ECLI:NL:RBMNE:2022:232

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
16.014749.21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersingen en wapenbezit door minderjarige verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2022, is een minderjarige verdachte aangeklaagd voor afpersing en wapenbezit. De zaak betreft drie feiten, waarbij de verdachte op 26 augustus 2020 in Almere met geweld of bedreiging met geweld twee slachtoffers heeft gedwongen tot afgifte van € 850,00 dat toebehoorde aan een supermarkt. Daarnaast heeft hij op 29 november 2020 een mes voorhanden gehad, en op 1 december 2020 heeft hij samen met anderen 42 telefoons afgenomen van een winkel in Lelystad, wederom met geweld of bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten, waarbij de verdachte zijn daden heeft bekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.014749.21 en 16.301815.20 en 16.148507.21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 januari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 september 2021 en 11 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, advocaat te [woonplaats] , alsmede mevrouw [A] namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , P.M. Boston van Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) en I. Goedhart van de Raad voor de Kinderbescherming (op de terechtzitting van 21 september 2021) naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16.014749.21 (hierna: feit 1):
op 26 augustus 2020 in Almere met geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot afgifte van een bedrag van € 850,00 dat aan [supermarkt] toebehoorde
en/of
€ 850,00 heeft gestolen van [supermarkt] met geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ;
parketnummer 16.301815.20 (hierna: feit 2):
op 29 november 2020 in Almere een mes, waarvan het lemmet meer dan één snijkant heeft, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16.148507.21 (hierna: feit 3):
op 1 december 2020 in Lelystad, samen met één of meer anderen, met geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van 42 telefoons die toebehoorden aan de [winkel] winkel aan [adres] .
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.014749.21, 16.301815.20 en 16.148507.21 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2 en 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 (eerste cumulatief/alternatief) ten laste gelegde afpersing en het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 (tweede cumulatief/alternatief) ten laste gelegde diefstal met geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op hetzelfde standpunt gesteld als de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen.
Feit 1 (afpersing [supermarkt] ):
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 september 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 augustus 2020, genummerd PL0900-2020277847-2, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 3] , doorgenummerde pagina’s 62 t/m 65;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 augustus 2020, genummerd PL0900-2020277847-5, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 4] , doorgenummerde pagina’s 67 t/m 68;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2020, BHV-nummer 2020277847 en proces-verbaalnummer 10, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen en/of het relaas van verbalisant [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina 118.
Feit 2 (wapenbezit):
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 september 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2020, genummerd PL0900-2020389081-3, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen en/of het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s 16 t/m 17;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen van 29 november 2020, genummerd PL0900-2020389081-7, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen en/of het relaas van verbalisant [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina 22.
Feit 3 (afpersing [winkel] -winkel):
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 januari 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 december 2020, met bijlagen, genummerd PL0900-2020390998-8, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina’s 188 t/m 199;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 december 2020, genummerd PL0900-2020391120-2, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina’s 207 t/m 210.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 26 augustus 2020 te Almere met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van ca 850 euro, dat aan de [supermarkt] toebehoorde, bestaande de bedreiging met geweld uit het
- betreden van die supermarkt met een capuchon, zonnebril, een sjaal en/of een buff over het hoofd en voor het gezicht en
- betreden van die supermarkt waarin die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich bevonden, voorzien van een mes en
- het dreigend voorhouden van een mes aan die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- het toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] om de kassalade te openen en het geld uit de kassa lade in een tas te doen/stoppen;
2.
op 29 november 2020 te Almere, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes waarvan het lemmet meer dan een snijkant heeft, voorhanden heeft gehad;
3.
op 1 december 2020 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 42 telefoons, die aan [winkel] , filiaal [adres] , toebehoorden door
- met gezichtsbedekking en een muts op en met donkere kleding aan en met in hun handen een mes, de [winkel] winkel, filiaal gelegen aan [adres] , binnen te gaan en
- daarbij tegen de aldaar aanwezige [slachtoffer 1] te zeggen: ‘Rustig blijven, ik wil telefoons’, en
- messen voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zichtbaar vast te houden en
- met [slachtoffer 1] mee te lopen naar de kluis en daarbij een mes, in de richting van [slachtoffer 1] te houden en
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen: ‘op je knieën, geen 112’ en
- terwijl [slachtoffer 1] voornoemde telefoons in tassen stopte, messen in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gericht te houden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
afpersing;
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 3:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een rapport van 1 april 2021, opgemaakt door drs. W. van der Meer, orthopedagoog-generalist, in parketnummer 16.014749.21;
  • een rapport van 10 december 2021, opgemaakt door R.M. Smits MSc, registerpsycholoog NIP/Kinder- en Jeugd, in parketnummer 16.148507.21.
