ECLI:NL:RBMNE:2022:2351

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
9667719 AC EXPL 22-318
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van huurovereenkomsten door camping eigenaar

In deze zaak vorderden de huurders van een camping dat de kantonrechter zou verklaren dat de opzegging van hun huurovereenkomsten door de eigenaar van de camping onrechtmatig was. De huurders hadden huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd gesloten voor standplaatsen op de camping, maar de eigenaar had deze opgezegd met een brief van 6 september 2021. De huurders stelden dat de opzegging in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, omdat de eigenaar hen niet tijdig had geïnformeerd over toekomstplannen en hen niet de kans had gegeven om hun belangen te behartigen. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat de eigenaar niet had voldaan aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. De huurovereenkomsten bleven daardoor bestaan en de huurders mochten hun standplaatsen behouden. De kantonrechter wees ook de vorderingen in reconventie van de eigenaar af, die de huurders had willen dwingen om de standplaatsen te ontruimen. De eigenaar werd veroordeeld in de proceskosten van de huurders.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9667719 AC EXPL 22-318 MdG/51411
Vonnis van 22 juni 2022
inzake

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres sub 1] ,

2.[eiseres sub 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [eiseres sub 2] ,

3.[eiseres sub 3] en [eiser sub 3] ,

wonende te [woonplaats 3] ,
verder ook te noemen [eiseres sub 3] ,

4.[eiseres sub 4] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres sub 4] ,

