ECLI:NL:RBMNE:2022:2362

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/165
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen, heeft zijn beroep op 11 mei 2022 ingetrokken nadat verweerder had voldaan aan zijn verzoek om compensatie voor kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker om proceskostenvergoeding. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen tot betaling van proceskosten indien het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder de proceskosten van verzoeker moet vergoeden, omdat het beroep is ingetrokken na tegemoetkoming door verweerder. De proceskosten zijn vastgesteld op € 379,50, en daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 50,- aan verzoeker betalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/165

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B. Eskes),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Verzoeker is op 13 januari 2022 in beroep gegaan tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 13 april 2022 aan verzoeker een vooraankondiging compensatie kinderopvangtoeslag gestuurd.
3. Bij brief van 11 mei 2022 heeft verzoeker laten weten dat verweerder heeft gedaan wat hij wilde, namelijk het betalen van dwangsommen en een inhoudelijke behandeling van eisers beroep. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker.
4. De rechtbank kan in geval van intrekking van het beroep het bestuursorgaan op grond van artikel 8:75a van de Awb op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten veroordelen indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken, omdat verweerder is tegemoetgekomen aan verzoeker. Verweerder zal de proceskosten van verzoeker dus moeten betalen.
5. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
6. Verweerder moet ook het griffierecht van € 50,- aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.