ECLI:NL:RBMNE:2022:2367

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1719
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de berekening van compensatie door het Uwv met betrekking tot transitievergoeding na langdurige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de berekening van een compensatiebedrag. Eiseres, de werkgever van een werknemer die langdurig ziek was, had een transitievergoeding betaald en vroeg compensatie aan bij het Uwv. Het Uwv kende een lager compensatiebedrag toe dan eiseres had verwacht, omdat het de ploegentoeslag over bepaalde maanden niet had meegenomen in de berekening. Eiseres stelde dat de ploegentoeslag wel degelijk onderdeel uitmaakte van het loon en dat het Uwv deze ten onrechte niet had meegenomen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de ploegentoeslag over de maanden juni 2018 tot en met oktober 2018 ten onrechte niet had meegenomen in de berekening van de compensatie. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het Uwv en droeg het Uwv op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de ploegentoeslag in de berekening moet worden betrokken. Tevens werd het Uwv opgedragen het griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1719

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: [financieel directeur]),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. [werknemer] (de werknemer) was werkzaam bij de Rabobank. Op 30 mei 2017 is de werknemer uitgevallen door ziekte. Eiseres is vanaf 1 november 2018 de werkgeefster van de werknemer. Na twee jaar ziekte heeft het Uwv aan de werknemer met ingang van 28 mei 2019 een loongerelateerde werkhervattingsuitkering voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toegekend.
2. Eiseres en de werknemer hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is
overeengekomen dat het dienstverband per 1 september 2019 eindigt vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft aan de werknemer een transitievergoeding betaald van € 79.317,- bruto.
3. Met ingang van 1 april 2020 is de Wet houdende maatregelen met betrekking tot de
transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid in werking getreden. Vanaf die datum moet het Uwv de betaalde transitievergoeding na een ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid aan de werkgever vergoeden, als aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
4. Eiseres heeft bij het Uwv een aanvraag ingediend voor compensatie van
de betaalde transitievergoeding. Met het besluit van 4 september 2020 heeft het Uwv aan eiseres een compensatie van € 69.825,83 toegekend.
5. Bij besluit van 26 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van
eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
6. Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2022. Eiseres is
vertegenwoordigd door [financieel directeur], financieel directeur en [controller], controller. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en was via een videoverbinding aanwezig, net als rechter mr. Van Es-de Vries.

Het geschil

7. Deze zaak gaat over de vraag of het Uwv de hoogte van het compensatiebedrag juist heeft
berekend.
8. Het Uwv heeft voor de berekening van de hoogte van de compensatie gekeken naar het bedrag aan transitievergoeding waarop de werknemer recht zou hebben na afloop van het opzegverbod van twee jaar wegens ziekte. Dat is in dit geval 29 mei 2019. De transitievergoeding is gebaseerd op de duur van het dienstverband en het loon. Het loon bestaat volgens het Uwv (en voor zover relevant in deze zaak) uit i) het stamsalaris en ii) een ploegentoeslag. Beide heeft het Uwv berekend door te kijken naar de twaalf maanden vóór 29 mei 2019. De ploegentoeslag is berekend door hetgeen in die periode aan ploegentoeslag is uitbetaald en vervolgens te middelen. Het Uwv is uitgegaan van een gemiddeld stamsalaris van bruto € 2.465,99 per maand en een gemiddelde ploegentoeslag van € 229,77.
Het Uwv gaat er daarbij vanuit dat de ploegentoeslag die de Rabobank heeft uitbetaald in de periode juni 2018 tot en met oktober 2018 is inbegrepen in het stamsalaris, zoals dat op de loonstroken over deze maanden is vermeld.
9. Eiseres stelt dat de ploegentoeslag over de maanden juni 2018 tot en met oktober
2018 geen deel uitmaakt van het basissalaris en dus ten onrechte niet is meegenomen in de berekening. Verder stelt zij dat niet 70% maar 100% van de ploegentoeslag moet worden gecompenseerd, omdat de ploegentoeslag niet moet worden aangemerkt als vaste looncomponent als bedoeld in artikel 4, aanhef en onder b, van de Regeling looncomponenten en arbeidsduur (hierna: de Regeling), maar als onderdeel van het bruto (uur)loon. Tot slot stelt zij dat op grond van de cao over de ploegentoeslag ook 8% vakantietoeslag moet worden berekend.

Het toetsingskader

10. In artikel 7:673e, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de compensatie gelijk is aan de transitievergoeding die de werkgever in verband met het eindigen van de arbeidsovereenkomst heeft verstrekt, maar niet meer bedraagt dan de transitievergoeding die op grond van de wet verschuldigd zou zijn op de dag na het verstrijken van het wettelijk ontslagverbod van 2 jaar (artikel 7:670, lid 1, onderdeel a, van het BW).
11. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit loonbegrip
vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (hierna: het Besluit) wordt - voor zover hier van belang - voor de berekening van de compensatie onder loon verstaan: het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt.
12. Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit - voor zover hier van belang – wordt
het loon vermeerderd met:
de vakantiebijslag en de vaste eindejaarsuitkering waar de werknemer binnen twaalf maanden aanspraak op zou hebben bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst, gedeeld door twaalf;
de overeengekomen vaste looncomponenten verschuldigd in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, gedeeld door twaalf.
13. In artikel 4, aanhef en onder b, van de Regeling worden ploegentoeslagen als vaste looncomponenten aangewezen.