5.[eiser sub 5] en [eiseres sub 5] ,

wonende te [woonplaats 4] ,
verder ook te noemen [eiser sub 5] ,

6.[eiser sub 6] ,

wonende te [woonplaats 5] ,
verder ook te noemen [eiser sub 6] ,

7.[eiser sub 7] ,

wonende te [woonplaats 6] ,
verder ook te noemen [eiser sub 7] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
verder ook gezamenlijk te noemen de huurders,
gemachtigde: mr. D.F. Briedé,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A. Nijenhuis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele provisionele vordering,
- de incidentele conclusie van antwoord,
- het vonnis in het incident,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie,
- de bij e-mail van 25 mei 2022 aan de zijde van de huurders toegezonden producties,
- de mondelinge behandeling van 27 mei 2022. Hierbij waren de huurders aanwezig met hun gemachtigde. [gedaagde] werd vertegenwoordigd door dhr. [A] en mrs. A. Nijenhuis en [B] . Partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord en hun standpunten toegelicht. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de huurders hun incidentele vordering ingetrokken.
1.2.
Op de dagvaarding stonden als eisers ook [C] en [D] . Op 16 en 19 juni 2022 hebben zij en [gedaagde] de kantonrechter laten weten dat zij een regeling hebben getroffen en verzochten zij doorhaling van hun zaak op de rol. De kantonrechter beschouwt de zaak tussen hen en [gedaagde] daarom als geëindigd en betrekt hen niet bij de beoordeling van de zaak.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
De huurders hebben allen, los van elkaar en op verschillende momenten, een huurovereenkomst met (een rechtsvoorganger van) [gedaagde] gesloten voor een stuk onbebouwde grond op de camping ‘ [onderneming] ’ in [plaats] ( [.] ) (hierna ook: de camping of het vakantiepark). Op de gehuurde grond hebben de huurders een eigen chalet/stacaravan (hierna: chalet) staan.
2.2.
[gedaagde] , met dhr. [E] en dhr. [F] als aandeelhouders, heeft de camping op 1 april 2021 gekocht van [onderneming] B.V.
2.3.
[eiseres sub 1] , [eiseres sub 3] , [eiseres sub 4] , [eiser sub 6] en [eiser sub 7] hebben in 2021 een nieuwe huurovereenkomst met [gedaagde] getekend, waarin een opzegtermijn van twee maanden is opgenomen en een einddatum van 31 december 2021.
2.4.
Per 1 september 2021 hebben [E] en [F] de aandelen van [gedaagde] overgedragen aan dhr. [A] en dhr. [G] .
2.5.
Op 6 september 2021 heeft [gedaagde] een opzeggingsbrief aan de huurders verstuurd, waarin zij de huurovereenkomst opzegt per 31 december 2021.
2.6.
De huurders die in deze procedure betrokken zijn, hebben hun standplaats niet ontruimd.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
De huurders vorderen bij dagvaarding dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat ten aanzien van het sluiten van contracten [gedaagde] onrechtmatig dan wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid jegens de huurders heeft gehandeld door hen niet tijdig te informeren omtrent de toekomstplannen en de consequenties daarvan voor de zittende en komende huurders;
voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig dan wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid jegens de huurders heeft gehandeld door hen vanaf april 2021 dan wel het voorjaar van 2021 niet eerder op het terrein toe te laten dan nadat zij voor een nieuwe tijdelijke huurovereenkomst hadden getekend;
voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig dan wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid jegens de huurders heeft gehandeld door zich bij de opzegging van de huurovereenkomsten niet de gerechtvaardigde belangen van de huurders aan te trekken en de gevolgen van haar plannen met hen af te stemmen;
voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig dan wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid jegens de huurders heeft gehandeld door te dreigen met een feitelijke ontruiming na 31 januari 2022 terwijl zij hiervoor geen gerechtelijk bevel had;
voor recht verklaart dat [gedaagde] bij opzegging van de huurovereenkomst misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW heeft gemaakt althans dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en de huurovereenkomsten doorlopen en niet zijn geëindigd;
voor zover het onrechtmatig en het met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid strijdig handelen van [gedaagde] niet aan opzegging in de weg stond: verklaart voor recht dat de opzegging onrechtmatig dan wel onredelijk was doordat de einddatum van 31 december 2021 is gebruikt, zonder acht te slaan op de gerechtvaardigde belangen van de huurders;
voor zover de opzegging rechtsgeldig zou zijn, de opzegtermijn converteert in een redelijke opzegtermijn van 1 jaar vanaf het datum van het vonnis;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan de huurders nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en in dat kader haar op te dragen binnen 7 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis in overleg met de huurders een taxateur aan te wijzen die op gezamenlijk verzoek per huurder de resterende waarde van de investeringen / objecten, de (verhuis)kosten zal vaststellen althans tot betaling van een schadevergoeding nader door de kantonrechter in goede justitie te begroten / bepalen aan de hand van de RECRON-voorwaarden althans de redelijkheid en billijkheid;