Uit het rapport van W. van der Meer volgt dat verdachte met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. R.M. Smits heeft gerapporteerd dat zij, vanwege de proceshouding van verdachte waarbij hij slechts zeer summier het delict heeft willen bespreken, geen betrouwbare uitspraak kan doen over de doorwerking van de bij verdachte bestaande problematiek in het onder 3 ten laste gelegde en daarmee over de mate van toerekenen.
De rechtbank is gelet op de conclusies van de deskundige Van der Meer van oordeel dat het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Gelet op de aard van de bij verdachte bestaande stoornissen gaat de rechtbank ervan uit dat deze stoornissen ook hebben doorgewerkt in het onder 2 en 3 ten laste gelegde en zal zij dat in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot
- een jeugddetentie van 300 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 246 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de door SAVE geadviseerde bijzondere voorwaarden en een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] ;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten van langer geleden zijn en verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, hetgeen in de op te leggen straf moet worden meegenomen. Een werkstraf wordt niet geadviseerd en bovendien zal het pedagogisch effect daarvan niet groot zijn, zodat dit niet moet worden opgelegd. De raadsman heeft verzocht om verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 235 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met daarbij de geadviseerde voorwaarden en het contactverbod met de medeverdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een supermarkt. Gewapend met een mes heeft hij twee kassières gedwongen om de inhoud van de kassa-lade in een tas te doen. Een aantal maanden later heeft verdachte zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een overval op een [winkel] -winkel. Ook toen is hij gewapend met een mes de winkel ingegaan en heeft hij, samen met zijn medeverdachte die ook een mes zichtbaar bij zich droeg, de daar aanwezige medewerkers gedwongen om achterin de winkel vanuit de kluis 42 kostbare telefoons in tassen te doen. Verdachte heeft met beide feiten laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans goederen en eigendommen en voor de lichamelijke integriteit en de gevoelens van anderen. Hij heeft de slachtoffers veel angst aangejaagd en uit de aangiftes en de slachtofferverklaring blijkt ook hoe intimiderend deze overvallen voor hen zijn geweest. De overvallen zijn bovendien gepleegd in een tijd waarin er in Almere veel telefoniewinkels zijn overvallen en verdachte heeft zo ook bijgedragen aan de enorme onrust die dit onder de winkeliers teweeg heeft gebracht.
Daarnaast heeft verdachte een mes, waarvan het lemmet twee snijkanten heeft, voorhanden gehad, wat hij gezien zijn leeftijd niet voorhanden mocht hebben. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee waarvan de gevolgen desastreus kunnen zijn. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 9 december 2021 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder een transactie aangeboden heeft gekregen voor vermogensdelicten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapporten. De deskundige Van der Meer adviseert een beschermde woonvorm waarbinnen verdachte structuur en begeleiding krijgt, afgestemd op zijn behoeften behorende bij zijn autismespectrumstoornis (ASS). Ook is het zinvol de psychomotorische therapie voort te zetten. Deze hulpverlening kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
De deskundige Smits is eveneens van mening dat de ingezette psychomotorische therapie geïndiceerd blijft. Aanvullend is een outreachende forensische behandeling nodig om de psychotische kwetsbaarheid te monitoren. Ook is procesdiagnostiek aangewezen. Een ambulant behandeltraject wordt als onvoldoende passend beschouwd. Er wordt gedacht aan een forensisch FACT-team waarbij zorg geboden wordt vanuit een multidisciplinair team in de omgeving van verdachte en met de mogelijkheid om de zorg naar behoefte op te schalen bij potentiële crisis(situaties). Dit alles kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft zich in een rapport van 13 december 2021, opgemaakt door I.N.F. Goedhart, aangesloten bij het voornoemde advies van deskundige Smits. Verdachte lijkt niet te leren van het vastzitten. Hij kreeg binnen de JJI de structuur en regels die hij in het dagelijks leven nodig heeft en daardoor deed hij het erg goed binnen een JJI, maar dit voelde voor hem niet als een straf. De Raad adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden:
1) meewerken aan beschermd/begeleid wonen bij een instelling die gespecialiseerd is in de problematiek van verdachte;
2) meewerken aan psychomotorische training;
3) meewerken aan hulp van ForFact, Topzorg of soortgelijke hulp;
4) naar school gaan volgens het rooster en naar vervolgonderwijs gaan;
5) invulling zoeken van de vrije tijd door middel van werk of een andere activiteit.
