ECLI:NL:RBMNE:2022:2384

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/404
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn individuele studietoeslag, welke door verweerder op 10 november 2021 ongegrond was verklaard. Eiser heeft op 23 januari 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat dit beroep te laat is ingediend. De wet vereist dat een beroep binnen zes weken na bekendmaking van een besluit moet worden ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit op 10 november 2021 naar het juiste e-mailadres van eiser is verzonden en dat eiser geen geldige reden heeft aangedragen voor de termijnoverschrijding. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij het e-mailbericht niet heeft ontvangen, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er een inhoudelijke uitspraak over de zaak is gedaan. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/404

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigde: E.H. Siemeling)

Procesverloop

Op 6 juli 2021 heeft verweerder de individuele studietoeslag van eiser vanaf 1 juni 2021
ingetrokken. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij besluit van 10 november 2021 eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 23 januari 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Voordat de rechtbank eisers zaak inhoudelijk kan behandelen moet zij beoordelen of eiser op tijd beroep heeft ingesteld. In de wet staat dat een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat een besluit bekend is gemaakt. [1]
3. Verweerder heeft het besluit van 10 november 2021 verzonden naar e-mailadres [e-mailadres] . De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat dit het juiste e-mailadres is van eiser. Verder stelt de rechtbank vast dat het voor eiser duidelijk was dat hij de post van verweerder, waaronder de uiteindelijke beslissing op bezwaar, digitaal per mail zou ontvangen. Verweerder heeft immers op 16 augustus 2021 eiser toestemming gevraagd om in de verdere procedure de post digitaal per mail toe te zenden in plaats van schriftelijk. Daarbij heeft verweerder aan eiser gevraagd om het te laten weten als hij dit niet wil. Uit de stukken die eiser met zijn beroepschrift heeft meegezonden, blijkt dat eiser het
e-mailbericht van 16 augustus 2021 heeft ontvangen. Gesteld noch gebleken is dat eiser verweerder nadien heeft laten weten dat hij de post, waaronder het besluit op bezwaar, schriftelijk wil ontvangen.
4. Uit door verweerder verstrekte inlichtingen blijkt dat verweerder op 10 november 2021 om 11.21 uur een, via ZIVVER beveiligde, e-mail heeft gestuurd naar het emailadres [e-mailadres] , waar het besluit van 10 november 2021 als bijlage (in de vorm van een PDF) is meegestuurd. De rechtbank oordeelt dat verweerder hiermee aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bestreden besluit daadwerkelijk op 10 november 2021 heeft verzonden naar het juiste e-mailadres van eiser. Hiermee staat vast dat het bestreden besluit op 10 november 2021 op een juiste wijze aan eiser is bekend gemaakt. Eisers beroepschrift had dus uiterlijk zes weken daarna, te weten op 22 december 2021, door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 23 januari 2022. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
5. Eiser zegt dat hij het e-mailbericht van 10 november 2021 niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om dit standpunt nader te onderbouwen. Dit kon eiser doen door bijvoorbeeld bewijsstukken van zijn provider over te leggen. Eiser heeft hierop een overzicht overgelegd van alle e-mails die hij op 10 november 2021 heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat eiser hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het emailbericht van verweerder van 11.21 uur niet heeft ontvangen. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, valt immers niet uit te sluiten dat eiser dit e-mailbericht niet heeft opgenomen in het door hemzelf vervaardigde overzicht. Eiser heeft niet op een andere wijze, bijvoorbeeld met informatie van zijn provider, aannemelijk gemaakt dat hij de bewuste e-mail niet heeft ontvangen. Eiser heeft dus geen geldige reden aangedragen voor het feit dat hij zijn beroepschrift te laat heeft ingediend.
5. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen inhoudelijke uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
6. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk , griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Dit staat in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).