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding als ook de nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stellen de huurders - kort gezegd - dat [gedaagde] onrechtmatig danwel in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld bij de opzegging van de huurovereenkomsten en de huurovereenkomsten daarom niet zijn geëindigd. En voor zover de huurovereenkomsten wel zijn geëindigd, heeft [gedaagde] bij de opzegging onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de individuele huurders.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van de huurders in de proceskosten.
In reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
de huurders veroordeelt om de bij hen in gebruik zijnde delen van de onroerende zaak (voormalige standplaatsen [standplaats 1] , [standplaats 2] , [standplaats 3] , [standplaats 4] , [standplaats 5] , [standplaats 6] , [standplaats 7] ), staande en gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummer [nummer] , binnen vijf dagen na betekening van het te dezen wijzen vonnis, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen met al degenen die en al hetgeen dat zich daarop van zijnswege bevinden respectievelijk bevindt, en vervolgens ontruimd te houden, met machtiging van [gedaagde] om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze ontruiming zelf te bewerkstelligen, met de hulp van de sterke arm van politie en justitie, en op kosten van de huurders, voor welke kosten zij hoofdelijk aansprakelijk zijn, met gelasting van hen deze kosten aan [gedaagde] te voldoen, dit alles tegen een vergoeding van [gedaagde] aan de huurders van nihil;
zal bepalen dat dit ontruimingsvonnis binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn na de dag van de uitspraak of indien de tenuitvoerlegging van het vonnis na verloop van een bepaalde termijn wordt toegestaan tot één jaar dan wel een in goede justitie te bepalen termijn na de dag, waarop die termijn verstrijkt, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel op de onroerende zaak (standplaatsen [standplaats 1] , [standplaats 2] , [standplaats 3] , [standplaats 4] , [standplaats 5] , [standplaats 6] , [standplaats 7] ), staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummer [nummer] , betreedt en telkens wanneer zich dit voordoet;
subsidiair
3. de huurders veroordeelt om de bij hen in gebruik zijnde deel van de onroerende zaak (voormalige standplaatsen [standplaats 1] , [standplaats 2] , [standplaats 3] , [standplaats 4] , [standplaats 5] , [standplaats 6] , [standplaats 7] ), staande en gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummer [nummer] , binnen vijf dagen na betekening van het te dezen wijzen vonnis, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen met al degenen die en al hetgeen dat zich daarop van zijnswege bevinden respectievelijk bevindt, en vervolgens ontruimd te houden, met machtiging van [gedaagde] om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze ontruiming zelf te bewerkstelligen, met de hulp van de sterke arm van politie en justitie, en op kosten van de huurders, voor welke kosten zij hoofdelijk aansprakelijk zijn, met gelasting van hen deze kosten aan [gedaagde] te voldoen, dit alles tegen een vergoeding van [gedaagde] van € 1.482,- per huurder;
4. zal bepalen dat dit ontruimingsvonnis binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn na de dag van de uitspraak of indien de tenuitvoerlegging van het vonnis na verloop van een bepaalde termijn wordt toegestaan tot één jaar dan wel een in goede justitie te bepalen termijn na de dag, waarop die termijn verstrijkt, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel op de onroerende zaak (standplaatsen [standplaats 1] , [standplaats 2] , [standplaats 3] , [standplaats 4] , [standplaats 5] , [standplaats 6] , [standplaats 7] ), staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummer [nummer] , betreedt en telkens wanneer zich dit voordoet;
meer subsidiair
5. de huurders veroordeelt om de bij hen in gebruik zijnde deel van de onroerende zaak (voormalige standplaatsen [standplaats 1] , [standplaats 2] , [standplaats 3] , [standplaats 4] , [standplaats 5] , [standplaats 6] , [standplaats 7] ), staande en gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummer [nummer] , binnen vijf dagen na betekening van het te dezen wijzen vonnis, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen met al degenen die en al hetgeen dat zich daarop van zijnswege bevinden respectievelijk bevindt, en vervolgens ontruimd te houden, met machtiging van [gedaagde] om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze ontruiming zelf te bewerkstelligen, met de hulp van de sterke arm van politie en justitie, en op kosten van de huurders, voor welke kosten zij hoofdelijk aansprakelijk zijn, met gelasting van hen deze kosten aan [gedaagde] te voldoen, dit alles tegen een vergoeding van [gedaagde] aan de huurders in goede justitie te bepalen;
6. zal bepalen dat dit ontruimingsvonnis binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar, dan wel een in goede justitie te bepalen termijn na de dag van de uitspraak of indien de tenuitvoerlegging van het vonnis na verloop van een bepaalde termijn wordt toegestaan tot één jaar dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn na de dag, waarop die termijn verstrijkt, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel op de onroerende zaak (standplaatsen [standplaats 1] , [standplaats 2] , [standplaats 3] , [standplaats 4] , [standplaats 5] , [standplaats 6] , [standplaats 7] ), staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummer [nummer] , betreedt en telkens wanneer zich dit voordoet;
in alle gevallen
7. de huurders veroordeelt in de kosten van deze procedure, met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de vijftiende dag na de datum van het te dezen te wijzen vonnis.
3.5.
