7.3.Ten aanzien van onroerende zaak 2, de opslag, is de rechtbank eveneens van oordeel dat aannemelijk is dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Verweerders taxateur heeft er op de zitting op gewezen dat de opslagruimte bij onroerende zaak 3 is gewaardeerd op € 62,- p/m². Hij onderbouwt deze waarde met de huurwaardes van de opslagruimtes van de referentieobjecten [adres 4] (€ 90,- p/m²) en [adres 5] (€ 120,- p/m² voor de opslag op de begane grond en € 40,- p/m² voor de opslagruimte in de kelder). De taxateur heeft toegelicht dat los te verhuren opslagruimtes, zoals die van eiser, minder courant zijn dan opslagruimtes die onderdeel zijn van een winkel. Onroerende zaak 2 is incouranter omdat deze boven een andere onroerende zaak gelegen. Daarom is voor onroerende zaak 2 uitgegaan van een lagere huurwaarde van € 50,- p/m² (totaal € 3.000,-). Gelet op de huurwaardes van [adres 4] en [adres 5] , de voor deze referentieobjecten gehanteerde kapitalisatiefactoren van 10,9 en 13,6 en gelet op de huurwaarde en kapitalisatiefactor van de opslagruimte bij onroerende zaak 3, vindt de rechtbank de huurwaarde en de kapitalisatiefactor van 8,3 niet te hoog voor onroerende zaak 2.
8. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd ziet op de WOZ-waardes van onroerende zaak 1 en 3 (de onroerende zaken). Wat is aangevoerd, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Zij legt dat hierna uit.
9. Eiser voert aan dat de referentieobjecten niet vergelijkbaar zijn met de onroerende zaken, omdat zij anders dan de onroerende zaken geen historische panden zijn met een voormalige woonfunctie.
10. De rechtbank is het niet eens met eiser. Verweerder heeft weliswaar aangesloten bij twee referentieobjecten uit bouwjaar 1933 en 1994, maar dit maakt ze nog niet onbruikbaar als onderbouwingen van de WOZ-waardes van de onroerende zaken. De door verweerder gehanteerde referentieobjecten hoeven namelijk niet identiek te zijn aan de onroerende zaken. De referentieobjecten moeten een redelijke afspiegeling van de markt vormen, waarop ook de onroerende zaken te koop zouden kunnen worden aangeboden. Volgens de rechtbank is daarvan sprake gelet op onder meer het type, de ligging en grootte. Verweerder heeft bovendien een referentieobject gehanteerd, [adres 3] , dat net als de onroerende zaken rond 1900 is gebouwd. Volgens de rechtbank heeft verweerder voldoende rekening gehouden met het historische karakter van de onroerende zaken door dit referentieobject te hanteren. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser voert aan dat verweerder bij de waardebepaling rekening dient te houden met de aanzienlijke omzetschade die de huurder van de onroerende zaken heeft geleden ten gevolge van een bestemmingsplanwijziging. Door de wijzigingen zijn er meer dan 100 parkeerplaatsen verloren gegaan die in de nabijheid van de onroerende zaken waren gelegen. Eiser heeft door de omzetschade bovendien een 39%-lagere huurprijs moeten afspreken.
12. De beroepsgrond slaagt niet. Gelet op het beoordelingskader volgend uit de Wet WOZ, kan omzetschade niet tot een lagere WOZ-waarde leiden. Voor het bepalen van de WOZ- waardes is relevant welk bedrag de meestbiedende koper op de waardepeildatum zou bieden voor de onroerende zaken. Dat de huidige huurder (aanzienlijke) omzetschade leidt is dan ook niet van directe invloed op de WOZ-waardes van de onroerende zaken. Over het eigen huurcijfer heeft de taxateur van verweerder toegelicht dat deze relevant is geweest voor het bepalen van de huurwaarde van de onroerende zaken, maar dat in dit geval ook naar andere huurcijfers van vergelijkbare referentieobjecten is gekeken die rond de waardepeildatum op de vrije markt tot stand zijn gekomen. Het eigen huurcijfer is namelijk tot stand gekomen na een verlenging van een bestaand -langlopend- huurcontract. De rechtbank kan deze toelichting volgen en vindt dat verweerder, nu niet kan worden gezegd dat het eigen huurcijfer geheel marktconform is, de WOZ-waardes van de onroerende zaken heeft kunnen onderbouwen met de huurcijfers van referentieobjecten.
13. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het waardedrukkende effect van de ligging van de onroerende zaken. Er zijn geen adequate parkeervoorzieningen meer aanwezig sinds het gewijzigde bestemmingsplan.
14. De beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat het referentieobject [adres 5] in dezelfde straat is gelegen als de onroerende zaken van eiser. Volgens hem maken de onroerende zaken en [adres 5] gebruik van dezelfde parkeervoorzieningen en blijkt uit het verkoopcijfer van dit referentieobject niet dat de waardes te hoog zijn vastgesteld. De rechtbank kan verweerders toelichting volgen. Zij oordeelt dat het aspect van de inadequate parkeervoorzieningen voldoende is verdisconteerd in de WOZ-waardes van de onroerende zaken, omdat de waardes zijn onderbouwd met het marktgegeven van een referentieobject dat in dezelfde straat is gelegen en waarvan verweerder onbetwist heeft toegelicht dat dit referentieobject gebruik maakt van dezelfde parkeervoorzieningen. De rechtbank vindt niet dat verweerder bij de waardebepaling extra rekening had moeten houden met mogelijk inadequate parkeervoorzieningen, gelet op het verkoopcijfer van [adres 5] van € 1.222.000,-, de huurwaarde van € 112 p/m² en de kapitalisatiefactor van 13,6.
15. Eiser heeft er op de zitting nog op gewezen dat hij ervaring heeft met andere winkeliers uit de buurt die zijn gestopt vanwege de wijziging van de infrastructuur en de parkeervoorzieningen. Dit kan niet tot een ander oordeel leiden, nu verweerder de waarde van de onroerende zaken mag onderbouwen met gerealiseerde verkoopcijfers, zoals die van [adres 5] .
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ-waardes niet te hoog zijn. De beroepen zijn ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.