hun psychische gesteldheid, zal zij het voorwaardelijk verzoek tot het horen van deze getuigen afwijzen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
Strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dat feit;
Maatregel
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld voor de duur van maximaal vier jaren en beveelt dat zij van overheidswege wordt verpleegd;
Voorwaardelijke verzoeken van de verdediging
  • wijst af het verzoek van de verdediging tot het horen van de deskundigen M. van Berkel en E.I.J. Peeters;
  • wijst af het verzoek van de verdediging tot het horen van [aangever] , [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.M. de Bont, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en
C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Lindeman, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juni 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 21 december 2021 te Utrecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever] , door:
- veelvuldig, althans meermaals, e-mail-, SMS- en/of WhatsApp-berichten te sturen
naar die [aangever] ,
  • veelvuldig, althans meermaals, e-mail-, SMS-, Facebook- en/of WhatsApp-berichten te sturen naar familie en/of vrienden en/of het werk van die [aangever] ,
  • één of meermaals die [aangever] en/of de moeder van die [aangever] te bellen en/of voicemailberichten in te spreken,
  • veelvuldig, althans meermaals, (personen van) instanties (zoals de politie, gemeente Utrecht, Save, NUOVO, Veilig Thuis, de rechtbank, huisartsenpraktijk, Altrecht, de [naam werkgever] en/of de Raad voor de Kinderbescherming) berichten te sturen en/of daarin die [aangever] te benoemen en/of
  • bij de woning van die [aangever] langs te gaan,
met het oogmerk die [aangever] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.HR 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2242.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte
3.Pagina 4.
4.Pagina 5.
5.Pagina 6.
6.Pagina 51.
7.Pagina 52.
8.Pagina 3 van het proces-verbaal van 22 september 2021.
9.Pagina 4 van het proces-verbaal van 22 september 2021.
10.Pagina 5 van het proces-verbaal van 22 september 2021.
11.Pagina 6 van het proces-verbaal van 22 september 2021.
12.Pagina 159.
13.Pagina 160.
14.Pagina 116.
15.Pagina 117.
16.Pagina 281.
17.Pagina 282.
18.Pagina 283.
19.Pagina 3 van het proces-verbaal van 6 oktober 2021.
20.Een geschrift, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte in de raadkamer van de rechtbank Midden-
21.Pagina 5 van het proces-verbaal van 22 december 2021.
22.Een geschrift, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte in de raadkamer van de rechtbank Midden-
23.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576.