[gedaagde] legt - kort gezegd - aan haar vordering ten grondslag dat zij de huurovereenkomsten met de huurders rechtsgeldig heeft opgezegd, zodat de huurders ten onrechte de gehuurde grond niet leeg hebben opgeleverd.
3.6.
De huurders hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil gaat in de kern om de vraag of [gedaagde] de huurovereenkomsten met de huurders bij brief van 6 september 2021 rechtsgeldig heeft kunnen opzeggen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat dat op deze manier niet had gekund en legt dat oordeel hieronder uit.
Opzegbaarheid overeenkomsten [eiseres sub 1] , [eiseres sub 3] , [eiseres sub 4] , [eiser sub 6] en [eiser sub 7]
4.2.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres sub 1] , [eiseres sub 3] , [eiseres sub 4] , [eiser sub 6] en [eiser sub 7] een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd hadden. De opzeggingen van [gedaagde] worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:228 lid 2 BW, waarin is bepaald dat de huur die voor onbepaalde tijd is aangegaan, door opzegging eindigt. Als de huur betrekking heeft op onbebouwde grond, zoals in dit geval, dient de opzegging te geschieden op een termijn van ten minste een maand. Op grond van de door hen getekende overeenkomsten is de opzegtermijn twee maanden. Hieruit volgt dat [gedaagde] de huur van de standplaatsen – in beginsel – heeft kunnen opzeggen. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen echter meebrengen dat de opzegging, in de concrete omstandigheden van het geval, alleen tot het beoogde rechtsgevolg kan leiden als voor die opzegging een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Ook kan uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien dat de opzeggende partij een bepaalde opzegtermijn in acht moet nemen en/of zijn wederpartij schadeloos dient te stellen, als hij van zijn opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt. [1] Of hiervan sprake is, wordt hierna beoordeeld.
Opzegbaarheid overeenkomsten [eiser sub 5] en [eiseres sub 2]
4.3.
[eiser sub 5] en [eiseres sub 2] hebben op 1 mei 2021 respectievelijk 29 mei 2021 een huurovereenkomst gesloten. Beide huurovereenkomsten zijn aangegaan voor bepaalde tijd, tot 31 december 2021. In beide overeenkomsten staat een opzegtermijn van twee maanden. [eiseres sub 2] en [eiser sub 5] voeren desondanks aan dat sprake is van huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd, omdat zij bij aanvang van de huurovereenkomsten met de beheerder hadden gesproken en de beheerder had toegezegd dat er op de camping de komende vijf tot tien jaar niks zou gebeuren en dit essentieel voor [eiseres sub 2] en [eiser sub 5] was om de overeenkomsten te sluiten.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van huurovereenkomsten voor bepaalde tijd, zodat deze overeenkomsten onder het bereik van artikel 7:228 lid 1 BW vallen. De omstandigheid dat [gedaagde] de verwachting heeft gewekt dat de huurders nog gedurende vele jaren hun standplaats mochten blijven huren, zorgt er niet voor dat een andere overeenkomst, namelijk een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, is ontstaan. Dat die verwachting door [gedaagde] is gewekt, is in deze procedure komen vast te staan. [gedaagde] heeft namelijk onvoldoende betwist dat [eiseres sub 2] en [eiser sub 5] bij het sluiten van de overeenkomsten met de beheerder hebben besproken dat de volgende vijf tot tien jaar niks zou veranderen op de camping en zij daar zouden kunnen blijven. Omdat op grond van de huurovereenkomst de overeenkomst alleen kan eindigen door opzegging en de huurovereenkomsten ondanks de gewekte verwachtingen binnen nog geen half jaar zijn opgezegd, terwijl [eiseres sub 2] en [eiser sub 5] veel kosten hebben moeten maken bij aanvang van de huur, kan ook in dit geval de huurovereenkomst niet zonder meer eindigen door de opzegging. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen mee dat de opzegging, in deze concrete omstandigheden, alleen tot het beoogde rechtsgevolg kan leiden als voor die opzegging een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Ook kan uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien dat de opzeggende partij een bepaalde opzegtermijn in acht moet nemen en/of zijn wederpartij schadeloos dient te stellen, als hij van zijn opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt. De kantonrechter legt in dit geval dus dezelfde toets aan als bij de huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd.
Zwaarwegend belang en schadevergoeding
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengen de redelijkheid en billijkheid en de aard en de inhoud van de tussen de huurders en [gedaagde] gesloten huurovereenkomsten met zich dat enerzijds een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging moet bestaan en dat anderzijds de opzegging gepaard moet gaan met een aanbod tot betaling van een redelijke vergoeding. Hierbij is van belang dat de huurders forse investeringen in hun chalets hebben gedaan, deze chalets niet ergens anders meer geplaatst kunnen worden en de opzegtermijn relatief kort was. Daarbij is ook van belang dat [gedaagde] in de communicatie naar de huurders de bedoeling heeft uitgesproken dat de huurders een plek op het vakantiepark zouden kunnen houden.
4.6.