SAVE heeft in een rapport van 6 januari 2022, opgemaakt door P.M. Boston, geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij dezelfde voorwaarden als die door de Raad zijn geadviseerd. SAVE vindt het van belang dat een op te leggen jeugddetentie niet langer duurt dan het voorarrest, zodat verdachte de huidige positieve ontwikkelingen voort kan zetten. Ter terechtzitting van 11 januari 2022 is door de deskundige P.M. Boston verklaard dat verdachte per 1 februari 2022 beschermd/begeleid kan gaan wonen bij [instelling] in [woonplaats] . Hij krijgt daar een woon- en ambulant begeleider en ook hulp van een GZ-psycholoog.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een overval op een winkel uit van een jeugddetentie van vier maanden. Strafverzwarende factoren, zoals het feit dat verdachte één van de overvallen samen met een ander heeft begaan, dat er beide keren is bedreigd met een wapen, en het georganiseerde karakter van de groep van twee personen bij de overval op de [winkel] -winkel, zijn daarin nog niet meegenomen. Verdachte heeft twee overvallen begaan en een wapen voorhanden gehad, zodat er reden is om aan verdachte een hogere straf op te leggen dan een jeugddetentie van vier maanden. Echter omdat, zo blijkt uit de rapportages, verdachte niet leert van een jeugddetentie, hulpverlening dringend nodig is en de rechtbank de huidige positieve ontwikkelingen niet wil doorkruisen, zal de rechtbank aan verdachte geen langere jeugddetentie opleggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 235 dagen, met aftrek van het voorarrest. Een gedeelte van 180 dagen zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte de hulp en begeleiding krijgt, zoals deze door de Raad en SAVE zijn geadviseerd. Daarom zal de rechtbank aan dit voorwaardelijk deel de volgende bijzondere voorwaarden verbinden:
1) meewerken aan beschermd/begeleid wonen bij [instelling] of een soortgelijke instelling die gespecialiseerd is in de problematiek van verdachte;
2) meewerken aan psychomotorische therapie bij ’s Heeren Loo;
3) meewerken aan hulp van ForFact, Topzorg of soortgelijke hulp;
4) naar school gaan volgens het rooster en naar vervolgonderwijs gaan;
5) zich inzetten voor het vinden en behouden van een goed ingevulde vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport;
6) een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte] .
Deze bijzondere voorwaarden worden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Omdat een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 55 dagen uit het oogpunt van vergelding een te lichte straf is voor twee gewapende overvallen en om aan verdachte duidelijk te maken wat de gevolgen zijn van de keuzes die hij heeft gemaakt, zal de rechtbank hem daarnaast een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van tachtig uren opleggen. Verdachte heeft in het onderzoek van de psycholoog aangegeven dat hij het uitvoeren van een taakstraf onaangenaam vindt omdat hij niet wil werken zonder er geld voor te krijgen, zodat hij met deze straf de consequenties van zijn handelen des te meer zal ondervinden.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, gelet op de vrijheidsbenemende straf die aan verdachte wordt opgelegd, de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis opheffen. Dit betekent dat ook de elektronische controle zal worden beëindigd.