Beoordeling door de rechtbank

14. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv de ploegentoeslag over de maanden juni 2018 tot en met oktober 2018 ten onrechte niet heeft meegenomen in de berekening van de compensatie. De rechtbank legt dat hierna uit.
15. In de arbeidsovereenkomst van eiseres met de werknemer is een bruto maandsalaris van
€ 2.465,99 en een bruto maandsalaris inclusief ploegentoeslag van € 3.043,03 overeengekomen. De 100% ploegentoeslag is dus bruto € 577,04.
Overeenkomstig de arbeidsovereenkomst is op de loonstroken van eiseres over de maanden november 2018 tot en met april 2019 het stamsalaris van € 2.465,99 bruto per maand vermeld. In verband met de loonkorting tot 70% tijdens het tweede ziektejaar betreft het stamsalaris € 1.726,19 bruto per maand. Daarnaast is volgens die loonstroken maandelijks
€ 403,93 bruto uitbetaald (70% van de ploegentoeslag van € 577,04).
Uit de loonstrook van de Rabobank van april 2018 blijkt dat 100% ploegentoeslag van € 577,04 bruto aan de werknemer is betaald. Op de loonstroken van de Rabobank over de maanden juni 2018 tot en met oktober 2018 is niet expliciet vermeld dat een ploegentoeslag is betaald. In deze loonstroken is, met uitzondering van juni 2018, een brutosalaris opgenomen van € 2.130,12. Dit bedrag komt exact overeen met het stamsalaris van
€ 1.726,19 dat eiseres heeft uitbetaald, vermeerderd met de ploegentoeslag van € 403,93. De rechtbank leidt hieruit af dat de Rabobank wel een ploegentoeslag heeft betaald, maar deze is verdisconteerd in het bedrag dat op de loonstroken als salaris is vermeld. Het Uwv had daarom in de berekening van de compensatie, naast het gehanteerde stamsalaris van
€ 2.465,99 bruto, ook de ploegentoeslag over de maanden juni 2018 tot en met oktober 2018 moeten betrekken.
16. Anders dan het Uwv vindt, wordt de ploegentoeslag die is inbegrepen in het salaris op de loonstroken van de Rabobank in de periode juni 2018 tot en met oktober 2018 nu niet dubbel meegenomen. Aan de werknemer is immers feitelijk 70% van het stamsalaris en ploegentoeslag uitbetaald ten bedrage van bruto € 2.130,12 per maand, terwijl bij de berekening van de transitievergoeding moet worden uitgegaan van het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand van € 2.465,99 (artikel 2, eerste lid aanhef en onder a van het Besluit) (dus 100% van het stamsalaris).
17. Eiseres wordt niet gevolgd in haar stelling dat de ploegentoeslag geen vaste looncomponent is, maar onderdeel is van het brutoloon en daarom voor 100% moet worden meegenomen in de berekening van de compensatie
.Dit kan niet worden afgeleid uit de arbeidsovereenkomst met de werknemer. Dat de werknemer over een heel lange periode steeds hetzelfde bedrag aan ploegentoeslag heeft gekregen, maakt op zichzelf nog niet dat feitelijk niet meer van een ploegentoeslag kan worden gesproken. Pas op de zitting heeft eiseres ter onderbouwing verwezen naar de cao van de Rabobank, waaruit zou volgen dat voor 60-plussers de ploegentoeslag tot aan de pensioengerechtigde leeftijd een vast onderdeel is (geworden) van het brutoloon. Omdat eiseres niet heeft onderbouwd dat de werknemer daadwerkelijk recht had op 100% ploegentoeslag, gaat de rechtbank aan deze stelling voorbij
.
18. Eiseres wordt evenmin gevolgd in haar stelling dat op grond van de cao [cao] de
vakantietoeslag ook over de ploegentoeslag moet worden berekend. Het Uwv moet immers de systematiek volgen uit het Besluit. Het Uwv heeft het vakantiegeld berekend conform artikel 3, eerste lid, onder a, van het Besluit. Daaruit volgt niet dat het vakantiegeld ook over de ploegentoeslag moet worden berekend.

Conclusie

19. Gelet op wat hiervoor onder 15. is overwogen is het beroep gegrond. De rechtbank zal
het bestreden besluit vernietigen. Omdat duidelijk is wat het Uwv moet doen, namelijk de ploegentoeslag van € 403,93 per maand over de maanden juni 2018 tot en met oktober 2018 meenemen in de berekening van de compensatie, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het toepassen van een bestuurlijke lus. Het Uwv zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Deze termijn begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiseres het door
haar betaalde griffierecht van € 360,- vergoeden. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op om binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak gezag van gewijsde heeft gekregen, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzitter, en mr. R.C. Stijnen en mr. J.R. van Es-de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 juni 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.