In dit geval is een voldoende zwaarwegend belang aan de orde: de herstructureringsplannen van [gedaagde] . In tegenstelling tot bij de toepasselijkheid van de RECRON-voorwaarden, hoeven de plannen nog niet zo concreet te zijn als de huurders stellen dat zij moeten zijn. In dit geval hadden de vorige aandeelhouders van [gedaagde] onderzocht of de camping op een andere manier geherstructureerd kon worden (met behoud van standplaatsen voor de huurders) en zij kwamen tot de conclusie dat alleen een volledige herstructurering tot een kansrijke exploitatie kon leiden. De huidige aandeelhouders van [gedaagde] wisten daarom bij de overname dat een volledige herstructurering de enige mogelijkheid was. Dat de eerste tekeningen van oktober 2021 zijn en er geen vergunningen zijn aangevraagd voor de hele herstructurering (als dat al nodig is), maakt niet dat [gedaagde] geen zwaarwegend belang heeft bij de opzegging.
4.7.
[gedaagde] heeft echter niet voldaan aan de tweede voorwaarde: het aanbod tot betaling van een redelijke vergoeding. [gedaagde] heeft geen (geldelijk) aanbod gedaan aan de huurders, laat staan een aanbod waarin rekening is gehouden met alle omstandigheden van het geval. Zij heeft vooral maatregelen genomen om de huurders zo snel mogelijk van het terrein af te helpen, zonder hen een redelijke vergoeding aan te bieden. Ook als [gedaagde] , zoals zij stelt en door de huurders wordt betwist, heeft aangeboden de chalets op haar kosten te slopen en af te voeren, is dat onvoldoende. Dit aanbod houdt geen rekening met de omstandigheden van de individuele huurders en gesteld noch gebleken is dat zij dit aanbod heeft gedaan bij de opzegging van de overeenkomst.
Dit betekent dat vanwege het ontbreken van een aanbod tot betaling van een redelijke vergoeding ten aanzien van de huurders de opzegging geen effect sorteert.
4.8.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat voor recht wordt verklaard dat de opzeggingen door [gedaagde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, de huurovereenkomsten doorlopen en niet zijn geëindigd.
Dit heeft ook tot gevolg dat de vorderingen in reconventie worden afgewezen.
4.9.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat de huurders als gebruikelijk toegang moeten krijgen tot hun standplaatsen en [gedaagde] de slagboom niet zonder reden voor hen mag sluiten. Verder mag [gedaagde] niet zonder ontruimingsvonnis de ontruiming van de huurders aanzeggen, zoals zij eerder wel heeft gepoogd te doen.
De overige vorderingen
4.10.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de huurders desgevraagd beaamd dat de overige verklaringen voor recht (1 tot en met 4) volgens hem de factoren zijn op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat de opzegging niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Omdat de huurders geen (zelfstandig) belang bij de verschillende verklaringen voor recht hebben gesteld, zullen deze vorderingen worden afgewezen. De vorderingen 6 en 7 zijn voorwaardelijke vorderingen. Omdat aan die voorwaarden niet is voldaan, komt de kantonrechter aan een beoordeling van die vorderingen niet toe.
4.11.
De vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure zal ook worden afgewezen. Aan deze vordering ligt ten grondslag dat de huurders schade lijden door de opzegging, die - kort gezegd - bestaat uit kosten voor hun standplaats en hun chalet, of de verhuizing of sloop ervan. Omdat de opzegging niet rechtsgeldig is en de huurovereenkomsten niet zijn geëindigd, is deze schade (op dit moment) niet aan de orde en kan geen verwijzing naar de schadestaatprocedure volgen.
Hoe nu verder
4.12.
De kantonrechter overweegt ook nog het volgende. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de huurders aangegeven dat gelet op de situatie op het vakantiepark, het eigenlijk niet meer mogelijk is om op het park te verblijven. Door de uitkomst van deze procedure hebben de huurders wel recht om nog op hun standplaats te verblijven.
Partijen hebben nu verschillende procedures tegen elkaar gevoerd. Tijdens deze procedures hebben partijen geprobeerd om afspraken ter beëindiging van hun geschil te maken. Dat is telkens niet gelukt. De herstructurering van het vakantiepark gaat door en ondervindt hinder van de ontstane patstelling. De herstructurering loopt hierdoor vertraging op en dat betekent hogere kosten en/of minder inkomsten voor [gedaagde] . Anderzijds blijft voor de huurders de situatie onzeker. Door de herstructurering kunnen zij niet meer op de door hen gewenste wijze op het vakantiepark verblijven. De huurovereenkomst is blijven bestaan, waarbij de onzekerheid blijft over de afhandeling van de huurrelatie. Om nog meer juridische procedures - en de daarmee gemoeide kosten - te voorkomen, geeft de kantonrechter partijen uitdrukkelijk in overweging om opnieuw met elkaar in gesprek te gaan om hun geschil in der minne te regelen.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de huurders worden in conventie begroot op € 963,17 (bestaande uit € 131,17 aan dagvaardingskosten, € 86,00 aan griffierecht en € 746,00 aan salaris gemachtigde). De kosten aan de zijde van de huurders worden in reconventie begroot op € 187,00, waarbij het salaris is gehalveerd door de samenhang met de vordering in conventie.
De nakosten worden in conventie op de gebruikelijke en hierna weergegeven wijze toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de opzeggingen door [gedaagde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn en de huurovereenkomsten doorlopen en niet zijn geëindigd;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de huurders, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 963,17, waarin begrepen € 746,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart bovenstaande kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de huurders, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 178,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.

Voetnoten

1.Hoge Raad 29 juni 2012,