9.BESLAG

Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het onder parketnummer 16.014749.21 in beslag genomen voorwerp, te weten € 60,00, aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt, namelijk [supermarkt] te Almere.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.026,70. Dit bedrag bestaat uit € 26,70 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolgde van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen kunnen worden toegewezen, waarbij verdachte hoofdelijk moet worden veroordeeld, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zonder gijzeling.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van beide vorderingen geen verweer gevoerd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.026,70 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
De vordering van [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.000,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Ten aanzien van beide vorderingen
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die voornoemde benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de hierna te noemen bedragen:
  • [slachtoffer 1] van het bedrag van € 1.026,70, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • [slachtoffer 2] van het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zullen deze verplichtingen worden aangevuld met nul dagen gijzeling.
De betaling(en) die door verdachte of een mededader is/zijn gedaan aan de Staat wordt/worden op de verplichting(en) tot betaling aan voornoemde benadeelde partij(en) in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling(en) is/zijn gedaan aan de benadeelde partij(en).

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 54 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 (eerste alternatief/cumulatief), 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 (eerste alternatief/cumulatief), 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 235 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] geboren op [2004] te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van ’s Heeren Loo of een soortgelijke instelling, ten behoeve van psychomotorische therapie, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
*zich onder behandeling zal stellen van ForFact, Topzorg of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [instelling] , of een soortgelijke instelling die gespecialiseerd is in de problematiek van verdachte, ook als dit een buiten regionale plaatsing betreft, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij naar school zal gaan volgens het lesrooster en naar vervolgonderwijs gaat, goed te keuren door de reclassering;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij zich inzet voor het vinden en behouden van een goed ingevulde vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport, in afstemming met de reclassering;
- waarbij de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door Samen Veilig Midden-Nederland
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, in de vorm van een
werkstraf, van
80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen jeugddetentie;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp: € 60,00.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.026,70, bestaande uit een vergoeding van € 26,70 voor materiële schade en een vergoeding van € 1.000,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.026,70 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in parketnummer 16.014749.21 en heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in parketnummer 16.148507.21.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.W.M. van Hoof en mr. G.A. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 januari 2022.
Mr. Van Zwet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.014749.21
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Almere
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van ca 850 euro,
althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de
[supermarkt] toebehoorde,
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ca 850 euro,
althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan de [supermarkt] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
bestaande het geweld en/of de bedreiging met geweld uit het
- betreden van die supermarkt met een capuchon, zonnebril, een sjaal en/of
een buff over/op het hoofd en/of voor/om het gezicht, althans met een
zodanige bedekking van het gezicht dat herkenning niet mogelijk was,
althans werd bemoeilijkt en/of
- betreden van die supermarkt waarin die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich
bevond(en), voorzien van een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp en/of
- het dreigend voorhouden, althans tonen van een mes, althans een scherp
voorwerp aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- het meermalen, althans eenmaal toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 3]
en/of die [slachtoffer 4] om de kassalade te openen en/of het geld uit de kassa
lade in een tas te doen/stoppen, althans woorden van dergelijke dreigende
aard en/of strekking;
Parketnummer 16.301815.20
hij op of omstreeks 29 november 2020 te Almere,
terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
mes waarvan het lemmet meer dan een snijkant heeft,
voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 16.148507.21
hij, op of omstreeks 1 december 2020 te Lelystad, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere
(42) telefoons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] (filiaal [adres]
) en/of een derde toebehoorde(n)
door
- met gezichtsbedekking en/of een muts op en/of met donkere kleding aan en/of
met in zijn/hun hand(en) een of meer messen, althans (een) scherp(e) en/of
puntig(e) voorwerp(en), de [winkel] winkel (filiaal gelegen aan [adres] ) binnen
te gaan/rennen en/of
- ( daarbij) tegen de aldaar aanwezige [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen: ‘Rustig
blijven, ik wil telefoons, althans woorden van gelijke (bedreigende) aard en/of
strekking en/of
- een of meer messen, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), op die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of voor die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] zichtbaar vast te houden en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] mee te lopen naar de kluis en/of daarbij een of
meer messen, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), in de richting
van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: ‘op je knieën, geen 112’ en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] voornoemde telefoons in een of meer tassen stopte, een of
meer messen, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), in de richting
van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden.